zaterdag 23 november 2019

Michael Thalheimer met Macbeth in Gent (***½)

Marina Prudenskaya als Lady Macbeth © Annemie Augustijns

THRONE OF BLOOD

Het mag duidelijk zijn dat Verdi Shakespeare nodig had in zijn artistieke ontwikkeling naar een dramaturgisch steviger onderbouwd muziektheater. Met Macbeth zal hij er voor het eerst in slagen, dankzij een nieuwe synthese van drama en muziek, de dramatische waarheid van het stuk dichter op de huid te zitten dan via de in een stoffige traditie gedrenkte leugen van het belcanto. Daarin bestaat Verdi's moderniteit in dit stuk. Terwijl Wagner in zijn artistieke ontwikkeling anno 1847 het niveau van Lohengrin heeft bereikt, levert Verdi op hetzelfde moment een gelijkaardig Gesamtkunstwerk af waarin hij de vigerende esthetische normen van zijn tijd openbreekt en overklast. Meer dan 100 repetities zal hij nodig vinden om enigszins tevreden te zijn met het resultaat.

Is Macbeth dus met voorsprong het betere werk onder zijn vroege opera's, men mag niet vergeten dat hij de originele versie van de partituur 18 jaar later grondig zal reviseren. De oorspronkelijke versie (Firenze, 1847) eindigt met Macbeths stervensaria "Mal per me", weinig energieke slotakkoorden en een paukenroffel. In de revisie voor Parijs (1965) schrapt Verdi "Mal per me" om vervolgens te eindigen met een "Inno di vittoria" waarbij het volk en zijn nieuwe leider de bevrijding van zijn machtshongerige usurpator viert. “Inno di vittoria” is een prachtig slotkoor in patriottische stijl terwijl “Mal per me”, gelegd in de keel van een echte Verdi-bariton, een verschroeiende effect kan hebben. Het is de verdienste van Erich Leinsdorf om dit dilemma bevredigend te hebben opgelost in de jaren 50 door de finales van 1847 en 1865 met mekaar te verbinden. Macbeth sterft weliswaar in grote eenzaamheid en in het volle besef van zijn misdaden, daarna keert de echte wereld terug en viert zij haar herwonnen vrijheid. Het is een schitterend theatraal contrast wat daar ontstaat. Zoals de meeste operahuizen tegenwoordig volgt Opera Vlaanderen de versie van Parijs. Ze schrapt het ballet van de heksen (derde bedrijf) - niet Verdi’s beste muziek – maar het idee van Leinsdorf neemt zij jammergenoeg niet over. En dat terwijl ze een schitterende Macbeth in huis heeft die de partij vorige maand nog aan de Metropolitan zong.

Michael Thalheimer houdt zich ver van elke poging tot hedendaagse invulling van Shakespeare’s nachtstuk over machtshonger. Ook de kaalslag op het toneel is totaal : bloed, serpentines en twijgen van het Birnamse bos zijn de enige requisieten. Aan het eind van deze “game of thrones” vormen ze de mesthoop van deze Schotse “slice of history”. Ondertussen vergeet Thalheimer zijn acteurs te regisseren d.w.z. ze te laten ageren vanuit een innerlijke noodzaak. Ook al gutst het bloed in het rond nergens wordt de dramatische intensiteit van het stuk aangevuurd door het spel van de acteurs. Nergens gunt de regisseur ons een blik in de heftige erotische band tussen de echtelieden, even noodzakelijk voor de voortgang van het stuk als de orakels van de heksen. Nergens doet hij een poging om te boren naar diepere lagen van het bovennatuurlijke.

Heksenketel of skateramp, de grote metalen kuip die Henrik Ahr midden op het toneel heeft geplaatst is de arena waarbinnen het samenzwerende moordenaarskoppel zijn misdaden beraamt en zijn voortschrijdende waanzin beleeft. Het is ook een soort gevangenis van de geest. Wie er éénmaal in geraakt komt er niet gemakkelijk weer uit. De acteur die Macbeth speelt heeft wel 10 verschillende manieren bedacht om erin te geraken. Het koor slaat dit alles gade vanaf de rand van de kuip. Slechts eenmaal, tijdens haar grote nummer “Patria oppressa”, zal het de arena betreden. Voor de regisseur heeft dat het voordeel dat hij het koor niet hoeft te laten bewegen. Enkel de neuzen in dezelfde richting zetten kan dan volstaan of, zoals tweemaal gebeurt, de koorleden hulpeloos achterlaten in de valkuil van de meest onwaarschijnlijke triviale gebaren.

Banco wordt vermoord in een ouderwetse wolk van koolzuursneeuw. Zijn ontblote lijk blijft achter op de toneelvloer. Niemand die het opmerkt tijdens de geforceerde vrolijkheid van het brindisi behalve de hallucinerende Macbeth die bijna ten onder gaat aan Banco’s veel te lange zombie walk. Het koor, nu gehuld in carnavalsslingers, heeft zich intussen overgegeven aan een soort theater uit een meisjeskostschool.

