Posts tonen met het label Nabucco. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Nabucco. Alle posts tonen

dinsdag 18 februari 2020

Andreas Homoki met Nabucco in Amsterdam (****½)

George Petean als Nabucco © Martin Walz

A TALE OF TWO SISTERS

Nabucco is voor Verdi wat Rienzi is voor Wagner: beide werken hebben cruciale carrièredoorbraken geforceerd op existentiële momenten van twijfel. Sterker nog, beide werken zijn geschreven in hetzelfde jaar 1842. Het is alsof de voorzienigheid er zich mee bemoeide! Geen van beiden zijn voldragen meesterwerken. Nabucco faalt vooral in dramaturgisch opzicht: Nabucco’ s waanzin getriggered door de bliksem van God, zijn plotse bekering tot het jodendom, de smeekbede om vergeving van zijn machtshongerige adoptiefdochter Abigaille, stervend aan het gif waarmee ze uit het leven is gestapt, het is te gek voor woorden.

Temistocle Solera was niet Verdi’s beste librettist en regisseur Andreas Homoki probeert te redden wat er te redden valt. Dat doet hij niet door het bijbelse gegeven te actualiseren. Probeer dat maar eens met hedendaagse zionisten in een slachtofferrol: good luck with that! Kirill Serebrennikov verbrandde er zijn vingers aan in Hamburg, al was dat velen niet eens opgevallen. Nee, Homoki behoedt ons voor pijnlijke incongruenties met hedendaagse conflictstof in het Midden-Oosten door het stuk terug te brengen naar de familiale sfeer. De politiek-religieuze tegenstelling tussen Babyloniërs en Hebreeën transformeert hij in een negentiende-eeuws spanningsveld tussen een nieuwe wereldorde (de burgerij) en een oude wereldorde (het ancien régime). Homoki daarover : “Het persoonlijke familieconflict speelt zich af tegen de achtergrond van een grote omwenteling. Een nieuwe tijd breekt aan, die uiteindelijk de ondergang van Babylon zal betekenen. Abigaille, de vermeende oudste dochter van Nabucco, tracht vertwijfeld het oude systeem te redden door haar vader van de troon te stoten en zelf de macht over te nemen. Fenena, de andere dochter, voelt het veranderende tijdsgewricht aan en loopt over naar de andere kant. Aan het verdringen van het oude door het nieuwe gaat deze familie uiteindelijk stuk”.

Hier dus geen hangende tuinen van Babylon of scènes aan de oevers van de Eufraat, de intriges tussen de protagonisten ontspinnen zich in een wereld die, op een pistool en een koningskroon na, totaal rekwisietloos aan ons verschijnt. De deels geënsceneerde ouverture fixeert onze blik op een versteend werkende familie tegen de achtergrond van een smaragdgroene marmeren wand. Die zal zich het hele stuk door laten gelden als een metafoor voor het ancien régime. Het geaderde motief van het marmer vinden we immers ook terug in de even smaragdgroene jurken met crinolines die de dames dragen alsof ze in een balscène van Senso of Il Gattopardo terecht zijn gekomen. Op het eerste orkestrale forte valt Nabucco’s vrouw pardoes morsdood: een biografische verwijzing naar Verdi, die zijn eerste vrouw verloor net voor de compositie van het werk? De beide dochtertjes, Fenena en Abigaille, spelend met vaders koningskroon en met een vage hunker naar wat hij representeert, zullen bij de vader in zijn geest blijven spoken wanneer hij later een Koning Lear is geworden, verscheurd tussen de machtsaanspraken van beiden.

De groene wand is wel een meter dik en bijna voortdurend in beweging. Meestal draait hij langzaam om zijn as. De ombouw van de scène maakt hij overbodig, de voorstelling krijgt er vaart door. Hij past ook in de uitgekiende bewegingsregie die Homoki bedacht voor het koor van de Hebreeën dat hij bedreigt of uit mekaar drijft. Homoki weet het koor bovendien heel gedifferentieerd te laten bewegen, een lust voor het oog. In beige werkmansplunje, verstilt het soms tot een tableau vivant uit Les Misérables of Novecento. Van bij het openingskoor is het duidelijk dat dit een grote avond zal worden voor het voortreffelijke mannen- en vrouwenkoor van de Nationale Opera (instudering : Ching-Lien Wu).

