woensdag 19 december 2018

Afscheid van 2018 : het eindejaarslijstje



Dit zijn mijn grand crus van het afgelopen jaar in chronologische volgorde:

OPERA LIVE

- Claus Guth met Die Walkure in Hamburg
- Andrea Breth met Il Prigioniero/Das Gehege in Brussel
- Sidi Larbi Cherkaoui met Pelléas et Mélisande in Antwerpen
- Claus Guth met Parsifal in Zürich
- Damiani Michieletto met Cavaleria Rusticana in Brussel
- Ivo van Hove met Macbeth in Lyon
- David Hermann met Aus einem Totenhaus in Frankfurt
- Dieter Dorn met Parsifal in Baden-Baden
- Olivier Py met Lohengrin in Brussel
- Peter Sellars met La Clemenza di Tito in Amsterdam
- Valery Gergiev met Der Fliegende Hollander in Baden-Baden
- Richard Jones met Billy Budd in Frankfurt
- Carlus Padrissa met Die Soldaten in Keulen
- Claus Guth met Die Lustige Witwe in Frankfurt
- Marc Soustrot met La Damnation de Faust in Antwerpen
- Christophe Coppens met Blauwbaard/Wonderbaarlijke Mandarijn in Brussel
- David Alden met Lohengrin in Gent
- Romeo Castellucci met Die Zauberflöte in Brussel
- Katie Mitchell met Jenufa in Amsterdam
- Barrie Kosky met Pelléas et Melisande in Straatsburg
- Krzysztof Warlikowski met Uit een Dodenhuis in Brussel
- Sidi Larbi Cherkaoui met Satyagraha in Gent
- Claus Guth met Siegfried/Götterdammerung in Hamburg
- Alex Ollé met Oedipe in Amsterdam

OPERA VIA STREAMING

- Pierre Audi met Parsifal in München
- Romeo Castellucci met Salome in Salzburg
- Dmitri Tcherniakov met Tristan und Isolde in Berlijn

OPERA IN DE CINEMA

- Jonathan Kent met Tosca in Londen
- Giancarlo del Monaco met La Fanciulla del West in New York
- Keith Warner met Die Walküre in Londen
- Calixto Bieito met Simon Boccanegra in Parijs

THEATER

- Simon Stone met Trois soeurs in Antwerpen
- Ivo van Hove met Romeinse Tragedies in Amsterdam
- Robert Wilson met Der Sandmann in Antwerpen
- Dimitris Papaioannou met The Great Tamer in Antwerpen

DANS

- Sidi Larbi Cherkaoui met Sutra in Brugge
- William Forsythe met A quiet Evening in Antwerpen
- Sharon Eyal met Love Chapter 2 in Antwerpen
- Sidi Larbi Cherkaoui met When I am laid in earth in Brugge
- Garry Stewart met The beginning of Nature in Brugge
- The New Zealand Dance Company met Time in Brugge

CONCERTEN

- Arne Deforce en Benjamin Dieltjens met Pascal Dusapin-programma in Brugge
- Craig Taborn Quartet in Gent en Turnhout
- Diana Damrau en Nicolas Testé met Verdissimo in Baden-Baden
- Jamie Branch Quartet op Jazz Brugge

ONTDEKKINGEN : NIEUW TALENT

- Björn Bürger als Billy Budd (Frankfurt)
- Michael McCown als Captain Vere (Frankfurt)
- Iurii Samoilov als Danilo (Frankfurt)
- Elena Stikhina als Senta (Baden-Baden)
- Craig Colclough als Telramund (Gent)
- Jean-François Lapointe als Golaud (Straatsburg)

BEVESTIGING VAN TALENT

- Andreas Schager als Siegfried (Hamburg) en Tristan (Berlijn)
- Ludovic Tézier als Simon Boccanegra (Parijs)
- Maria Agresti als Amelia (Parijs)
- Mika Kares als Fiesco (Parijs)
- Elena Pankratova als Ortrud (Brussel)
- Franz-Josef Selig als Gurnemanz (Baden-Baden)
- Johannes-Martin Kränzle als Sjisjkov (Frankfurt)
- Gerold Finley als Scarpia (Londen)
- Joseph Caleja als Cavaradossi (Londen)
- Leigh Melrose als Golaud (Gent)
- Stephen Gould als Tristan (Amsterdam)
- Paula Murrihy als Sesto (Amsterdam)
- Piotr Beczala als Lohengrin (Bayreuth)
- John Lundgren als Wotan/Wanderer (Londen,Hamburg)
- Eva-Maria Westbroek als Minnie (New York)
- Zjelko Lucic als Jack Rance (New York)
- Anja Kampe als Isolde (Berlijn)
- René Pape als Gurnemanz (München)
- Jonas Kaufmann als Parsifal (München)
- Wolfgang Koch als Klingsor (München)
- Ante Jerkunica als Blauwbaard (Brussel)
- Asmik Grigorian als Salomé (Salzburg)
- Iréne Theorin als Ortrud (Gent)

vrijdag 14 december 2018

Calixto Bieito met Simon Boccanegra in Parijs (*****)

Ludovic Tézier (Simon Boccanegra) & Maria Agresti (Amelia)
©Agathe Poupeney
O MIO BABBINO CARO

Er zijn minstens twee valkuilen voor een regisseur in Simon Boccanegra: een vader die zijn dochter terugvindt en volwassen mannen die zich verzoenen en beginnen te huilen. Het volstaat om dvd's te bekijken uit een niet zo ver verleden van de Scala of de Weense Staatsopera om te beseffen welk tenenkrommend theater dit kan opleveren. Het vergt een regisseur van het kaliber van Calixto Bieito om hiermee op een natuurlijke wijze om te gaan. Bieito heeft het stuk helemaal opgezet rond de figuur van Simon Boccanegra. Hij staat bijna voortdurend op de scène, een scène die vooral ingenomen wordt door het embleem van de zeeman : het metalen karkas van een schip. De Ligurische zee is voor de rest alleen vanuit de orkestbak te beleven. Het schip zal langzaam rondjes draaien om zijn as en video close-ups van de hoofdpersonages, geprojecteerd op het achterdoek, zullen bijdragen tot de mentale ruimte die Bieito hier probeert te scheppen.

Voor Bieito is Simon Boccanegra vooral een familiedrama met op de achtergrond een door Verdi bewust gewilde patriottische, verenigende figuur. Zijn opgang van zeerover tot machtsfiguur transformeert hem tot een humanistische verzoener de gebukt gaat onder zijn positie als doge en enkel terug zichzelf wordt in de nabijheid van zijn dochter of van de zee. Het andere centrale personage, dat enkel bestaat in de geest van Simon, is Maria, zijn pas gestorven geliefde, die als een alomtegenwoordige geest doorheen het stuk spookt. Tijdens de proloog zal Fiesco haar lijk op een plastieken vel op het toneel sleuren. Boccanegra die pas in de finale van de proloog kennis neemt van haar dood zal zich jammerend op haar lijk werpen terwijl hij door het jubelende volk tot doge wordt uitgeroepen. Later, tijdens de pauze, zal haar naakte lichaam ook nog te zien zijn op de videowall, besnuffeld door traag bewegende zwarte ratten. Door zo hoog in te zetten op de psychologische interactie tussen de hoofdpersonages geraakt de politieke thematiek in het stuk deels in de verdrukking.

Bieito laat zijn personages afstandelijk met elkaar omgaan, ze raken mekaar zelden aan maar wanneer ze dat wél doen dan zijn de naar de zaal geprojecteerde emoties des te intenser, zoals in de herkenningsscène van vader en dochter of zoals in de sublieme finale waarbij Fiesco de stervende Simon minutenlang in een zeer fysieke houdgreep ondersteunt.

De kostuums van Ingo Krügler hebben een signaalfunctie: bruinleren vesten voor Boccanegra, Amelia en Adorno, een maatpak voor de patriciër Fiesco, het volk in Primark-kledij. Wanneer Boccanegra ontdekt dat Amelia zijn dochter is, neemt hij afstand van zijn positie, ontdoet zich van zijn vest en van zijn das om vader te worden.

Paolo is meestal in de weer met een champagne-emmer. Daarin zal hij ook het gif storten. Pietro zal hem de keel oversnijden in het derde bedrijf. Boccanegra’s dood komt als een bevrijding : tijdens de finale maten zien we de zopas overleden zeeman terug plaats nemen aan het roer van het schip.

Wanneer je het werk, zoals hier, met een 24-karaats bezetting hoort dan merk je pas dat het geen enkele zwakke muzikale passage kent. We kennen Ludovic Tézier als één van de beste Verdi-baritons van zijn generatie. Hier zingt hij een Boccanegra voor de geschiedenisboeken. Frasering, timbre, dictie, inleving, alles is fantastisch aan dit roldebuut. De camera zoomde ijverig op hem in en de puurheid van dit beeld als de Boccanegra met het witte hemd en de bretellen zal ons nog lang bijblijven. Mika Kares kon ons al bekoren met zijn Wotan in de Bochumse Rheingold (2015) van Johan Simons. Hier zet hij een traditie van grote Finse bassen verder. Als personage valt hij wat jong uit. Het werd een prachtig gearticuleerde Fiesco evenwel zonder echte italianità. Francesco Demuro zingt Gabriele Adorno als een echte Italiaanse tenor, opwindend gearticuleerd, zonder over een echt stralende tenor te beschikken. Opmerkelijk was dat zijn dictie rekening hield met alle medeklinkers, een zeldzaamheid bij vertolkers van het Italiaanse repertoire. Maria Agresti zong een erg mooie Amelia met haar zeer gave lyrische sopraan. Ook bij Nicola Alaimo treffen we stemcultuur aan, zoals hij vorig seizoen nog als Simon Boccanegra demonstreerde bij Opera Vlaanderen. Van Paolo had hij eventueel een donkerder en vileiner personage kunnen maken. Mikhail Timoshenko zorgde voor fascinerende momenten als Pietro.

Fabio Luisi geeft de partituur helderheid en kleur. Hij schuwt alle extreme dynamiek en laat het orkest een beetje ingehouden musiceren wellicht om de balans met de solisten niet te verstoren in de voor hen akoestisch minder voordelige Opéra Bastille. Het koor mocht tijdens deze relay soms wat krachtiger doorklinken.

dinsdag 11 december 2018

Alex Ollé met Oedipe in Amsterdam (****)

Sophie Koch als Jocaste
©Monika Rittershaus|DNO 2018
L'HOMME, PLUS FORT QUE LE DESTIN !

Is George Enescu’s Oedipe werkelijk één van die onontgonnen meesterwerken van de 20e eeuw ? Noch Ulrich Schreiber, noch Udo Bermbach verspillen er één woord aan in hun respectievelijke compendia van de twintigste-eeuwse opera. Musicoloog Harry Halbreich, die de begeleidende tekst schreef bij de EMI-opname van de opera (1989) o.l.v. Laurence Foster (met José Van Dam als Oedipe), meent van wel en noemt Oedipe in één adem met “Pelléas et Mélisande”, Wozzeck, Lulu en “Die Soldaten”. Halbreich breekt wel vaker een lans voor de 20e-eeuwse opera maar hier ga ik niet mee akkoord. Er is geen enkele vocale of orkestrale passage in het werk dat kan wedijveren met de hoogtepunten van hoger geciteerde werken. Tevergeefs ga je op zoek naar de vonk van het geniale tijdens deze twee en een half uur durend helletocht met zijn rustig voortkabbelende finale.

Het komt wel vaker voor dat minder gespeelde opera’s hun ideale vormgeving lijken te vinden op de scène. Meestal is dat omdat er nog geen scenisch referentiekader voorhanden is. Anders uitgedrukt: Alex Ollé en Valentina Carrasco laten Enescu boven zijn soortelijk gewicht als operacomponist uitstijgen middels een knappe enscenering die velen lijkt te verleiden tot de opinie dat het hier om een ruwe diamant gaat. Of deze co-productie met Brussel (2011) en Londen (2017), een renaissance van het werk zal inzetten, zoals we dat de afgelopen jaren met “Die Soldaten” hebben meegemaakt, durf ik te betwijfelen.

Enescu’s toonspraak in Oedipe staat met één been in de Wagneriaanse romantiek en met het andere been in de postromantiek van Claude Debussy en Paul Dukas. Het is een weerbarstige partituur, vol onderhuids geweld dat met een aan Richard Strauss herinnerende gewelddadigheid af en toe in fff-passages losbarst, zoals tijdens de moord op Laïos. De koorpassages overweldigen wel eens door het volume eerder dan door de intensiteit van de muzikale idee. Sommige scènes hebben een pastoraal karakter en het is hierin dat we de Roemeense folklore het meest horen doorklinken, vooral in de langzame weemoedige melodieën of doina’s van de herder. Maar van een kunstige opwaardering die de volksmuziek verheft tot ruggegraat van het werk, zoals we dat bij Bartok of Janacek aantreffen, is hier geen sprake. De aparte kleur van het werk wordt vooral bepaald door dwarsfluiten en piccolo’s, af en toe ook door de altsaxofoon, terwijl de meest noodlotszwangere klanken ontstijgen aan de contrafagot en de onheilspellend resonerende contrabassen. Sommige scènes krijgen filmische accenten alsof het een werk voor Hollywood betrof.

Enescu was een grote Wagnerfan. “Wagner is de meest indrukwekkende onder alle componisten. Zijn chromatiek zit al sinds mijn negende in mijn vlees en bloed: dat te verloochenen zou zijn als het amputeren van één van mijn ledematen”, is één van zijn opmerkelijke uitspraken en hij beweerde de gehele Ring uit het hoofd te kennen. Dat de componist 21 jaar nodig had voor de voltooiing van zijn enige opera lijkt mij er toch op te wijzen dat het werk het resultaat was van veel gewroet eerder dan van goddelijke inspiratie. Ter vergelijking: Wagner levert “Tristan und Isolde” af in minder dan 2 jaar. Parijs krijgt de première in 1936.

Librettist Edmond Fleg had aanvankelijk een werk in gedachten van Ring-achtige proporties. Gelukkig bracht Enescu hem op andere gedachten met deze culinaire parallel: “Doe wat de beste chefs doen. Zet het op de stoof en laat het inkoken”. Zo werd Oedipe een vierakter waarvan het eerste en het vierde bedrijf als proloog en epiloog kunnen worden gezien. Het derde bedrijf volgt het narratief van “Koning Oedipus”, het vierde volgt “Oedipus in Colonus”, beide van Sophocles.

Johan Reuter als Oedipe
©Monika Rittershaus|DNO 2018

Enescu’s Oedipus is geen marionet die de gebeurtenissen ondergaat maar een moedig wezen dat zijn hele leven lang vecht om zich te bevrijden van het hem opgelegde lot. Enescu en Fleg kozen voor een moderne versie van de mythe waarin het humanisme triomfeert over de onrechtvaardigheid van het lot: Oedipus overwint zijn lot en pleit zichzelf vrij van vadermoord en incest op grond van het feit dat beide misdaden niet tot zijn intentie behoorden.

Flegs libretto vertoont ook enkele zwakheden. De enige provocatie voor de moord op Laïos is diens uitroep “Weg jij, slaaf”. Zo blijft de vadermoord een enigszins gratuite moord. In de opera wordt ook niet uitgelegd waarom Creon de blinde Oedipus smeekt om naar Thebe terug te keren en waarom Oedipus dat weigert. Via een profetie weet hij dat hij na zijn dood als “daimon” voorspoed zal brengen aan wie hem opvangt en begraaft. Die gunst wil hij verlenen aan Theseus, de welwillende koning van Athene, dat zich laat kennen als een humane stad met respect voor de menselijke waardigheid.

Het stuk opent met een fameuze coup de théâtre. Het voordoek toont een geschilderd bas-reliëf, een monumentale fries uit de antieke wereld, 4 etages hoog, het hele proscenium bestrijkend. Het is een beeld dat vervolgens naadloos transformeert in zijn driedimensionele vorm en een galerij toont van Thebaanse burgers, versteend in een bewegingslose pose, als beelden van terracotta. Het is het koor en het komt tot leven tijdens de openingshymne voor de nieuwe boreling van Jokaste en Laïos.

Twintig jaar later ontvangt Oedipus zijn pleegmoeder Mérope als therapeute. Na het Freudiaanse zelfonderzoek op zijn Korinthische chaise longue verlaat hij Korinthe voorgoed. "Zu neuen Taten", zeg maar.

Een bommenwerper uit de tweede wereldoorlog daalt neer uit de toneeltoren voor de Siegfried-achtige scène met de Sfinx. Haar ontwaken zet de propeller in beweging. De Sfinx zelf rijst uit het toestel op als en mix van Tina Turner en een spitfire-piloot. De Sfinx heeft de origineelste muziek in het stuk maar ik moet bekennen niet erg onder de indruk te zijn geweest van haar hyena-achtige lachbui die het orkest afrondt met een glissando op een zingende zaag. Big deal! Aan het mythische driewegenkruispunt zijn straatwerkers in gele hesjes (!) aan de slag met schoppen, flikkerlichten en verkeerskegels. De windmachine draait op volle toeren, en de chaos is compleet wanneer de (sport?)wagen van Laïos zich aankondigt met oogverblindende koplampen.

De pest in het derde bedrijf is ingeruild voor de gevolgen van een nucleaire ramp. Tiresias moet hemel en aarde bewegen om de blinde tot inzicht te dwingen. Het vierde bedrijf in het Athene van Theseus, bedoeld als catharsis, is gewoon saai. Zelfs in deze finale waarin de held het noodlot heeft overwonnen, het zicht terugkrijgt en na een purifiërende douche lijkt te transfigureren tot een messianistisch personage, badend in een zee van licht, weet de componist geen muziek te bedenken die adequaat gestalte geeft aan deze spirituele verheffing. Zondermeer teleurstellend.

Johan Reuter als Oedipe
©Monika Rittershaus|DNO 2018

Johan Reuter heeft een fraai getimbreerde maar een eerder matig projecterende bariton. Zijn engagement staat niet ter discussie. Eric Halfvarson is een donderende Tiresias en de beste man op het toneel. Goede prestaties ook van Christopher Purves als Creon en Ante Jerkunica als Le Veilleur. Heidi Stober kon mij weinig boeien als Antigone. Toch merkwaardig dat Sophie Koch (Jokaste) en Violetta Urmana (Sfinx) bereid gevonden werden om hun talent te verspillen aan zulke kleine rollen.

Wat Marc Albrecht zo fascineert aan deze partituur is mij een raadsel al mag het duidelijk zijn dat deze complexe partituur met zijn snelle motivische wisselingen voor een dirigent natuurlijk wel een uitdaging vormt. Hij heeft de touwtjes goed in handen en uit de goed gevulde orkestbak, die ook een piano en een harmonium accomodeert, ontstijgen klanken die steeds voldoende helder blijven en zich niet verliezen in ongewenste wolligheid.