Tanja Ariane Baumgarten (Klytämnestra), Ausrine Stundyte (Elektra) © Bernd Uhlig
DIE TAT IST WIE EIN BETT, IN DEM DIE SEELE RUHT
Terwijl in Berlijn een miljoen verontwaardigde burgers tijdens de “Tag der
Freiheit” lucht gaven aan hun ongenoegen met de buitenproportionele maatregelen
die de corona-politiestaat afdwingt, ging in Salzburg Krzysztof Warlikowski’s
Elektra in première als de aarzelende heropstart van het internationale
operaseizoen. Terwijl je de mensenzee tussen de Brandenburger Tor en de
Siegessäule niets meer hoeft wijs te maken over de collusie tussen Big Pharma,
Big Tech, de Media en de supranationale instellingen die onze overheden met
een vingerknip hebben overgenomen, ligt de cultuursector gewoon te slapen. De
gelatenheid waarmee de sector deze invasie wereldwijd heeft aanvaard heeft mij geschokt en diep teleurgesteld. Begrijpt men dan niet dat als men deze psychotische
toestand laat voortzieken volgend jaar geheid covid-20 op de affiche zal staan
en op termijn enkel nog gevaccineerden tot het theater zullen worden
toegelaten. “Wer schläft is ein gebundnes Opfer”, heet het in Elektra. De
gratuite ontmenselijking en de geruisloze transformatie van onze samenleving in een politiestaat zoals we dat vandaag meemaken, zijn verdorie hoofdthema’s in de stukken die we
dagelijks spelen in het theater!
Helga Rabl-Stadler was zowat de enige in de
sector die tegenspartelde en haar kansen op een normale uitgave van de
Salzburger Festspiele zolang mogelijk op de agenda hield. Toen Oostenrijk één
van de eerste landen was die de lockdown versoepelde leek het even of ze daar
ook zou in slagen. Ze moest uiteindelijk genoegen nemen met een afgeslankte
editie en de kaartenverkoop beperken tot 30%.
Toevallig had de reeds
geplande Elektra -een eenakter zonder pauze en zonder koor- het ideale
coronaformaat. De circa 900 aanwezigen waarvan een significant aantal bij de
première ook een (niet-verplicht) mondkapje droeg, mocht in de zaal
plaatsnemen op een schaakbord van vrije en bezette plaatsen.
Identiteitskaarten moesten worden getoond en dienden overeen te stemmen met de
naam op het ticket. Orkest en solisten vormen een cluster; ze krijgen
personeelscode rood en worden regelmatig getest. Daardoor kan het
gebruikelijke Straussiaanse reuzenorkest plaatsnemen in de orkestbak zoals
voorheen. Externe contacten mag het personeel met code rood tijdens de
Festspiele enkel hebben als het in een boek worden ingeschreven. Behoorlijk
streng dus maar voorlopig nog nergens vertoond.
Sommigen zien dit als een
experiment in die zin dat als dit einde augustus goed afloopt de sector terug vertrouwen zal krijgen. De uitkomst kan ik u nu reeds voorspellen: de virale lading die men
in een goed geventileerde zaal als de Felsenreitschule in deze omstandigheden
kan inademen is zo goed als onbestaande. Toch is intendant Markus Hinterhäuser
er niet gerust in: het volstaat een opflakkering mee te maken om het festival
stil te leggen, zegt hij! Hoe erg de cultuursector ingeslapen is valt ook af
te lezen aan de uitspraak van SWR2 Opernredakteur Berd Künzig: „Ich glaube, an
keinem deutschen Opernhaus würde die Gesundheitsbehörde, das Ministerium oder
die Stadt ein solches Hygiene-Konzept durchgehen lassen. Das kann ich mir ganz
schwer vorstellen.“ In wat voor bubbel leven deze mensen ?
Asmik Grigorian (Chrysothemis), Ausrine Stundyte (Elektra) © Bernd Uhlig
Het geluid van
krekels en een rosse gloed plaatst de Felsenreitschule meteen in een
broeierige mediterrane sfeer. Nog voor Franz Welser-Möst de
Agamemnon-akkoorden voor het eerst in de zaal slingert, grijpt Klytämnestra
naar een microfoonstandaard. Ze perst er haar verdedigingsspeech in uit de
Oresteia van Aischylos, een fulminante speech gedrenkt in een hysterische roes
van overwinning en getemperd door schuld die haar op de bodem zal werpen. Een
glazen kooi staat voor het huis van Atreus. Een metalen wand met douches
flankeert een ondiep zwembad. Het zal de hoofdpersonages regelmatig uitnodigen
tot een purifiërend ritueel: handen wassen voor Klytämnestra, blootvoets waden
door de pool voor Orest en voor de Hamletachtige geest van zijn vader. De babbelzieke
dienstmaagden schrobben er hun enkels in.