Homoki’s concept reduceert het stuk tot een volstrekt niet-spiritueel gebeuren. Zaccaria krijgt daardoor geen echt profiel als personage. De scenografische kaalslag laat ook niet toe om bepaalde scénes zoals het centrale duet Nabucco/Abigaille op te leuken met scènische trouvailles. Iets dergelijks heeft Homoki alleen geprobeerd met een korte operetteachtige choreografie van het mannenkoor in de finale van het tweede bedrijf. De sublieme eenvoud van het slavenkoor “Va pensiero”, uitstervend op een lang aangehouden gonzende noot, presenteert Homoki als een angstdroom van Nabucco. Tevens zet het een proces van wroeging in gang in het hart van de meedogenloze Abigaille dat ze finaal met een pistoolschot zal bezweren.

George Petean (Nabucco), Anna Pirozzi (Abigaille), Alisa Kolosova (Fenena), Freddie Di Tommaso (Ismael) © Martin Walz

Anna Pirozzi is een regelrechte sensatie als Abigaille. Zürich, waar deze productie ontstond, had de geweldige Anna Smirnova in deze rol maar Pirozzi moet daar met haar fabelachtige techniek, zin voor spektakel en pyrotechnische hoogstandjes niet voor onderdoen. Slechts bij hoge uitzondering kleurt de stem in het borstregister minder fraai. Soms plaatst ze noten als een kanonschot, soms tovert ze een ragfijne zanglijn vanuit het niets die ze priemend als een laserstraal in de zaal gooit, soms waagt ze zich aan een messa di voce. Het belcanteske “Anch’io dischiuso un giorno”, waarin ze de liefde voor Ismael bezingt, verankert ze in een smeltend cantabile. We horen haar graag eens terug in meer vertrouwd repertoire. Waarom Wagner voorlopig een blinde vlek vormt in haar agenda is mij een raadsel. Net zoals bij Smirnova schuilt in haar een potentieel verschroeiende Ortrud. Zonder enige twijfel wordt Pirozzi de sensatie van de Luikse Nabucco in juni.

Door zoveel bravoure wordt de geweldige Nabucco van George Petean wel eens overschaduwd. Petean behoort ongetwijfeld tot de beste Verdi-baritons van het moment. Het timbre is aangenaam, frasering en stijlgevoel feilloos. Erg mooi presteert hij in de scène waarbij hij de beide godsdiensten verwerpt. Zijn duet met de flamboyante Pirozzi is het evidente vocale hoogtepunt van de avond. Voor een ander hoogtepunt zorgt zijn gebed “Dio di Giuda”.

Met mooie zalvende lijnen en een prachtbas levert Dmitri Belosselskiy één van de onverwachte vocale hoogtepunten af met Zaccaria’s gebed “Tu sul labbro”. Elders klinkt hij soms hard en een tikkeltje onaangenaam alsof de akoestiek van de zaal zijn stem niet lustte.

Alisa Kolosova als Fenena en Freddie Di Tommaso als Ismael maken het beste van deze door Verdi een beetje weggemoffelde rollen. Optisch en vocaal vormen ze een mooi en overtuigend koppel.

Dirigent Maurizio Benini heeft duidelijk een flair voor Verdi en het Residentieorkest zal hij nooit dramatisch ondervoed op het terrein brengen. Het contrast tussen het plechtstatige thema en de martiale ritmes in de ouverture heeft maximaal effect. Ook de frivolere bladzijden van de partituur springen in het oog. De hele tijd hoor je hoe Verdi Macbeth lijkt aan te kondigen en vijf jaar later zal Verdi in Piave/Shakespeare ook echte tekstschrijvers hebben. Ondanks de scenografische eentonigheid en de van alle spiritualiteit verstoken lezing is dit een wonderlijke voorstelling geworden. De kortsluitingen aangebracht in het problematische toneelwerk zorgen voor een aannemelijkere plot en een dramaturgisch coherent geheel dat Verdi’s vroegrijpe partituur met maximaal effect op de toeschouwer projecteert. Anders uitgedrukt : Nabucco krijg je dezer dagen nergens beter te horen dan in Amsterdam.

