woensdag 9 februari 2022

Robert Carsen met Manon Lescaut in Wenen (***½)

Asmik Grigorian als Manon © Michael Pöhn

HET MANON-SYNDROOM

Robert Carsens Weense productie van Manon Lescaut onstond in 2005, veertien jaar na zijn opmerkelijke debuut met hetzelfde werk aan de Vlaamse Opera. Het verleidde Gerard Mortier destijds tot één van zijn meest dwaze uitspraken ooit : “Giacomo Puccini is voor mij het summum van slechte burgermanskunst uit de negentiende eeuw. Wat kunnen mensen op het einde van de twintigste eeuw nog opsteken van een opera als Madama Butterfly? Die hele handel moet de vuilnisbak in!” Het is aan deze uitspraak te danken dat Marc Clémeur toen met zijn geruchtmakende Puccini-cyclus is gestart : “Vanaf dat ik hier kwam heb ik dingen willen doen die in de Munt niet gebeuren. Zo koos ik voor Puccini, Mortier haat Puccini en het is mijn stokpaardje.” Het legde de basis voor een jarenlange rivaliteit tussen de Vlaamse Opera en De Munt.

Veertien jaar later laat Carsen zijn Manon van dorst omkomen in een verlaten galerij van een shoppingcenter omringd door etalagepoppen, levenloze symbolen van Manons onbedwingbare hang naar luxe. Het is ook in deze koude wereld van beton en glas dat Carsen zijn Manon Lescaut opent. Verveelde fashionista’s met gevulde shopping bags paraderen langs de etalages, de bedelaar gunnen ze geen blik. De meesten lijden aan wat Carsen het Manon-syndroom noemt: “Manon is een jong meisje dat alles wil en daardoor schuldig wordt. Maar er is ook een grote mate van onschuld in deze schuld. Manon is jong en mooi, iedereen begeert haar, en daarom gelooft zij dat alle deuren voor haar openstaan. Maar wat ze zich lange tijd niet realiseert, is wat ze haar medemensen aandoet. Ook wij leven in een tijd waarin iedereen alles wil. Wij worden gedwongen er jong en mooi uit te zien, en men probeert ons wijs te maken dat wij nog gelukkiger zouden kunnen worden door goederen te bezitten die als statussymbool dienen. Je zou dit het Manon-syndroom kunnen noemen.”

Asmik Grigorian verbluft vanaf het eerste ogenblik door haar natuurlijkheid. Op geen enkel moment kan je haar betrappen op één van die overtollige, wijdse operagebaren. Ze weet perfect hoe ze met haar lichaam moet omgaan in elke situatie. Er zijn gevierde operazangers die dat na een carrière van 50 jaar nog steeds niet kunnen. Laat dat de voornaamste troef zijn die de duizelingwekkende carrière van de Litouws-Armeense sopraan momenteel aandrijft sinds haar Salzburgse Salomé van 2018. Brian Jagde als de dichter Des Grieux heeft het daar wat moeilijker mee. Gelukkig heeft hij van de regisseur een notitieboekje gekregen om zijn handen bezig te houden. De kortstondige idylle in Amiens eindigt met een vlucht in een zilveren berline van hoofdsponsor Lexus.

Na een erg lange ombouwpauze voor het tweede bedrijf is Antony McDonalds galerij gedecoreerd als een penthouse met zicht op een wellicht Aziatische haven. We treffen er Manon aan bij haar ochtendtoilet. Het prachtige thema in de dwarsfluiten flirt met dit beeld van demonstratieve vrouwelijkheid. De lyrische aria “In quelle trine morbide” zingt Manon in een wijnrode pronkerige jurk. Edmondo is niet alleen een agressieve paparazzo, hij is ook de dansmeester die de dansscène omzet in een photoshoot. Het sterke liefdesduet dat volgt krijgt een erotische toets zoals we dat sinds Kaufmann/Opolais (Londen, 2014) in dit stuk niet meer hebben gezien. Manons boomlange sugardaddy Geronte vindt zijn rivaal tussen de benen van zijn minnares.

Wanneer het tweedelige ‘intermezzo sinfonico’ weerklinkt laten Francesco Ivan Ciampa en de Wiener Philharmoniker vooral horen hoe verwant het is met de intermezzi van Cavalleria Rusticana. De inscheping van de prostituees in Le Havre is gehuld in groen licht. Het is pornokoning Geronte die hier de rol van de inschepingscommandant overneemt en zijn prostituees als sexslaven modeshow-gewijs naar Amerika stuurt. Voor de tragische finale keren we terug naar het shoppingcenter. Des Grieux had om de hoek wellicht toch een caféetje kunnen vinden met wat frisdrank voor zijn ijlende vriendin maar hij komt met lege handen terug. Uitdovende muziek en doek. Vintage Puccini.

Asmik Grigorian (Manon) en Brian Jagde (Des Grieux) © Michael Pöhn

Het vertolken van jonge meisjes gaat Asmik Grigorian bijzonder goed af. Haar voordracht is gaaf, intonatiezuiver, gedifferentieerd. Maar ze blijft de eigenares van een slank gevoerde stem waarop ik vooralsnog het etiket van lichte dramatische sopraan niet zou durven kleven. Sinds de Manon van Frankfurt (2019) is zij verder gerijpt en haar “Sola, perduta, abbandonata” kon mij nu meer overtuigen. Toch is ze niet de perfecte Manon vanwege timbre en straalkracht. Voor Manons slotaria moet je echt wel wat meer in huis hebben om het volle effect te bereiken.

Brian Jagde heeft de looks van een jeune premier en hij groeit in de loop van de voorstelling. Zijn baritonaal getimbreerde tenor klinkt niet superhelder en in de hoogte raakt de stem ook snel geforceerd. Het best scoort hij in het liefdesduet. Van “Guardate, pazzo son” weet hij geen echt hoogtepunt te maken. Matige prestaties van Boris Pinkhasovich als Lescaut en van Artyom Wasnetsov als Geronte.

Nog te bekijken op Opera on Video. De volgende stream met Asmik Grigorian is Pique Dame in Milaan op 23 februari (via Medici TV)

Geen opmerkingen: