donderdag 31 maart 2016

Seizoen 2016-2017 : Opernhaus Zürich


Andreas Homoki © Annick Ramp

Andreas Homoki zal ons alvast achter het stuur krijgen voor "Der Feurige Engel" en de herneming van zijn "Lady Macbeth von Mzensk":

PREMIERES

1. Sergei Prokovief - DER FEURIGE ENGEL
Calixto Bieito / Gianandrea Noseda
Cast : Ausrine Stundyte, Leigh Melrose, Liliana Nikiteanu, Dmitry Golovnin

2. C.M. von Weber - DER FREISCHÜTZ
Herbert fritsch / Marc Albrecht
Cast : Christopher Ventris, Christof Fischesser, Lise Davidsen, Oliver Widmer, Melissa Petit

3. W.A. Mozart - DIE ENTFÜHRUNG AUS DEM SERAIL
David Hermann / Teodor Currentzis
Cast : Olga Peretyatko, Claire de Sévigné, Pavol Breslik, Nahuel Di Pierro, Michael Laurenz

4. Manfred Trojahn - OREST
Hans Neuenfels / Eril Nielsen
Cast : Georg Nigl, Raymond Very, Airam Hernandez, Claire de Sévigné, Claudio Boyle, Ruxandre Donose

5. Franz Lehar - DAS LAND DES LÄCHELNS
Andreas Homoki / Fabio Luisi
Cast : Piotr Beczala, Julia Kleiter, Rebecca Olivera, Spencer Lang, Cheyne Davidson

HERNEMINGEN

1. Giuseppe Verdi - DON CARLO
Sven-Eric Bechtolf / Fabio Luisi
Cast : Anja Harteros, Ramon Vargas, René Pape, Peter Mattei, Marina Prudenskaya

2. Dmitri Sjostakovitsj - LADY MACBETH VON MZENSK
Andreas Homoki / Vasily Petrenko
Cast : Maxim Aksenov, Gun-Brit Barkmin, Pavel Daniluk, Oleksey Palchykov

3. Richard Wagner - LOHENGRIN
Andreas Homoki / Fabio Luisi
Brandon Javanovich, Rachel Willis-Sorensen, Martin Gantner, Michaaela Martens, Yngve Söberg

4. Giuseppe Verdi - OTELLO
Graham Vick / Marco Armiliato
Cast : Aleksandrs Antonenko, Maria Agresti, Zeljkjo Lucic

zaterdag 26 maart 2016

Andrij Zholdak met Der König Kandaules in Antwerpen (****½)


Elisabeth Strid © Annemie Augustijns

GLÜCK IST EIN SCHÖNER TRAUM

Het is van belang te beseffen dat wanneer Alexander Zemlinsky in 1911 Wenen verlaat om in Praag muziekdirecteur van het Deutsche Landestheater te worden, hij de basis legt van zijn carrière als operacomponist. Zestien jaar lang viert hij hier zijn grootste triomfen als dirigent vooral in het Mozart en het Wagnerrepertoire. Een Wagnerepigoon, zoals zo velen van zijn collega toondichters, wordt hij gelukkig niet maar helemaal los van Wagner zal hij nooit komen. De sporen daarvan treffen we ook aan in zijn magnum opus "Der König Kandaules" : de partijen van de hoofdprotagonisten worden bij momenten heel Wagneriaans gedeclameerd; de eerste scène van het derde bedrijf, met een als Gurnemanz klinkende Philebos, herinnert aan Parsifal.

In 1933, na de machtsovername van de nationaalsocialisten, moet Zemlinsky als halfjood Berlijn verlaten. Hij verkast terug naar Wenen. Hier ontstaat "Der König Kandaules". Met de compositie begint hij in mei of juni 1935 en beëindigt de particel op 29 december 1936. Wanneer hij in 1938, na de Anschluss vervolgens ook Wenen dient te verlaten, zit de onvoltooide partituur van "Der König Kandaules" in zijn reiskoffer. Slechts een derde van de particel is volledig georkestreerd. Dit keer gaat de trip naar New York. Het is tevens zijn laatste.

In New York hoopt hij dat de opera zijn startkapitaal zal worden voor een nieuwe artistieke existentie. Maar de toenmalige dirigent voor het Duitse repertoire aan de Metropolitan, Arthur Bodanzky, een vriend van hem en één van zijn oudleerlingen, raadt hem de voltooiing van de opera af vanwege de naaktscène in het tweede bedrijf. De opera zou daardoor niet de minste kans hebben opgevoerd te worden! Na slachtoffer geweest te zijn van de politieke realiteit in Duitsland wordt de opera nu slachtoffer van de preutsheid van het Amerikaanse publiek! Het zal tot 1989 duren alvorens de Zemlinsky-autoriteit Antony Beaumont de orkestratie van het stuk zal voltooien. Voor de weinig behulpzame reactie van Bodanzky kan ik maar weinig begrip opbrengen want bij de wereldpremière in Hamburg (1996) hoefde de sopraan van dienst niet uit de kleren te gaan. Dat doet ze in Antwerpen ook niet. Nina Stemme deed het wel in Salzburg (2012). Stemme bevond zich toen aan de vooravond van haar grote internationale carrière.

Zemlinsky heeft zijn opera wel eens "ultra-modern" genoemd. Dat zal hij ongetwijfeld tongue-in-cheek hebben gedaan. De partituur getuigt immers van een overwegend laatromantische toonspraak die de grenzen van de tonaliteit nooit overschrijdt. Grote delen van de muziek baden in die fin-de-sièclesfeer die ook Salomé karakteriseert. Voor de fluitisten in het orkest is het een feest. Verder worden de kleuren in het orkest vooral bepaald door ongebruikelijke timbres als die van de altsaxofoon en door de gedempte klanken van het koper. De prelude tot het derde bedrijf met zijn nadrukkelijke emotionele emfase kan zich meten met het beste dat geschreven werd in de 20e eeuw. Is deze fascinerende partituur de soundtrack voor een miskende opera? Zeer zeker. Een pluim dus voor maestro Dmitri Jurowski die het werk op de affiche zette en voor Opera Vlaanderen om nog eens het voortouw te nemen in de herontdekking van een vergeten meesterwerk.

André Gides antieke fabel waarop Zemlinsky zijn libretto baseert, gaat terug op Plato en Herodotos. Het is een stof die een spoor trekt doorheen de hele literatuurgeschiedenis. Ondermeer Hans Sachs wijdt er rond 1538 een Meisterlied aan : "Die nackat Kunigin aus Lidia".

Een eenvoudige man verwerft met de hulp van een onzichtbaar makende ring het vertrouwen van een koning, doodt hem met de goedkeuring van de koningin, trouwt met haar en wordt zelf koning. Dat is "Der König Kandaules" in een notedop. Wie iets dieper graaft komt al snel uit op het metafysische niveau van het stuk meerbepaald bij de vraag of de mens zijn geluk moet verbergen of openbaar maken. Mag je te koop lopen met je geluk? Dat is wat de koning doet. Gehuwd met de verrukkelijke Nyssia, zet hij zijn geluk op het spel, verliest en schiet er zijn hachje bij in. Kandaules' verhouding tot het geluk is strikt genomen pathologisch. Het stille genot is hem te min. Zijn begeerte is mimetisch van aard, zoals Tinneke Beeckman uitlegt in haar bijdrage voor het magazine Insight. Enkel door bevestiging vanuit zijn omgeving denkt hij zijn geluk te kunnen bestendigen. Voor Gyges, zijn tegenspeler, moet je het geluk voor jezelf houden.
Mocht u op zoek gaan naar een hedendaagse Kandaules, kandaulisme is alomtegenwordig. Het volstaat de tijdlijn van de meeste van uw facebookvrienden te bestuderen. U zal de voorstelling dan ook verlaten met de vraag: ben ik een Kandaules of een Gyges? Misschien zal u zelfs uw facebook account opzeggen.

Een rechtlijnige één op-één vertelling is voor regisseur Andrij Zholdak ruim onvoldoende. Liever speelt hij met ons een spel. Hij blaast de eenheid van plaats, tijd en ruimte op en levert ons over aan de vruchtbare verbeelding van zijn magisch realisme. Hij respecteert de hoofdlijnen van de vertelling maar weeft daarrond een eigenzinnige wereld van droombeelden waarin verlangens en ontgoochelingen gisten. Ze leggen een freudiaanse subtekst bloot van een huwelijk dat door zijn kinderloosheid aan spanningen onderhevig is. De ingebeelde kinderen staan bijna voortdurend op de scène en hebben heelwat om handen.
Leden van de operapolitie die zich storen aan de niet al te letterlijke weergave van een operatekst beleven een pijnlijke avond. De regisseur verwacht van de toeschouwer dat hij die boekhoudersmentaliteit achter zich laat en gevoelsmatig reageert op de getoonde beelden. De ratio is daarbij totaal irrelevant. Niet toevallig slaat Jurowski een parallel met Lost Highway van David Lynch: "Ik heb die film al zeker 12 maal gezien en nog kan ik niet precies verwoorden waarover het gaat". Sterker nog, Jurowski vindt die cognitieve ongrijpbaarheid ook terug in de partituur! Zholdaks beeldenvloed is wellicht wat overdadig maar ze staat de overdracht van de emotionele lading van het werk nooit in de weg. In fascinatie houdt ze gelijke tred met de partituur.

Deze productie was uitstekend gecast. De zeer charismatische Gidon Saks als Gyges kan een toneel vullen alleen al met zijn présence. Aan zijn ietwat ruwe basbariton paart hij een geweldige expressie. In Berlijn was hij Calixto Bieito's verschroeiende Blauwbaard. Als Hagen wil ik hem wel eens meemaken. Wij kijken alvast uit naar zijn König von Frankreich (Lear) in Parijs en zijn Claggart (Billy Budd) in Berlijn.

Elisabeth Strid als Nyssia heeft Wagnerervaring en dat hoor je onmiddellijk. De partij van Nyssia komt soms aardig in de buurt van Brünnhilde en we zien haar evolueren in de voetstappen van haar beroemde landgenote.

Dmitry Golovnin als Kandaules charmeerde met een erg mooi timbre en een daadkrachtige tenor. Als Andrei Khovansky was hij ons reeds opgevallen maar hier moest hij al zijn kaarten op tafel leggen. Je ziet hem zo als een gedreven Hermann in Pique Dame.

"Het vergt ontzettend veel tijd om de orkestratie te doorgronden en tot een goede balans met de zangers te komen" meent Dmitry Jurowski. De momenten die hij koos voor de orkestrale climaxen, en hij nam ze ongeremd, waren zeer goed gekozen. De balans met de solisten had er nooit onder te lijden.
Waarom de regisseur het nodig achtte om binnen zijn concept de gesproken gedeelten zoals de magnifieke proloog van Gyges, cruciaal voor een goed begrip van de opera, en de eerste scène van het derde bedrijf, te schrappen is mij een volslagen raadsel.

vrijdag 25 maart 2016

Richard Jones met Boris Godunov in Londen (***½)


Bryn Terfel, Ben Knight © Catherine Ashmore

FOR WHOM THE BELL TOLLS

Bij elke heropvoering van Boris Godonov stelt zich het probleem van de te gebruiken versie. Het klatergoud van Rimsky-Korsakovs orchestratie beheerst de discografie tot het midden van de jaren 1980. De versie van Sjostakovitsj heeft weinig aanhangers gevonden. De laatste 30 jaar is het vooral de versie van de componist zelf die zich heeft doorgezet. Daarvan bestaan er twee: de oerversie van 1869 en de definitieve versie van 1872 die Moesorgski produceerde onder druk van de censuur.

De oerversie heeft het voordeel van een grotere dramaturgische verdichting. Er is geen liefdesverhaal dat de politieke intrige doorkruist, de handeling blijft geconcentreerd op de figuur van Boris. De Poolse akte ontbreekt geheel evenals de opstand in het woud van Kromy. De scènes in de vertrekken van de tsaar zijn enigszins verschillend. Daarentegen bevat zij wel de in 1872 door de censuur geschrapte scène op het plein voor de kathedraal. Het is een cruciale scène wegens de confrontatie van de tsaar met de dorpsidioot. Kortom, de ideale versie van Boris Godunov, zo lijkt het, dient te worden samengesteld uit de beide versies van Moesorgski.

Toch koos Antonio Pappano voor de oerversie van 1869. Daardoor kon de voorstelling, in 7 scènes zonder pauze, worden afgewerkt in iets meer dan 2 uur. Ze kon mij niet echt overtuigen, muzikaal noch scènisch. Noch het orkest, noch het koor was in staat om te overweldigen in de grote climaxen van het stuk. Ik twijfel maar het kan aan deze cinema relay gelegen hebben. Zoals bekend liet Sjostakovitsj zich heel laatdunkend uit over Moesorgski's amateuristische orchestratie. Met de Amsterdamse Chovansjtsjina nog vers in het geheugen mag het duidelijk zijn dat deze Boris Godunov daar niet mee kon wedijveren.

Nog voor de eerste tonen uit de orkestbak opstijgen zien we hoe de zevenjarige, met een draaitol spelende Dmitry, gekeeld wordt. Het is een pantomime die tot vervelens toe herhaald zal worden om het groeiend schuldbesef van Boris visueel te ondersteunen. Richard Jones tracteert ons weer op anekdotisch bloemetjesbehang. Kleurrijk zijn de kostuums van Nicky Gillibrand tijdens de kroningsscène. Goud, het centrale pigment van alle Russische iconen, is de kleur die het meest prominent aanwezig is in het scènebeeld. Varlaam schept zijn glaasjes vodka van een ellenlange toog maar zelfs Sir John Tomlinson kan de aria van Varlaam niet boeiender maken dan hij is. Met zijn dronken kompaan Missail doet hij een leuke act met lepels. De scène in de vertrekken van de tsaar klonken minder vertrouwd dan gewoonlijk maar gaven een steeds sterker wordende Bryn Terfel te zien als Boris. Terfel beweegt zich over het toneel als een grote, knuffelachtige teddybeer. Blootsvoets, gehuld in een pelsmantel, valt hij in de finale scène dood als een schaap. Voor Terfel was het een geslaagd debuut, genuanceerd en doorleefd, idiomatisch wellicht niet foutenvrij maar wellicht kan hij er nog in groeien. Het zuivere zingen durfde hij ook al eens te verlaten als de expressie erom vroeg.

John-Graham Hall als Shuisky, maakte vocaal geen al te grote indruk, zijn erg onsympathieke lijkbidderstronie daarentegen was constant fascinerend. Ain Anger verraste met een heel gedifferentieerd portret van Pimen. Het is een waar kunststuk om deze monoloog boeiend te houden.

vrijdag 18 maart 2016

Seizoen 2017 : Festspielhaus Baden-Baden


Opnieuw zullen Simon Rattle met de Berliner Philharmoniker en Valery Gergiev met het koor en orkest van het Mariinsky Theater hun opwachting maken in Baden-Baden.

Aan de volgende producties zullen we moeilijk kunnen weerstaan :

OSTERFESTSPIELE

Giacomo Puccini - TOSCA
Bartlett Shere / Simon Rattle
Cast : Kristine Opolais, Evgeny Nikitin, Marcelo Alvarez

PFINGSTFESTSPIELE

Richard Wagner - DAS RHEINGOLD (concertant)
Thomas Hengelbrock / NDR Sinfonieorchester
Cast : Michael volle, Katarina Karneus, Johannes Martin Kränzle, Daniel Behle, Nadine Weissmann, Elmar Gilbertsson

SOMMERFESTSPIELE

1. W.A.Mozart - LA CLEMENZA DI TITO (concertant)
Yannick Nézet-Séguin / Chamber Orchestra of Europe
Cast : Joyce DiDonato, Tara Erraught, Sonya Yoncheva, Adam Plachetka, Regula Mühlemann

2. Tsjaikovsky - EUGEN ONEGIN
Alexei Stepanyuk - Valery Gergiev
Cast : Mariinsky Theater

Seizoen 2016-2017 : Deutsche Oper Berlin


Dietmar Schwarz is al even uitgeblust als zijn collega Jürgen Flimm van de Staatsopera. Van de zes premières kan er met moeite één mijn belangstelling opwekken. Idem voor het repertoire. Werken van de 20e eeuw zijn met een vergrootglas te zoeken. De Meyerbeercyclus wordt verdergezet met Die Hugenotten. Geeuw! Boris Godunov in de regie van Richard Jones -een coproductie met ROH- is volgende week te zien in de bioscoop.

De Deutsche Oper biedt de laatste kans om de legendarische tunnel-Ring van Götz Friedrich te zien. Met Evelyn Herlitzius als Brünnhilde? Nein Danke! Of Werner van Mechelen zich bevestigt als Alberich zullen we dus niet kunnen meemaken. In 2020 volgt dan de nieuwe Ring van Stefan Herheimer. Dit terwijl er nu bekend is geworden dat ook de Staatsopera gelijktijdig een nieuwe Ring heeft gepland met Dmitri Tcherniakov. Zowel Runnicles als Barenboim staan op hun Ring. Twee Ringen in Berlijn? Hoe gaan de beide huizen de human resources op het toneel onder mekaar verdelen? "Wir schaffen das", meent Jürgen Flimm. Eerst zien dan geloven.

PREMIERES

Richard Wagner - DER FLIEGENDE HOLLÄNDER
Christian Spuck / Donald Runnicles
Ingela Brimberg, Samuel Youn, Tobias Kehrer, Thomas Blondelle

REPRISES

Benjamin Britten - BILLY BUDD
David Alden / Moritz Gnann
Burkhard Ulrich, John Chest, Gidon Saks

woensdag 16 maart 2016

Seizoen 2016-2017 : Bayrische Staatsoper München


Intendant Nikolaus Bachler kapt ermee in 2021. Tot zo lang blijft de Bayerische Staatsoper het toonaangevende operahuis in Duitsland.

Romeo Castellucci zet zijn eigenzinnige dialoog met Wagner verder in Tannhäuser. Klaus Florian Vogt zal zich trachten te handhaven in de titelrol. Voor Vogt is het een debuut.

Die Meistersinger von Nürnberg wordt hernomen met dezelfde bezetting.

Vier premières dringen zich op :

1. Dmitri Sjostakovitsj - LADY MACBETH VON MZENSK
Harry Kupfer / Kirill Petrenko
Cast : Anja Kampe, Misha Didyk, Anatoli Kotscherga

2. Richard Wagner - TANNHÄUSER
Romeo Castellucci / Kirill Petrenko
Cast : Klaus Florian Vogt, Christan Gerhaher, Anja Harteros, Georg Zeppenfeld, Elena Pankratova

3. Umberto Giordano - ANDREA CHENIER
Philipp Stölzl / Omer Meir Willber
Cast : Jonas Kaufmann, Anja Harteros, Luca Salsi

4. Franz Schreker - DIE GEZEICHNETEN
Krzysztof Warlikowski / Ingo Metzmacher
Cast : Tomasz Konieczny, Christopher Maltman, Catherine Naglestad, John Daszak, Kevin Conners

REPRISES :

1. Richard Wagner - DIE MEISTERSINGER VON NÜRNBERG
David Bösch / Kirill Petrenko
Cast : Wolfgang Koch, Jonas Kaufmann, Georg Zeppenfeld, Martin Gantner, Emma Bell, Benjamin Bruns

2. Leos Janacek - JENUFA
Barbara Frey / Tomas Hanus
Cast : Stuart Skelton, Pavel Cernoch, Karita mattila, Sally Matthews/Eva-Maria Westbroek, Hanna Schwarz

3. Sergej Prokovief - DER FEURIGE ENGEL
Barrie Kosky / Michail Jurowski
Cast : Evgeny Nikitin, Ausrine Stundyte

4. Richard Strauss - DIE FRAU OHNE SCHATTEN
Krzysztof Warlikowski / Kirill Petrenko
Cast : Johan Botha, Adrianne Pieczonka, Michaele Schuster

Het programma voor de live-streaming wordt bekend gemaakt in september.

dinsdag 15 maart 2016

Christof Loy met Chovansjtsjina in Amsterdam (****)


Dmitry Ivashchenko, Gabor Bretz © Monika Rittershaus

DE EEUWIGE KRINGLOOP VAN MACHT EN ONDERGANG

"Geschiedenis is mijn nachtelijke vriend, zij brengt mij in een prettige roes". Aldus Modest Moesorgski in een brief aan zijn kunstvriend Vladimir Stasov. Dat laatste was vooral het geval als er een fles wodka in de buurt was. Moesorgski combineerde drie levens : drankorgel, ambtenaar bij het ministerie van Staatsbosbeheer en artistiek genie. Dat geniale manifesteerde zich ondermeer daardoor dat hij zijn privé-kijk op de Russische geschiedenis een tijdloze dimensie wist mee te geven. Kleine geesten kijken nooit verder dan de eigen horizon. Een halve eeuw later had Vadertje Stalin veel van hem kunnen opsteken.

Want wat is het morele landschap van Chovansjtsjina? Er is er geen. Dubbelzinnigheid regeert het stuk en Moesorgski houdt dat vol tot het bittere einde. Meestal tot grote ergernis van voorstanders van een lineaire verhaallijn. De ongrijpbaarheid van Chovansjtsjina maakt nu juist de kracht uit van het werk. In de arena van zijn verbeelding laat Moesorgski progressief en reactionair Rusland de degens kruisen. Het is het Rusland van de 17e eeuw. Zelf neemt hij geen standpunt in. In de figuur van Shaklovity, de intrigant die in opdracht van Peter de Grote lijkt te handelen, eist hij een soort cameo-rol op voor zichzelf zodat hij precies halverwege het stuk de nood van het Russische volk kan bezingen. "Zend een uitverkorene om het ongelukkige, lijdende Rusland te redden en op te richten", laat hij hem zingen maar uit de correspondentie met Stasov weten we ook hoe gering zijn enthousiasme was voor het project van Peter de Grote. Voor Moesorgski zijn alle betrokkenen proefdieren in Gods laboratorium, onmachtig om de loop van de geschiedenis te beïnvloeden.

Christof Loy's productie voor de Nationale Opera ontstaat vanuit een schilderij: het is Vasily Soerikovs "De ochtend van de executie van de Streltsy na hun mislukte opstand in 1698". Als de dageraad over de Moskva weerklinkt zien we het koor als een in de tijd gestold tableau-vivant postvatten bij het schilderij. Gaandeweg kleden ze zich om naar eigentijdse stadskledij. Niets is zo ongeneerd illustratief als de blik op een schilderij in het theater, zeker als dat schilderij wordt opgenomen in een kale witte wand alsof het het Rijksmuseum betrof. Een dood paard blijft gedurende het grootste deel van de voorstelling als een volslagen inert requisiet op de toneelvloer liggen. De extreme kaalheid van de scène leidt zelden tot een theatrale verdichting op het toneel. Met name in de spirituele momenten geeft Loy vaak niet thuis: niet iedereen heet Peter Brook en de lichtregie van Reinhard Traub is in dat opzicht weinig behulpzaam.

Loy kan een massa regisseren. Het minst slaagt hij daarin tijdens het eerste tafereel terwijl Andrei Popov de pannen van het dak speelt als de klerk. Met de aankomstscène van Ivan Chovanski krijgen we meteen beter werk te zien, zelfs met een gedifferentieerde regie van het kinderkoor. Met de eerste grote koorscène, die met de offstage trompetten en de finale van het eerste bedrijf, kan het koor voor het eerst voluit scoren.

Met een tafel, een stoel en een bokaal water is de scènische kaalslag ten huize van Vorst Golitsyn totaal. Met een pantomime tracht zijn dienaar Varsonofjev die leegte op te vangen. Dat lukt aardig, net als de waarzeggingsscène en het politieke trio van de machtshebbers.

Shaklovity's grote nummer, waarin we de stem van de auteur horen resoneren, wordt door de regisseur een beetje verprutst. Het is een cruciale scène en Loy doet geen moeite om ons, de bezetters van het auditorium, te betrekken bij het gebeuren. "Ach, hoe droevig is je lot, mijn Russische vaderland" is veel overtuigender als dat wel gebeurt. Het ruziekoor tussen de mannen-dronkaards en de vrouwen-zeurkousen onder de Streltsy is grappig en uitdagend geregisseerd. Voor de finale van het derde bedrijf neemt het koor de gehele toneelbreedte in beslag : "Vadertje, kom naar ons toe" is overweldigend. Het gevoel van verlies en ontreddering, de rode draad doorheen het hele stuk, is nergens zo sterk als hier. De manier waarop Dmitry Ivashchenko Chovanski's resignatie gestalte geeft, is beresterk. Ook hij beseft dat zijn lot een onomkeerbare wending heeft genomen. Zijn depressie tracht hij te verwerken met drank en jonge Perzische slavinnen. Hij doet dat met erg jonge meisjes, die het effect van de naaldhak op het gemoed van de man nog maar heel recent hebben ontdekt. De genadesteek krijgt hij van een kleutermeisje met koddige staartjes. Daarmee legt Loy teveel moreel gewicht bij Shaklovity, een intrigant als al de anderen.
Problematisch is de aankomst van Peters soldaten in historische uniformen : de banda die de Preobrazjenski- mars speelt is heel prominent aanwezig op het toneel, de troepen zelf lijken tinnen soldaatjes.

"Hier op deze heilige plaats zal ik de wereld de weg naar redding verkondigen", zegt de religieuze obscurantist Dosifej bij de aanvang van de finale scène, weinige minuten voordat hij zijn hele geloofsgemeenschap tot collectieve zelfmoord zal aanzetten. Minutenlang is het koor offstage te horen met een adembenemende spirituele voorbereiding op het sacrale offer. De zelfverbrandingsscène vindt plaats voor een doek beschilderd met een besneeuwd boslandschap. Het oogt een beetje ouderwets maar is niet zonder effect.

Zoals bekend herneemt de orchestratie van Sjostakovitsj het dageraadsthema helemaal op het eind. Loy maakt hiervan gebruik om tijdens de finale maten het schilderij terug uit de kast te halen en koor en solisten terug te laten muteren naar hun historische personages van bij de aanvang. Het verhaal wordt daardoor cyclisch, de slotmuziek ademt een sprankeltje hoop. Met de ondraaglijke finale van Rimsky-Korsakov heeft het operabedrijf ondertussen voorgoed afgerekend, zo mag ik hopen, maar maakte deze voorstelling eigenlijk ook niet het proces van de finale van Sjostakovitsj? Na de zelfverbrandingsscène wil je toch helemaal geen Preobrazjenski-mars meer horen en de herhaling van het dageraadsthema is dramaturgisch zinvol maar de zorgvuldig opgebouwde sfeer van het zelfdodingsritueel wordt er in één klap door vernietigd. Het beleven van de finale catharsis van de Oud-Gelovigen vergt tijd en die is er niet. Na Antwerpen ben ik de finale van Valery Gergiev toch echt wel gaan appreciëren als de beste, zowel scènisch als muzikaal, ook al laat deze het laatste woord aan de Oud-Gelovigen.

Anita Rachvelishvili bracht een pakkende vertolking van de overempatische Marfa. Ze zingt dynamisch zeer gedifferentieerd, beschikt over een mooi slavisch timbre en een zinnelijke projectie. Rachvelishvilli is een echt podiumbeest dat we graag opnieuw willen meemaken.

Gabor Bretz als Shaklovity kan zijn personage omhullen met mysterie, een talent dat hij zeker ook zal kunnen verzilveren als Blauwbaard in De Munt.

Orlin Anastassov als Dossifei stelt vocaal niet teleer maar heeft geen flauw benul hoe hij zich de zelfzekere tred van een spiritueel leider moet aanmeten. Als personage kan hij niet overtuigen.

Dmitri Ivashchenko leek wel geboren in de boots van Ivan Chovansky. Hij groeit in de rol naarmate het stuk vordert en ter hoogte van het vierde bedrijf, zijn zwanezang, is hij vocaal en scènisch in bloedvorm.

Kurt Streit was een uitstekende Golitsyn, Maksim Aksenov een middelmatige Andrei Khovanski, Andrei Popov een voortreffelijke klerk, Olga Savova een opvallend geëngageerde Suzanna.

Ingo Metzmacher en het Nederlands Filharmonisch Orkest konden mij niet over de hele lijn overtuigen. De tempelklokken, de gongs en de pauken ressorteren niet altijd het gewenste effect. Het ontbeerde het orkest wel eens aan primaire zeggingskracht zoals tijdens het klokkenmotief van de prelude of het razendknappe leidmotief van Ivan Chovansky dat desondanks dagenlang door je hoofd blijft spoken. Metzmacher zette nooit in op effect of extreme dynamische contrasten, behalve bij de dood van Chovansky. In het belichten van de spirituele kant van het werk was hij meer succesvol dan de regisseur die daar vaak triviale beelden tegenover stelde. Het koor, ingestudeerd door Ching-Lien Wu, was fenomenaal, geen geringe prestatie voor een kooropera als Chovansjtsjina.

De volgende afspraak met De Nationale Opera is Pique Dame in de regie van Stefan Herheim.

donderdag 10 maart 2016

Seizoen 2016-2017 : De Munt


De Munt zal heel erg haar best moeten doen om ons warm te krijgen voor Richard Strauss' saaie conversatiestuk Capriccio maar omdat de meeste overige producties die Peter De Caluwe voor het komende seizoen samenstelde onze interesse moeiteloos kunnen opwekken, willen we het nog eens een kans geven. Net zoals de Gouden Haan van Rimsky-Korsakov trouwens, niet in de laatste plaats door zijn interessante bezetting.

Eindelijk staat Wagner nog eens op de affiche. Uiteraard met een dubbele bezetting. Daarvan interesseert de eerste ons het meest met Eric Cutler als Lohengrin.

Veelbelovend is de koppeling van Bartok met Ligeti, een productie waar de directie lijkt in te geloven gezien het aantal voorstellingen.

1. Richard Wagner - LOHENGRIN
Olivier Py / Lothar Koenigs
Cast : Eric Cutler/Josef Kaiser, Annette Dasch/Amanda Echalaz, Thomas Johannes Mayer/Andrew Foster-Williams, Sabine Hogrefe/elisabeth Meister, Werner Van Mechelen

2. Giacomo Puccini - MADAMA BUTTERFLY
Kirsten Dehlholm / Kazushi Ono
Cast : Alexia Voulgaridou/monica Zanettin, Ning Liang/ Qui Lin Zhang, Andréa Carré/Leonardo Caimi, Aris Argiris/Dimitris Tiliakos

3. Bela Bartok, Giörgy Ligeti - BLUEBEARD'S CASTLE / LUX AETERNA
Gisèle Vienne / Alain Altinoglu
Cast : Gabor Bretz, Nora Gubisch/Christianne Stotijn

4. Rimsky-Korsakov - THE GOLDEN COCKEREL
Laurent Pelly / Alain Altinoglu
Cast : Pavlo Hunka/Alexey Tikhomirov, Alexey Dolgov, Konstantin Shushakov, Alexander Vissiliev, Venera Gimadieva / Nina Minasyan

5. Giuseppe Verdi - MACBETH
Olivier Fredj / Paolo Carignani
Cast : Scott Hendricks, Beatrice Uria-Monzon, Carlo Colombara, Andrew Richards

6. Richard Strauss - CAPRICCIO
David Marton / Lothar Koenigs
Cast: Sally Matthews, Dietrich Henschel, Edgardo Montvidas, Stéphane Degout

7. Kris Defoort - DARAL SHAGA
Fabrice Murgia / Philippe De Coen
Cast : 3 muzikanten, 3 zangers, 5 akrobaten

8. Toshio Hosokawa - MATSUKAZE (herneming)
Sasha Waltz / Bassem Akiki
Cast : Barbara Hannigan, Charlotte Hellekant, Frode Olsen, Kai-Uwe Fahnert

dinsdag 8 maart 2016

Zomer 2016 : Glyndebourne Streaming


Glyndebourne zal weer drie producties streamen van haar zomerfestival. Jammergenoeg zal McVicars uitstekende "Die Meistersinger von Nürnberg" niet live worden uitgezonden en kunnen we de nieuwe bezetting met Michael Schade, Amanda Majeski, Jochen Kupfer, David Portillo, Hanna Hipp niet beoordelen. De overige twee voorstellingen gaan live.

1. 21.06.2016 : Giacchino Rossini - Il Barbiere di Siviglia
Annabel Arden / Enrique Mazzola
Cast : Danielle de Niese, Alessandro Corbelli, Taylor Stayton, Björn Bürger

2. 12.07.2016 : Richard Wagner - Die Meistersinger von Nürnberg
David McVicar / Vladimir Jurowski
Cast : Gerald Finley, Marco Jetzsch, Johannes Martin Kränzle, anna Gabler, Alastair Miles, Topi Lehtipuu

3. 09.08.2016 : Hector Berlioz - Beatrice et Bénédict
Laurent Pelly / Robin Ticciati
Cast : Stéphanie d'Oustrac, Paul Appleby

Sylvain Cambreling herinnert Gerard Mortier


Internationale Vrouwendag of niet, vandaag precies 2 jaar geleden overleed Gerard Mortier in zijn appartement in Brussel.
In een lang interview met Forum Opéra haalt Sylvain Cambreling, die 34 jaar lang zijn partner was, herinneringen op aan Mortier, aan datgene waar hij voor stond, aan de wrijving met het Franse publiek, aan het schaamteloze ontslag in Madrid, aan de laatste weken voor zijn dood. Oprecht en in alle openheid. Ontroerend.

Forum Opéra : Gérard Mortier n'a jamais eu peur de se mettre en danger

Minder te spreken ben ik over de lezingenreeks De Vuurmond bij NTgent. Aanvankelijk aangekondigd als herinnering en eerbetoon aan Mortier moet hij nu dienen als uithangbord voor een lezingenreeks waarin sprekers zich buigen over hete hangijzers in de actualiteit. Wie verzekert mij dat Mortier hiermee akkoord zou zijn gegaan?

zondag 6 maart 2016

Richard Eyre met Manon Lescaut in New York (***½)


Kristine Opolais, Roberto Alagna © Ken Howard

THE FALLEN MADONNA (WITH THE BIG BOOBIES)

Richard Eyre vond het nodig om de handeling te verplaatsen naar bezet Frankrijk anno 1941. Daarmee wilde hij de sfeer van de film noir binnenhalen maar de scène ademt daardoor ook willens nillens de sfeer van "Allo Allo". Elk moment verwacht je één van die belegen Britse grappen over "de gevallen madonna met de grote bloemkolen". De oorlogssituatie en de gespannen relatie met de bezetter opent mogelijkheden voor het tweede en derde bedrijf maar Eyre doet er niks mee en toont zich dus vooral een vermoeide en uitgebluste regisseur.
De decors reduceren de solisten tot dwergen, de intimiteit van het stuk is ver zoek, aldus enkele krantencommentaren. Daarvan is in de cinema natuurlijk niets te merken al zijn de decors van Rob Howell wel degelijk monumentaal en verlangen ze een vervelend lange ombouwtijd na elk bedrijf.

Manon arriveert per trein langs een grote trap met een colonnade. Het spel van de studenten is geforceerd. Zoals zo vaak aan de Met ontbreekt het het koor aan natuurlijkheid in de beweging. Zach Borichevsky als Edmondo is houterig en saai. Geronte heeft onvoldoende profiel, zowel scenisch als vocaal. Hij lijkt wel een cloon van Peter Gelb. Een oudere man met geld die een 18-jarig meisje aan zich bindt moet zichzelf ook een beetje belachelijk maken. De vis comica is aan Brindley Sherratt niet besteed, zoals hij zelf toegeeft tijdens de intermissie. De Lescaut van Massimo Cavalletti is even weinig gedifferentieerd en al helemaal geen pooierachtig type.

Het Parijse boudoir van Manon is als een zaal in het Louvre. Is het de zuil van Trajanus of de Collone Vendôme die haar slaapkamer doorklieft? Ook hier weer een gigantische trap.
Kristine Opolais kan haar vrouwelijkheid minutenlang uitspelen in een kleurrijke kimono maar aan het erotische samenspel dat Jonathan Kent in Londen aan haar en Jonas Kaufmann had weten te ontlokken, komt ze niet toe. In de zang en dansact voor Geronte's genodigden toont Eyre weinig fantasie en niettegenstaande de oorlogssetting is het allemaal erg braaf. Wanneer De Grieux zijn beklag doet dat Manon niets veranderd is, doet hij dat deels via een introspectieve monoloog, recht in de camera.

Fabio Luisi leidt een opwindende finale tot het tweede bedrijf. Met de prelude tot het 3de bedrijf, het geweldige intermezzo, brengt hij het stuk nog meer op temperatuur. De inscheping van de prostituees in Le Havre profiteert nauwelijks van de oorlogsssituatie. In het vierde bedrijf slagen Manon en Des Grieux er dan toch in een echt koppel te worden en krijgen we van Opolais en Alagna hun meest doorleefde vertolking te zien te midden van de betonnen chaos van een gebombardeerd Parijs.
"Solo, perduta, abbandonato" is verschroeiend. Wat jammer dat Opolais geen warmer timbre kan voorleggen en de stem niet iets breder kan laten stromen. Met Puccini zal het dus nooit helemaal goed komen. Haar spel is grandioos (al laat de regisseur haar talent op dat punt onbenut) maar de partij zal anders klinken wanneer Anna Netrebko de rol volgend seizoen zal overnemen.

Roberto Alagna's tenor klinkt nog altijd warm en geëngageerd maar heeft wat van zijn frisheid verloren. Twee bedrijven lang heeft hij de neiging te forceren. Daarna geraakt hij meer en meer in balans om met "Pazzo son, guardate" en het vierde bedrijf zijn meest overtuigende prestatie neer te zetten.

zaterdag 5 maart 2016

Joyce DiDonato en Vera Gimadieva in I Capuleti e i Montecchi in Berlijn (****½)


Joyce DiDonato, Vera Gimadieva, Paolo Arrivabeni © Bettina Stöß

Is het belcanto de hoer van het operabedrijf ? Sommigen vinden van wel. Sir John Tomlinson, bijvoorbeeld, de heersende Wotan van zijn generatie. Belcanto noemde hij onlangs "irrationeel entertainment opgeleukt door kanarievogels met de uitsluitende bedoeling het aanwezige gefortuneerde publiek een leuke avond te bezorgen alsof de dagen van Händel weer helemaal terug waren". Hij verontschuldigde zich ook voor de veralgemening maar treft daarmee toch de kern van het probleem. Anders uitgedrukt: voor wie opera ziet als een theatervorm is belcanto een ware nachtmerrie. Theater is voor belcantisten pure bijzaak. De muzikale clichés hoor je al van op een kilometer afstand op je afkomen en alle aria's lijken wel compleet inwisselbaar zelfs tussen componisten onderling als Donizetti, Rossini en Bellini. Sommige scènes hebben met een dramatische toonzetting niets vandoen. Slechts één voorbeeld : als het koor van de Capulets de dood aan de Montagues bezweert dan doet het dat op een vrolijk staplied!

Met Joyce DiDonato en Vera Gimadieva als kanarievogels van dienst, twee talenten die door de natuur werden voorbestemd om in dit stemvak te excelleren, durf ik uitzonderingsgewijs al eens mijn opwachting maken in de volière van het belcanto. Temeer omdat DiDonato stilaan het betere werk opzoekt en Gimadieva zich vooral lijkt te profileren in Verdi, een componist die het belcanto in theatraal opzicht dan toch boven zich uit heeft weten te tillen.

De talenten van de beide diva's zijn misschien wel groter dan de verdiensten van het stuk. Zo is het wel vaker met belcanto. De jonge Richard Wagner beleefde één van zijn artistieke ontwakingsmomenten wanneer hij Wilhelmine Schröder-Devrients Romeo voor het eerst hoorde ondanks de "onbeduidende muziek". Gerard Mortier van zijn kant was zijn leven lang op zoek naar een Norma die aan Maria Callas kon tippen. Die heeft hij nooit gevonden en dus vond hij het stuk niet de moeite waard om op te voeren.

"I Capuletti en I Montecchi" behoort tot het handjevol aanvaardbare werken die het zuivere belcanto heeft voortgebracht. Ook al is ze niet op Shakespeare gebaseerd de handeling is tragisch en geloofwaardig genoeg om niet onmiddellijk te verzanden in het gebruikelijke flutverhaal. Tenslotte is er Vincenzo Bellini die Richard Wagner heeft geroemd omwille van zijn melodisch talent en van wie hij, ondanks zijn gefundeerde en terechte kritiek op het Italiaanse operabedrijf, nooit een onvertogen woord heeft geschreven.

Joyce Didonato heeft meer last van haar high heeled boots dan van de partij van Romeo. Ze laat de stem heroïsch aanzwellen alsof het niets is, projecteert ze vervolgens in het auditorium met zoveel mezzo-zinnelijkheid dat je je afvraagt waar haar grenzen nu precies liggen. Dit is toch geen sopraan die zich hoeft te beperken tot de da capo diarree van G.F. Händel?
Er zitten al eens minder fraaie klanken tussen maar dan nog dienen ze de expressie. Aangekomen ter hoogte van haar eerste cabaletta is ze helemaal op dreef en heeft ze de hele zaal in een houdgreep die ze niet meer zal lossen.

Vera Gimadieva is een heel ander type sopraan en dus eveneens perfect gecast. Haar grote romance "Oh! Quante volte" ingeleid door de hoornsolo en later sprankelend ondersteund door de harp is vintage Bellini. In tegenstelling tot haar impulsieve Romeo is haar voordracht gedrenkt in zoete melancholie en doodsverlangen. Kristalhelder en intonatiezuiver zijn al haar ontboezemingen, dynamisch mooi gedifferentieerd en voorzien van subtiele pianissimi.

Tijdens de a capella passage van het liefdesduet bereiken de beide dames zo'n intimiteit dat je zou zweren met een koppel te doen te hebben. Het is het onweerstaanbare hoogtepunt van het eerste bedrijf. Vintage Bellini krijgen we opnieuw met Romeo's cavatine "Deserto è il loco", ditmaal ingeleid door de uitgebreide klarinetsolo. In het rivaliteitsduet met Tebaldo laat DiDonato er geen twijfel over bestaan wie de eigenlijk pretendent is van Giulietta's hart. Het offstage koor dat Giulietta's dood aankondigt is onaards. Rest nog een verschroeiende finale voor Romeo : Didonato doet dat met zoveel inlevingsvermogen dat het bijna ongezond lijkt.

Celso Albelo als Tebaldo is de derde beste man op het toneel al kan hij zijn tenor nooit de vereiste glans verlenen. Alexei Botnarcluc verveelde met een onaangenaam vibrato. Marko Mimica als Pater Lorenzo beschikte over een zeer markante bas die hij echter met weinig gevoel voor dramatiek inzette.

Het volgende rendez-vous met Joyce Didonato is gepland in Londen (via Utopolis) als Charlotte in Werther. Alweer een slecht stuk. Het zij zo!

vrijdag 4 maart 2016

Seizoen 2016-2017 : Semperoper Dresden


Een langgerekte geeuw kon ik met moeite onderdrukken bij het openslaan van het nieuwe seizoensprogramma dat interimintendant Wolfgang Rothe onder het goedkeurend oog van Christian Thielemann heeft samengesteld.

In een stad, sterk verdeeld tussen Gutmenschen en Pegida-Menschen, zal het mij benieuwen met welke huidskleur Johan Botha als Otello uit de schminkkamer zal komen. Otello is de enige nieuwe productie die het overwegen waard is.

NIEUWE PRODUCTIES :

1. Giuseppe Verdi - OTELLO
Vincent Boussard / Christian Thielemann
Cast : Johan Botha , Dmitri Hvorostovsky, Dorothea Röschmann

REPERTOIRE :
Verder twee delen uit de Ring. De mooi bezette Siegfried nemen we in overweging.

1. Richard Wagner - DAS RHEINGOLD
Willy Decker / Christian Thielemann
Cast : Markus Marquardt, Kurt STreit, Tomasz Konienczny, Gerhard Siegel, Georg Zeppenfeld, Ann Petersen, Janina Baechle

2. Richard Wagner - SIEGFRIED
Willy Decker / Christian Thielemann
Cast : Stephen Gould, Gerhard Siegel, Markus Marquardt, Albert Dohmen, Georg Zeppenfeld, Nina Stemme

woensdag 2 maart 2016

Barrie Kosky met JEVGENIJ ONEGIN in Berlijn (****½)


Asmik Grigorian, Günter Papendell © Iko Freese

LIEFDESROES IN EEN JAMPOT

Zoals de Komische Oper in Berlijn het ene artistieke succes na het andere aan mekaar rijgt sinds het Australische wonderkind Barrie Kosky er de plak zwaait, maakt op mij een grote indruk. Het parcours van Barrie Kosky is ontwapenend, als regisseur en als intendant: van Claudio Monteverdi over Emmerich Kalman en Leonard Bernstein tot Arnold Schoenberg en Bernd Alois Zimmermann, alles lijkt de Komische Oper even goed te lukken. Dat getuigt van een zeldzame klasse die ik aan de twee overige Berlijnse huizen niet terugvind.

Op één punt heeft de huidige intendant duidelijk brandhout gemaakt van de axioma's van zijn beroemde voorganger, Walter Felsenstein: de voorstellingen worden niet langer systematisch in Duitse versie gebracht. De English National Opera, die momenteel een existentiële crisis doormaakt, zou er goed aan doen dit archaïsche principe eveneens te laten varen.