dinsdag 8 oktober 2019

Kirill Serebrennikov met Nabucco in Hamburg (****½)

Dimitri Platanias als Nabucco
© Brinkhoff/Mögenburg

BY THE RIVERS OF BABYLON

Nabucco is voor Verdi wat Rienzi is voor Wagner: beide werken hebben cruciale carrièredoorbraken geforceerd op existentiële momenten van twijfel. Sterker nog, beide werken zijn geschreven in hetzelfde jaar 1842! Alsof de voorzienigheid er zich mee bemoeide. Geen van beiden zijn voldragen meesterwerken. Nabucco faalt vooral in dramaturgisch opzicht: Nabucco’s waanzin getriggered door de bliksem van God, zijn plotse bekering tot het jodendom, de smeekbede om vergeving van zijn machtshongerige adoptiefdochter Abigail, stervend aan het gif waarmee ze uit het leven is gestapt, het is te gek voor woorden.

Regisseur Kirill Serebrennikov, door een bepaalde Poetin-onvriendelijke pers gecanoniseerd tot rockstar van de Russische dissidente kunstenaars, werd in de zomer van 2017 aangehouden voor het verduisteren van 133 miljoen roebel (ca. 1.8 miljoen euro) aan subsidiegeld. Hij verkeert sindsdien onder huisarrest. In Hamburg liepen de repetities daardoor onder de leiding van Evgny Kulagin. Die werden gefilmd en s’avonds per usb-stick doorgestuurd naar zijn advocaat voor commentaar. Vertrekkend van het bijbelse verhaal over de ballingschap van de joden in Babylon construeert Serebrennikov een hedendaagse geopolitieke fabel met de Syrische oorlogsvluchtelingen in een hoofdrol.

Voor de ouverture start bevinden we ons reeds in de plenaire zaal van de Verenigde Naties. Veiligheidsagenten checken de lessenaars op bugs. Dan mogen de poetsvrouwen aan het werk. LED-schermen met lopende berichten over de urgentie van het klimaat en de mondiale toestand beginnen te lopen in een lus. Op de agenda van de vergadering staat de omgang met de wereldwijde vluchtelingencrisis: hier worden plannen gesmeed voor een nieuwe wereldorde met Zion in een hoofdrol. Tot zover komt dit vrij goed overeen met de werkelijkheid.

Het vervelende is dat alle berichten i.v.m. de vluchtelingenproblematiek door mekaar worden geklutst en ook dat ze morele veroordelingen inhouden. Zo is Trumps muur tegen illegale migratie bedoeld en niet tegen oorlogsvluchtelingen. Politiek rechts wordt al snel in een slecht daglicht geplaatst. Nabucco, die nog maar pas een “Assyria First”-campagne leidde wordt in het kamp van de rechtspopulisten gezet. Hij blikt in de camera’s met de zelfverzekerdheid van Trump, precies één week nadat Trump zijn in de media ondergesneeuwde speech hield in hetzelfde halfrond. De multilateralist Zaccaria die de supranationale belangen verdedigt, rekent deze productie tot het kamp van de goeden.

Hier geen hangende tuinen van Babylon of scènes aan de oevers van de Eufraat, de intriges tussen de protagonisten ontspinnen zich tussen de banken van het wereldparlement en in de kantoren. Het koor is prominent aanwezig tijdens dit eerste bedrijf en de Staatsopera toont meteen wat ze op dat vlak te bieden heeft. Nabucco’s waanzinsapotheose is mooi in scène gezet. Minutenlang wordt hij geschminkt voor een persconferentie in de mondiale schijnwerpers. Wanneer hj dan uiteindelijk “Ik ben niet langer koning, ik ben God” uitroept wordt hij getroffen door een hartaanval, Gods bliksem inderdaad. Het duet van het derde bedrijf toont Abigail op het toppunt van haar macht, hooghartig, minachtend en wreed. Een stout-komische choreografie met haar dienaars zet dat flink in de verf. Nabucco zelf kwijnt weg als een soort koning Lear.

