Albert Dohmen (Holländer) & Elena Stikhina (Senta)© Andrea Kremper
A STAR IS BORN. AGAIN ! Dit keer had Baden-Badens festivalster Valery Gergiev zijn eigen Mariinsky orkest niet onder zijn hoede maar de onvolprezen Münchner Philharmoniker waarvan de onvermoeibare Osseet ook chefdirigent is. De Philharmoniker trad aan in een reuzenbezetting met niet minder dan 8 contrabassen. Het is goed dat de focus af en toe helemaal en uitsluitend op de muziek en de vocale prestaties komt te liggen. Een betere bestaansreden kan ik niet bedenken voor de concertante opvoering van een werk dat eigenlijk bedoeld is voor het theater. Ik moet bekennen dat het mijn waardering voor Wagners eersteling binnen de Bayreuthse canon positiever heeft beïnvloed dan alles wat ik voordien heb gehoord.
Om maar gelijk met de deur in huis te vallen, Elena Stikhina was een regelrechte sensatie, de zoveelste supergaaf zingende topsopraan uit het land van Gergievs boezemvriend Vladimir Poetin. Dromerig en vol zelfvertrouwen demonstreert ze haar kunstjes, niet alleen de virtuositeit daarvan maar ook de diepgang. Haar charismatische verschijning is jong en meisjesachtig. Dat maakt haar tot een gedroomde Senta en elke seconde van haar optreden toont ze hoe het personage bezit van haar heeft genomen. Ze doet niet alleen denken aan de jonge Nina Stemme, ze etaleert ook haar grotere talent als podiumpersoonlijkheid. We kijken nu al uit naar haar ongetwijfeld verschroeiende Cio-Cio San in Robert Wilsons Madama Butterfly in Amsterdam volgend seizoen. De stem zit perfect, zelfs in piano modus projecteert ze moeiteloos in de zaal. Haar dictie van het Duits is niet perfect maar zeer goed. Ze laat alleszins minder medeklinkers vallen dan Stemme. Probleemloos neemt ze de overgangen naar het borstregister. Ze kan de stem ook doen aanzwellen en in elke dramatische uithaal demonstreert ze welke geweldige lichte dramatische sopraan ze is.
Voor de zieke Bryn Terfel, de eigenlijke publiekstrekker van de affiche, werd een last-minute vervanging gevonden in Albert Dohmen, altijd al een saaie zanger geweest en zeker tijdens het laatste decennium waarin de stem aan aantrekkingskracht heeft verloren. Interpretatief is zijn voordracht eerder zwak. Een grote dynamisch differentiatie laat de stem allicht niet meer toe. Gelukkig levert Dohmen zijn beste prestatie tijdens het liefdesduet, door niks te willen bewijzen en zich maximaal te concentreren op schoonzang. Het liefdesduet kan daardoor het vocale hoogtepunt worden van de avond ook al wordt hij duidelijk overklast door zijn jongere partner.
Günther Groissböck heeft een iets te hoge bas voor de meeste grote Wagnerrollen die hij zingt en deze zong hij tussen twee Gurnemanzen door in Parijs. Over het vaderlijke timbre, even diep als een Gottlob Frick bijvoorbeeld, beschikt hij niet. Dat kan zich verbeteren met de jaren. Maar dit was perfect gearticuleerd en blakend van zelfvertrouwen fluit hij op de vingers naar zijn manschappen: een 10 voor interpretatie.
Eric Cutler is net zomin een grote Erik als dat hij een grote Lohengrin is. Voor de jager-verleider ontbeert hij het romige, stralende timbre en hij doet ook geen moeite om de partij te zingen met de vereiste italianità. Het pure zingen kan hij niet als een vanzelfsprekendheid doen lijken en de voordracht valt een beetje ruw uit, zeker in de belcanteske versieringen van zijn afscheidsaria. Af en toe een licht mekkerend vibrato.
Voor Okka von der Damerau vertoeft de partij van Mary te vaak in het borstregister. Het brengt haar regelmatig in de problemen.
Benjamin Bruns zong een gave Steuermann. Had hij de partij als een lichtjes croonende operettezanger gezongen dan had hij naast Fritz Wunderlich kunnen staan.
Het vrouwenkoor van het Philharmonischer Chor München was in staat tot adembenemende pianissimi tijdens Senta’s ballade. Het mannenkoor mocht zich stampvoetend uitleven tijdens “Steuermann, lass die Wacht”.
Het is altijd een goed teken wanneer je met gebalde vuisten naar Wagner zit te luisteren. Vraag maar aan Woody Allen. Grote delen van Valery Gergievs lezing waren zeer opwindend. Tekenend voor deze agogisch sterk gedifferentieerde lezing was de ouverture. Senta’s thema nam hij zeer traag en met secondenlange fermates. Dat zal hij vaker doen, nooit om te slepen altijd om extra spanning te creëren. Zo maakte de dirigent van Eriks droom een hoogtepunt. Het orkestrale inferno dat de gewekte spookbemanning van de Hollander veroorzaakt, verloor zich niet in chaos maar bleef beheerst klinken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten