Ann Petersen (Isolde), Nora Gubisch (Brangäne), Bryan Register (Tristan) © Van Rompay-Segers
ISOLDE IN THE SKY WITH DIAMONDS
Net als de boeddhisten ziet Arthur Schopenhauer het leven zoals dit bewust wordt ervaren, als bestaand uit een opeenvolging van uiteindelijk onbevredigbare behoeften, wensen, begeerten en hunkeringen, allemaal emanaties van de metafysische Wil. Net als de boeddhisten vindt Schopenhauer verlossing van de Wil in het niet-zijn. Richard Wagner noemt het een “Himmelsgeschenk” wanneer hij in de herfst van 1854, aan de vooravond van de compositie van Tristan und Isolde, “Die Welt als Wille und Vorstelling” leest.
Schopenhauers esthetica cultiveert in feite twee kunsttheorieën, één die geldt voor de muziek en één die geldt voor alle andere kunsten. Alle andere kunsten beschouwt hij als representaties van de wereld der uiterlijke, efemere verschijnselen. Alleen voor de muziek geldt dit niet. Wat is de muziek dan wel? Ze is, zo stelt hij, de onmiddellijke stem van de metafysische wil in deze wereld. Als zodanig is ze ook een soort super-kunst, soeverein boven alle andere kunsten verheven. Zij geeft stem aan het innerlijke wezen der dingen. Niet toevallig noemde Nietzsche Tristan und Isolde “het ware opera metaphysicum van alle kunst”. Wie erin slaagt om Tristan en Isolde vandaag je reinste metafysica te laten zingen is geslaagd voor het examen. Ja, het productieteam van De Munt is daarin geslaagd maar het kwam erg moeilijk uit de startblokken.
Het is de toverdrank die regisseur Ralf Pleger inspireerde tot het concept voor deze productie. “Het lijkt wel alsof Tristan en Isolde door de inwerking van de toverdrank steeds dieper in hun eigen onderbewustzijn doordringen en daarbij in de buurt komen van een gebied dat buiten hun eigen ik ligt”, zegt Pleger. Veel regisseurs doen alsof de drank er niet toe doet. Dat is ook zo. Het is slechts een catalysator. Het is omdat Tristan en Isolde geloven dat de drank die ze drinken een dodelijk vergif is dat hij zo’n sterke werking heeft. Eens voorbij deze drempel is de rest van het stuk als Tristan en Isoldes hallucinogene trip.
Illustreren de melkwitte stalactieten die vanuit de toneeltoren naar beneden hangen het glaciale hart van Isolde? De starre gestiek van de openingsscène heeft een zekere Robert Wilsoniaanse spanning maar die is al snel weer verdwenen. Referenties naar Wilson zullen regelmatig terugkeren. Soms is de bewegingsregie erg schools, soms interessant zoals het kat en muisspel tussen de aarzelende Tristan en de zelfzekere Isolde in de aanloop naar het nuttigen van de liefdesdrank, soms zijn er van tijd verzadigde Wilsoniaanse gebaren. Er is geen koffertje, er is geen beker, er is enkel een subtiel handenspel tijdens het drinken van de drank maar elke spanning ontbreekt. Vreemd toch dat Pleger en Polzin het cruciale drinken van de drank gewoon laten mislukken. Bij het einde van het eerste bedrijf lijkt de avond af te stevenen op een fiasco.
Gelukkig maakt de rest van de voorstelling alles goed. Voor het tweede bedrijf plaatst Alexander Polzin een grillige boomstructuur in het midden van de scène. Ik zie er de knoestige ondergrondse wortelstok in van de bamboestruik uit mijn tuin. John Torres hult het in atmosferisch licht. Het duurt een hele tijd voor je merkt dat er zich ook een 10-tal halfnaakte, wit-geschminkte dansers verschuilen tussen de wortels als bij een perfecte mimicry. Ze brengen de boom tot leven tijdens het liefdesduet, soms wagen ze zich aan een choreografie (Fernando Melo), soms intensifiëren ze de gedachte aan eros door de verstrengeling van hun lichamen op de toneelvloer. Zo is het door Tristan en Isolde bezongen doodsverlangen ook een verhulde metafoor voor erotische vereniging. Dat is heel sterk, bloedmooi, zelden vertoond en geheel in lijn met Wagners tegenpropositie aan het adres van de pessimist Schopenhauer. Het liefdesduet “O,Sink hernieder” is fantastisch. Tristan leidt en Bryan Register demonstreert zijn lyrische kwaliteiten. De boom kan ook om zijn as draaien zoals tijdens Brangänes waarschuwing. Tijdens het tweede deel van het duet maken ook Tristan en Isolde deel uit van de installatie.
Ann Petersen(Isolde), Nora Gubisch (Brangäne), Bryan Register (Tristan) © Van Rompay-Segers
Dan houdt Koning Marke, een kitscherige koning uit een Arabisch sprookje, met glinsterende pailletten genaaid op zijn admiraalsblauwe vest, zijn treurige dialoog met de basclarinet. Franz-Josef Selig zingt een Marke voor de geschiedenisboeken, om in te lijsten naast Matti Salminen e.a. De stem is nog altijd in prima conditie en we hebben Selig de laatste jaren zien groeien in het Wagnervak en ook daarbuiten als een zanger die tot in de kleinste details afdaalt voor het bijschaven van zijn interpretatie. Elke syllabe krijgt aandacht in deze dynamisch sterk gedifferentieerde en prachtig gearticuleerde voordracht. Uiteindelijk verdwaalt Tristan midden in de boomstructuur. Wie hem uiteindelijk verwondt is onduidelijk, Melot houdt enkel een lans in de aanslag.
De scène voor Kareol is als een betonnen wand met grote kogelgaten, gevat in een kader van wit Wilsoniaans neonlicht. Het is een beeld dat zich nadien ook naadloos zal laten transformeren in een planetaire kosmos. Het lijkt ook op een hommage aan Wagners affiniteit met het antieke theater want we zien Tristan als een Griekse god, verdwaald in een antieke tragedie, met goudbeschilderd gelaat en rood gewaad. Van een wonde is geen spoor te bekennen. Net zo goed waant men zich in één van de autistische archipels van de schoonheid van Jan Fabre. Tristans doodsverlangen gaat terug op zijn eigen geboortetrauma: zijn moeder heeft hem stervend gebaard, terwijl zijn vader ook al dood was. Vergeleken met de meeste moeders maakte Tristans moeder het levensperspectief voor haar zoon dus nog zwarter door hem welhaast letterlijk in een graf, het hare, ter wereld te laten komen. Wanneer Tristan vertelt over deze cruciale fase in zijn leven gaan regisseurs die gebrand zijn op het dynamiteren van de scènische inertie van het stuk, doorgaans illustratief te werk. Hier speelt alleen de lichtregie met onze zinnen. Meer is ook niet nodig want ondertussen is duidelijk dat hier de beste Tristan op het toneel staat die ik ooit in een theater heb gezien. Ik kan ze op beide handen niet tellen, de Wagnertenoren die van het derde bedrijf een brokkenparcours hebben gemaakt. Bryan Register beschikt over een échte baritonaal gekleurde heldentenor en het timbre is bijzonder fraai. Het is de échte basis voor een ideale Tristan. De stem lijkt mij iets kleiner dan die van Stephen Gould maar hij weet hem te vloeren op het vlak van nuancering en dynamische differentiatie. Hoe de stem homogeen en zonder enige ruwheid overeind blijft tijdens de pianissimi zowel als tijdens de heldische uithalen is verbluffend. En hij durft het aan om af te dalen tot ragfijne pianissimi! De ware Tristan moet zich zowel waarmaken in de heldhaftige uitbarstingen als in de mezzo voce gedeelten. In de beide climaxen van zijn agonie, congeniaal ondersteund door Altinoglu in de orkestbak, bereikt hij een gekmakende intensiteit. Te midden van een choreografische omhelzing van zes toegesnelde boeddhistische monniken stort hij in mekaar. Als beeld is ook dat heel mooi.
Bryan Register (Tristan) © Van Rompay-Segers
Ann Petersen kan haar sopraan breed laten stromen voor een sterke liefdesdood. Lichtbronnen vanaf het toneel werpen een warm oranjekleurig licht door de kogelgaten van de wand in de richting van de zaal. In die optische ondersteuning van Isolde’s transfiguratie vindt de voorstelling haar meest hallucinogene beeld van de avond.
Persoonlijk had ik de temperamentvolle Ricarda Merbeth ingezet voor de première. Ann Petersens Isolde gaat deels ten onder aan een mekkerend vibrato en vele problematische registerovergangen vooral tijdens het eerste bedrijf. In het tweede en derde bedrijf doet ze het aanzienlijk beter. Andrew Foster-Williams zingt een uitstekende Kurwenal, Nora Gubisch een hysterische Brangäne, monotoon en interpretatief eerder zwak.
Alain Altinoglu brengt de ijzersterke partituur helemaal in focus. De golven van emotie gutsen regelmatig over de rand van de orkestbak. De eerste prelude is qua temporelaties heel geslaagd, de orkestrale climaxen zijn net niet verschroeiend. Met de derde prelude legt hij een huiveringwekkende bodem onder de grote Tristan-show van het derde bedrijf.
1 opmerking:
Interessante recensie. Dank u.
Een reactie posten