Het overbekende “Va pensiero” kanaliseert de patriottische gevoelens van vluchtelingen in een tentenkamp. Via een scherm blikken we tevens in het gelaat van vluchtelingen waaronder vele kinderen. Syrische vluchtelingen die in Hamburg leven mengen zich onder het koor terwijl het koor zelf verdwijnt naar de achtergrond. Later zullen deze amateurzangers hetzelfde slavenkoor doubleren o.l.v. een koordirigente. Sommigen vonden dat hartverscheurend, ik vond het eerlijk gezegd een beetje pijnlijk om aan te horen. De problematische finale zelf gaat een beetje ten onder in de semi-religieuze soepjurken van een conventionele voorstelling.

Alexander Vinogradov als Zaccaria
© Brinkhoff/Mögenburg

Viermaal gaat het doek naar beneden voor een intermezzo, gespeeld op de oud door Abed Harsony. Soms wordt hij gesecondeerd door zangeres Hanna Alkourbah voor een melancholisch lied, meestal met heimwee naar het vaderland als thema. Tegelijkertijd zijn foto’s te zien van Sergey Ponomarev over de reis van de Syrische vluchtelingen naar het Westen en van de locale vernietigingen aangericht door de oorlog. Merkwaardig toch dat sommigen in de zaal afwijzend reageerden op deze aan een geïmporteerde cultuur opgeofferde rustpunten, althans dat deden ze tijdens de première in maart. Ze vormden echt een meerwaarde voor deze theaterbelevenis.

Het perverse aan deze voorstelling is dat het stuk de Hebreeërs laat triomferen als de goeden terwijl het uitgerekend de zionisten van Israël zijn die de oorlog in Syrië hebben veroorzaakt. Samen met de eeuwige bondgenoot Uncle Sam, Saoedi-Arabië en Quatar. Dat kom je via de mainstream media natuurlijk niet te weten. Geen enkele perscommentaar die daar iets over schrijft. Sterker nog, uitgerekend Vladimir Poetin, die de door Israël beoogde balkanisering van Syrië heeft verhinderd en de Syriërs hun vaderland heeft teruggegeven, staat door de zaak Serebrennikov een beetje te kijk als een beperker van de artistieke vrijheid, een boodschap die wel zijn weg vindt naar de pers. Het zegt iets over hoe de nazaten van Zaccaria in staat zijn het officiële narratief te kneden en de geheime ambities van Zion onder de radar weten te houden. Het zou mij benieuwen om te horen hoe de Syrische medewerkers aan deze productie hierover denken.

Paolo Carignani dirigeert het orkest van de Staatsopera met alle toeters en bellen en vooral met een warme, zuiderse en zinnelijke klank die vooral door de kopers wordt bepaald. Erg geslaagd zijn de gepunteerde ritmes in het mannenkoor. Het is duidelijk dat dit orkest meer affiniteit heeft met Verdi dan met Janacek.

Liudmyla Monastyrska als Abigaille is niet over de hele lijn de grote dramatische sensatie die ze is. De echt dramatische passages gooit ze met wellust in de zaal maar sommige uithalen klonken minder fraai, op het schreeuwerige af. In de belcanteske momenten bewijst ze dan weer dat ze de stem volledig kan terugnemen en ook heel ongehavend kan laten klinken. Toch wel een dijk van een prestatie.

Dimitri Platanias als Nabucco beschikt over een warm maar niet echt helder timbre. Hij zingt de hele partij met een feilloos stijlgevoel. Tigran Martirossians Zaccaria is zwak. Het timbre is onaangenaam en de stem projecteert onvoldoende.Dovlet Nurgeldiyev maakt van Ismaele een mooi gefraseerde partij.Nadezhda Karyazina als Fenena liet een fascinerend timbre horen, bijna als dat van een alt.


Koor van de Hamburgse Staatsopera: "Va pensiero"
© Brinkhoff/Mögenburg