Dat Katharina Wagner hem engageerde voor "Die Meistersinger von Nürnberg" is niet alleen een gok, het is het intelligentste dat ze al gedaan heeft als graalhoedster van de Festspiele in Bayreuth. Toen Kosky de opdracht kreeg wilde hij eerst weigeren: "Ich habe acht Mal in meinem Leben Wagner inszeniert, ich bin fertig mit dem Mann. Und dann soll ich als australischer Jude in Bayreuth das problematischste aller Wagner-Stücke machen - nein! Aber inzwischen traue ich mich das zu, und ich habe eine Idee, die zwar kritisch ist, aber auch neu." , zo verklaarde hij vorige week in de Süddeutsche. Kosky zal ons uit onze comfortzone lokken, zoveel is zeker.

Met Jevgenij Onegin levert hij weer een productie met referentiestatus af. "Die Sehnsucht verlieren um weiter zu leben": daarover gaat het stuk, inderdaad. Althans vanuit het standpunt van de vrouwelijke hoofdprotagoniste die, merkwaardig genoeg, niet in staat was haar naam aan het werk te lenen. Dat was gereserveerd voor Onegin, Poesjkins Byroneske dandy, wiens liefdesleven getekend is door een tragisch gevoel voor slechte timing. Ook in deze lezing is het vooral Tatjana die met onze empathie aan de haal gaat.

Mag ik terloops opmerken dat er niet één conventioneel of redondant gebaar te zien was, dat het koor uiterst gedifferentieerd ageerde, en dat niemand, zelfs niet in de kleinste rollen, aan hulpeloosheid was overgeleverd? Het zijn aanwijzingen die het beste doen verhopen voor Die Meistersinger in 2017.

Rebecca Ringst had in Antwerpen nog maar pas een heel woud in de toneeltoren getrokken om haar Venusberg te simuleren. Hier beperkt ze zich tot een weide aan de rand van een bos, een weide waar het goed is te vertoeven en die zomerse idylle wordt doorheen het hele stuk breed uitgesponnen en door Franck Evin efficiënt en sfeervol uitgelicht. Kosky houdt zich verrassend dicht aan de tekst. Madame Larina en Filipjevna scheppen aardbeienjam in weckpotten. Al snel loopt de halve cast met plakkerige handen rond. Het toestromende koor houdt een aardig "déjeuner sur l'herbe". Asmik Grigorian speelt de nerdy boekenwurm Tatjana feilloos. Het bos wordt discreet naar de achtergrond verdreven voor haar grote briefscène. In de finale daarvan staat ze nerveus en handenwringend met de rug naar het publiek. Haar brief stelt ze samen met tekstfragmenten die ze uit haar romans scheurt en per jampot aan Onegin laat bezorgen. Het verschaft Onegin de mogelijkheid om denigrerend met het potje om te springen. Tijdens zijn preek zien we Tatjana elke minuut volwassener worden.

Ook het tweede bedrijf speelt outdoors. Het is nacht en het koor is uitgerust met fakkels. Met Monsieur Triquet wordt een beetje de draak gestoken. Het duel krijgen we niet te zien. De beide heethoofden zijn behoorlijk beschonken, Onegin nog het meest. Toch is de gekrenkte eer sterker dan de ratio. Het beschamende duel voltrekt zich in de diepte van het bos. Tatjana verschijnt als toeschouwer, een beetje zoals Sieglinde in Walküre II. Na het fatale schot toont Onegin zich met bebloed bovenhemd. Het laat vermoeden dat het voor hem een pijnlijk afscheid is geweest.

De polonaise krijgen we weliswaar te horen maar niet te zien. Een neoklassiek palazzo staat midden in het bos is geplant. Tatjana lijkt zich best te amuseren in haar nieuw gekozen leven met haar oudere militair. Is het ook niet dankzij Vorst Gremin dat Tatjana de persoon is kunnen worden waar Onegin nu plots zo verliefd op wordt ?
Na Vorst Gremins aria verdwijnen de wandelementen van het palazzo één voor één zodat het finale duet in de herinnering van de zomerse idylle kan plaatsvinden. Een stortregen koelt de passie af. Er ligt zelfs een jampot in het gras met een "billet doux" dat Tatjana met heel veel gusto aan stukken scheurt. Zelden zagen we de spirituele nood van Onegin op zo' n overtuigende manier gespiegeld in Tatjana's pijnlijke afwijzing. Gebroken blijft hij achter. Gelukkig heeft hij nog die erfenis van zijn oom.

Asmik Grigorian stelde niet teleur en maakt van de briefscene het vocale hoogtepunt van het eerste bedrijf. Ze heeft de jeugdige looks die Tsjaikovski wilde en de daarmee gepaard gaande jeugdige sopraan. Het timbre is mooi, zonder daarom de zinnelijke warmte van Anna Netrebko's donkerder timbre te evenaren. Het vibrato is perfect, de voordracht uiterst gedifferentieerd. We zien haar graag terug in Opera Vlaanderen in gelijkaardige rollen.

Günter Papendell kan met zijn mooie, kernachtige bariton niet in dezelfde mate nuanceren als Peter Mattei maar zijn portret van Onegin is intelligent en doorleefd.

Karolina Gumos als Olga is grandioos in haar spel als een meisjesachtige Olga. Vocaal overtuigt ze veel minder, net zoals de vocaal minder stabiele Margarita Nekrasova als Filipjevna.

Aleš Briscein als Lenski zingt een grandioze "Kuda, kuda", zeer doorleefd en met dynamische differentieringen tot in het piano, soms liggend op de rug in het gras. Je ziet hem zo een uitstekende Steva zingen.

De boomlange Alexey Antonov zingt een uitstekende, zij het afstandelijke Gremin.

Henrik Nánási blijft nog één seizoen in Berlijn. Zijn voorganger Kirill Petrenko had met Onegin een grote hit. Ik durf vermoeden dat Petrenko het orkest tot een grotere precisie wist te bewegen maar Nánási maakt de gevoelsexplosies van Tatjana's puberale koortsdromen niettemin bijzonder tastbaar. De geweldige hobosolo sneed door merg en been. Grandioos was de orchestrale climax na de briefscène wanneer Tatjana, samen met ons, verwachtingsvol in de diepte van het bos tuurt, doodsbang van het antwoord. De balans met de solisten was, zoals altijd in dit huis, uitstekend.

Het volgende rendez-vous met Barrie Kosky is in Zurich (Macbeth) en Frankfurt (Carmen).