Het heksenkoor (derde bedrijf) © Annemie Augustijns

Stefan Bolliger zet het toneel soms zodanig in het duister dat je moet raden wat er gaande is. Ik heb geen flauw idee wat de heksen (meisjes met lange witte pruiken) zaten uit te vreten met een soldatenlijk bij het begin van het derde bedrijf. “Patria opressa” is vintage Verdi en een vanzelfsprekend hoogtepunt in elke voorstelling van Macbeth. De slaapwandelscène is zo voorspelbaar als maar kan zijn. Wanneer Macbeth zijn gestorven vrouw aantreft en haar secondenlang in een spontane erotische greep houdt lijkt het wel alsof de acteur het even overgenomen heeft van de regisseur. In de slotscène heeft de regisseur warempel nog een ideetje: ondanks de patriottische muziek toont hij Malcolm als de nieuwe usurpator. De Schotse kroon rukt hij met klem uit de handen van een lichtjes verbijsterde MacDuff. De finale maten behoren toe aan een knaap met een gouden speelgoedkroon. Read my lips, lijkt hij te zeggen terwijl zijn profetische, bloederige mond te kennen geeft dat Macbeths van alle tijden zullen zijn.

Craig Colclough zingt een uitstekende Macbeth. Hij eigent zich de rol toe vanaf “Mi si affaccia un pugnal”. Zoals hij “E squillo eterno che nel cielo ti chiama o nell’inferno” (Het is de eeuwige klok die jou naar de hemel roept... of naar de hel !) er uitgooit net voordat hij Duncan gaat kelen, het zijn “parole scenica” die je in het stuk trekken. Van “Pietà, rispetto, amore” maakt hij het vocale hoogtepunt van de avond. Erg jammer dus dat “Mal per me” geschrapt werd. Toch klinkt hij niet als de typische Verdi-bariton. Hij articuleert met een expressieve natuurlijkheid die hij helemaal uit zichzelf puurt, zonder daarbij rekening te houden met een zekere traditie, een beetje in de trant van Simon Keenlyside. Erg vreemd toch dat Opera Vlaanderen warempel vergeten is dat hij een voortreffelijke Telramund zong in David Aldens Lohengrin. We zien hem daarom graag eens terug in Wagner. Hij zou een geweldige Alberich kunnen zijn.

Katia Pellegrino als Lady Macbeth gooit weinig persoonlijkheid in de weegschaal en haar redondante gebarentaal, die haar vanaf het eerste moment tekenen als een waanzinnige, gaat na tien minuten al behoorlijk vervelen. “Vieni t’afretto”, waarin ze veel moet schakelen tussen de registers, legt de gebreken van de stem bloot. De hoogte is nochtans stralend en ze weet doorheen de klankmassa van het koor te snijden tijdens de finale van het eerste bedrijf. “Or tutti surgete”, waarin ze de dienaren van de hel aanroept, heeft nauwelijks effect omdat ze de volumineuze dramatische sopraan (type Lyudmila Monastyrska) niet is die hier vandoen is voor maximaal effect. Ook met ”La luce langue”, het brindisi en de slaapwandelscène kan ze zich niet echt in de gunst van het publiek zingen. Voor Verdi moest de Lady rauw, donker en gevoileerd klinken, als de stem van de duivel. Begrijpelijk dus dat Opera Vlaanderen vorig seizoen in Antwerpen in Marina Prudenskaya voor een mezzo-sopraan koos. Best mogelijk dat zij toen een betere beurt maakte. Tareq Nazmi als Banco zingt een karaktervolle afscheidsaria, Najmiddin Mavlyanov als Macduff een fraai “A la paterna mano”, weliswaar met gespreide armen en zonder van zijn vloertegel af te komen. Michael J. Scott is een gluiperige Malcolm.

Paolo Carignani gaat behoedzaam om met het Symfonisch orkest van Opera Vlaanderen. Hij schuwt extreme dynamiek, zelfs tijdens de granieten akkoorden van het derde bedrijf. De temporelaties ondersteunen de scène maar steunt de scène ook de orkestbak? De muziek van Macbeth kan niet bestaan zonder het “stof” van het toneel, zegt Carignani. Best mogelijk dat hij zich deze avond eenzaam heeft gevoeld.

Het personeel van Opera Vlaanderen vond het nodig om na afloop de jonge kunstenaars, getroffen door Jan Jambons besparingsronde, een hart onder de riem te steken. Door een foto te maken van ons, het publiek, leek men te willen aantonen dat de zalen in het gesubsidieerde theater niet leeg zijn. Dat Opera Vlaanderen dat doet uitgerekend na een voorstelling van een regisseur, die na drie flops op een rij, de indruk van dilettantisme nog moeilijk kan verbergen, maakt haar statement wel erg ongeloofwaardig.

Het slotbeeld © Annemie Augustijns