maandag 19 februari 2018

Nationale Opera Amsterdam : Seizoen 2018-19

Wij dachten dat hij vastgeroest zat aan zijn stoel aan het Waterlooplein maar na 30 jaar ruilt Pierre Audi Amsterdam dan toch voor Aix. Zijn laatste seizoen is echt schitterend en de meeste van de hier weerhouden producties zullen we trachten te bezoeken.

1. Die Zauberflöte (Antonello Manacorda / Simon McBurney)
Cast: Stanislas de Barbeyrac, Mari Eriksmoen, Thomas Oliemans, Dmitry Ivashchenko, Kathryn Lewek, Judith van Wanroij, Rosanne van Sandwijk, Helena Rasker e.a.

2. Jenůfa (Tomáš Netopil / Katie Mitchell)
Cast: Annette Dasch, Evelyn Herlitzius, Hanna Schwarz, Norman Reinhardt, Francis van Broekhuizen, Karin Strobos e.a.

3. Oedipe ( Marc Albrecht / Àlex Ollé (La Fura dels Baus)
Cast: Johan Reuter, Eric Halfvarson, Christopher Purves, James Creswell, Ante Jerkunica, André Morsch, Mark Omvlee, Sophie Koch e.a.

4. Porgy and Bess (James Gaffigan / James Robinson)
Cast: Eric Owens, Adina Aaron, Frederick Ballentine, Mark S. Doss e.a.

5. Girls of the Golden West (J. Adams) (Grant Gershon / Peter Sellars)
Cast: Julia Bullock, Davóne Tines, Paul Appleby, Ryan McKinny e.a.

6. Fin de partie (G. Kurtág) (Markus Stenz / Pierre Audi)
Cast: Frode Olsen, Leigh Melrose, Hilary Summers en Leonardo Cortellazzi.

7. Tannhäuser (Marc Albrecht / Christof Loy)
Cast: Daniel Kirch, Svetlana Aksenova, Ekaterina Gubanova, Stephen Milling, Björn Bürger, Attilio Glaser e.a.

8. Madama Butterfly (Jader Begnamini / Robert Wilson)
Cast: Elena Stikhina, Enkelejda Shkosa, Gianluca Terranova, Brian Mulligan, Tim Kuypers e.a.

9. aus LICHT (K. Stockhausen) (Kathinka Pasveer / Pierre Audi )
Cast: studenten van de master ‘aus LICHT’ aan het Koninklijk Conservatorium.

10. Pelléas et Mélisande (Daniele Gatti / Olivier Py)
Cast: n.n.

vrijdag 16 februari 2018

Metropolitan : Live in HD (Seizoen 2018-19)


Yannick Nézet-Séguin zal in september reeds aantreden in zijn nieuwe functie als muziekdirecteur, dus 2 jaar vroeger dan voorzien. Dat is goed nieuws voor de Met en de #MeToo verbanning van James Levine zal daar wel voor iets tussen zitten. Verder hebben we weinig problemen met dit aanbod. Bij de 4 nieuwe producties, de Dialogues en Die Walküre gaan we als Leidmotief zeker aanwezig zijn.

06.10 : Aida (Sonja Frisell / Nicola Luisotti)
Cast: Anna Netrebko, Anita Rachvelishvili, and Aleksandrs Antonenko

20.10 : Samson et Dalila (Darko Tresnjak / Mark Elder ) NEW
Cast: Roberto Alagna, Elina Garanca

27.10 : La Fanciulla del West (Giancarlo del Monaco / Marco Armiliato)
Cast: Jonas Kaufmann, Eva-Maria Westbroek

10.11 : Marnie (Nico Muhly) (Michael Mayer / Robert Spano) NEW
Cast: Isabel Leonard, Christopher Maltman, Iestyn Davies

15.12 : La Traviata (Michael Mayer / Yannick Nézet-Séguin ) NEW
Cast: Diana Damrau, Juan Diego Flórez, Quinn Kelsey

12.01 : Adriana Lecouvreur (David McVicar / Gianandrea Noseda) NEW
Cast: Anna Netrebko, Piotr Beczala, Anita Rachvelishvili

02.02 : Carmen (Richard Eyre / Louis Langrée)
Cast: Clémentine Margaine, Roberto Alagna, Aleksandra Kurzak

02.03 : La Fille du Régiment (Laurent Pelly / Enrique Mazzola)
Cast: Pretty Yende, Javier Camarena, Stephanie Blythe, Alessandro Corbelli

30.03 : Die Walküre (Robert Lepage / Phillippe Jordan)
Cast: Christine Goerke, Eva-Maria Westbroek, Stuart Skelton, Jamie Barton, Greer Grimsley

11.05 : Dialogues des Carmélites (John Dexter / Yannick Nézet-Séguin)
Cast: Isabel Leonard, Adrianne Pieczonka, Erin Morley, Karita Matilla

dinsdag 13 februari 2018

Jonathan Kent met Tosca in Londen (*****)

Gerald Finley als Scarpia
© Catherine Ashmore
VIVAN LE FEMMINE, VIVA IL BUON VINO !