Elektra, de neurotische
Prinzipienreiterin die matricide tot haar levensdoel heeft gemaakt, bedwingt
de zenuwen met de verdoving van een sigaret. En nog een sigaret. Ausrine
Stundyte, uitzonderlijk talent in het karakteriseren van vrouwen met een
hoek af, houdt Elektra’s verwilderde blik moeiteloos vast. De subtekst die ze
naar boven spit laat de camera beelden schieten van een ongrijpbare
schoonheid. Vocaal is haar prestatie niet zo’n topper. Haar dictie is erg
slordig en de vereiste grote volumineuze klankmassa’s kan ze met haar slanke
dramatische sopraan niet afleveren. Hier zijn staaldraden van een robuuster
strottenhoofd vereist. Een orkaan van opwinding kan ze nooit ontketenen. Dat ze
diep is gegaan maakt ze duidelijk tijdens het slotapplaus.
Małgorzata
Szczęśniak heeft haar in een wit kleed met Tyrools bloemenmotief en een
bloedrode cardigan gestoken, haar zusje Chrysothemis in een zilveren
deux-pièce in lederlook; Orest werd bedacht met een gebreide Noorse trui. Op
de centrale leren zitbank wordt menig duet uitgevochten. Klytämnestra start er “Ich
habe keine gute Nächte” alsof ze op de sofa bij de psychiater ligt. Elektra verstopt er
de bijl die zijn doel zal missen. Tanja Ariane Baumgartner is interpretatief
erg sterk ook al typeert Warlikowski zijn Klytämnestra in traditionele
zin met de lichtjes karikaturale trekken van een zenuwwrak en een Knusperhexe. Dat het reduceren van het personage van de koningin tot een vereenzaamde, op zichzelf teruggeworpen vrouw niet werkt, heeft Waltraud Meier afdoende bewezen (Chéreau, Aix, 2013). Vocaal klinkt het soms wat ruw maar dat weet deze rol uitstekend te verdragen.
Terecht
krijgt het herkenningsduet een belangrijke plaats in de interpretatie van
zowel Warlikowski als van Welser-Möst. Warlikowski: “This is where Hofmannstal is
so brilliant. What we see here are an intelligence and a psychological quality
typically found in the recognition scene between Elektra and Orestes, a scene
of captivating beauty. She begs her brother not to look at her too closely
before going on to describe her own body which, she says, had faded before its
time. She also speaks of her sense of privacy as a woman and says that it has
been crushed by this palace and the circumstances of her life. All this is at
odds with the portrait of a woman lacking in femininity, even an
ultra-masculine woman, as Elektra is often portrayed”. Deze valkuil wordt door
Warlikowski mooi omzeild.
Elektra zal het einde van de opera niet halen. Overmand door doodsverlangen strooit ze een flacon met pillen in het rond. Het is haar zusje Chrysothemis, die
Elektra’s wraakidee altijd al bijzonder vermoeiend vond, die het leven zal beëindigen van
haar stiefvader. De plotse daadkracht waarmee ze haar “Weiberschicksal” in
handen neemt, verrast. Beide moorden voltrekken zich in het volledig verduisterde
paleis, onttrokken aan het oog zoals in de antieke tragedie. Het paleis is
nu naar het centrum opgeschoven. Terwijl het videobloed langs de achterwand
van de Felsenreitschule druipt, muteert de videowand in een wervelende
insectenkolonie (video : Kamil Polak). Die lijken Orest op te jagen als de
Erinyen . Gedegouteerd met zichzelf verlaat hij spoorslags het auditorium,
zijn zusje met lege handen achterlatend. Wat jammer, denk je dan, dat Strauss
geen noten heeft verzonnen voor de beide hoekdelen van de Oresteia.
Australiër
Derek Welton zingt Orest met een mooi getimbreerde basbariton en een
onberispelijke articulatie. Hem wil ik wel eens meemaken als Wotan. Asmik
Grigorian zingt Chrysothemis met fraaie en uitbundige uithalen. Ook de kleine
rollen zijn uitstekend bezet met de vijf dienstmaagden en met de uitstekend
articulerende Matthäus Schmidlechner als de jonge dienaar.
Deze overspannen muziek is als een wisselbad van verheven en donkere gevoelens. Herbert von Karajan zei ooit dat
je Elektra na je zestigste niet meer zou moeten dirigeren : het vraagt veel
discipline en een dynamische controle van ppp tot fff. Franz Welser-Möst is niet bevreesd om met de Wiener Philharmoniker in dynamisch opzicht zeer extreem uit te pakken. Dat doet hij telkens wanneer het kan en vooral wanneer het moet. De ontketende vulkaan van brommende bassen en pathologisch gekwelde houtblazers klinkt voldoende helder in deze relay. De helderderheid en zinnelijkheid van deze lezing versterken mekaar. Elektra’s Agamemnon-monoloog stuwt hij gepast naar de eerste orchestrale climax. Van het zeer Wagneriaanse intermezzo na het
moeder/dochter duet maakt hij een orchestraal hoogtepunt. Het herkenningsmoment van
Orest is een cathartisch orgelpunt. De granieten akkoorden van de finale maken het helemaal af.
Tanja Ariane Baumgarten (Klytämnestra) © Bernd Uhlig
Nog te bekijken bij ARTE TV tot 30.10
1 opmerking:
Mooie recensie.
Een reactie posten