De productie van Tosca die Jonathan Kent en Paul Brown anno 2005 ontwierpen voor Covent Garden was bedoeld om Franco Zeffirelli’s legendarische productie uit 1964 te vervangen. Vier decennia lang had ze meegedraaid in het Royal Opera House met niet minder dan 242 voorstellingen en ze is niet in de laatste plaats bekend vanwege de video-opname met Maria Callas en Tito Gobbi. Ook Jonathan Kents productie is inmiddels al aan haar 9e herneming toe en ze is ook te bekijken op video met Angela Gheorghiu, Jonas Kaufmann en Bryn Terfel o.l.v. Antonio Pappano. De ideale cast zou u denken maar zo eenvoudig is het niet.

De decors van Paul Brown zijn even indrukwekkend en zo nodig nog efficiënter als die van John McFarlane in New York vorige maand. Een centrale wenteltrap voert naar de sacristie en is afgeboord met een traliewerk. Ze baadt in een kerkelijk sfeerlicht van kaarsen en levert bloedmooie plaatjes op in zowat elk camerastandpunt. Het Palazzo Farnese wordt gedomineerd door een gigantisch standbeeld (ridder met zwaard) dat als een Commendatore zijn morele schaduw werpt op het monster van de seksueel geobsedeerde politiechef van Rome. Het derde bedrijf is kariger uitgerust met enkele executiepalen en een passende sterrenhemel. De acteursregie in deze goed functionerende conventionele productie is niet zo vindingrijk als onder David McVicar in New York maar is daarom niet minder geloofwaardig. De meest pakkende scène is wellicht de scène waarin Cavaradossi het vrijgeleidebriefje weggooit wanneer hij hoort dat Tosca zich aan Scarpia heeft gegeven om hem vrij te krijgen. Hij raapt het niet terug op wanneer hij hoort dat zij hem doodde. Hij beseft maar al te goed dat dit tevens haar dood zal betekenen. En zo stapt hij minutenlang mee in haar ultieme illusie.

In tegenstelling tot New York stelden cast en dirigent dit keer niet teleur. Adrianne Pieczonka zingt een heldere en gave Tosca met iets meer body dan Gheorghiu. Het vibrato is nooit overdreven of onstabiel. Het timbre is warm en ze kan er een warme gloed aan geven in haar tussen verliefdheid en jaloezie twijfelende partij. Ze laat ook blijken dat ze beseft dat haar jaloezie met haar aan de haal gaat. Het is de meest complete prestatie die ik van haar al gezien heb.

Joseph Calleja’s tenor straalt misschien niet als de Maltese zon maar hij klinkt ook nooit koel of blikkerig en zijn toon is heldhaftig. In de Vittoria-uitroepen laat hij horen welk een powerhouse hij kan zijn. In “E lucevan le stelle”, dat hij halverwege tot een bijna onhoorbaar pianissimo terugneemt, combineert hij power met gevoel. Daarmee overklaste hij Kaufmann moeiteloos.

De centrale rol in elke Tosca is die van Scarpia. Bryn Terfel demonstreert al jaren hoe hij daarin telkens mislukt. Blijkbaar is het voor een bariton niet zo eenvoudig om “deep down inside” voldoende slechtheid te vinden om het personage de sadistische trekken te bezorgen die het behoeft want ook Zeljko Lucic mislukte vorige maand in New York. Gerald Finley maakte een goede beurt en kan wellicht nog groeien na dit debuut. Hij zingt een gecultiveerde Scarpia. Zijn bariton klinkt mooi en fel en is net krachtig genoeg. Regelmatig hoor je er zijn Don Giovanni in doorklinken. Hij speelt hem ook een beetje als de verslaafde vrouwenversierder. Alle geweld is verinnerlijkt en via zijn ogen laat hij kijken tot in de zwartste plekken van zijn ziel. Zijn seksuele obsessie houdt hij goed verborgen tot in het tweede bedrijf wanneer hij de stadia van genot bezingt.

Goede prestaties vielen ook te noteren van Jeremy White als de koster en Aled Hall als Spoletta met zijn geweldige karakterkop als uit een Dickensroman.

Dan Ettinger liet geen enkele scène dramatisch ondervoed. Het Te Deum was grandioos, net als de finale van het derde bedrijf en de onderhuidse horror van het tweede bedrijf. En zo kon men weer eens horen welk meesterwerk Tosca wel is. Dan weet je dat het goed was.

donderdag 8 februari 2018

Andreas Kriegenburg met Die Walküre in München (***½)

Die Walkürenritt
© Wilfried Hösl

DAMESENKELS, HOEFGETRAPPEL

Andreas Kriegenburg koos voor heelwat choreografische beweging in zijn Ring des Nibelungen voor München. In deze Walküre doet hij dat minder uitgesproken en eigenlijk ook niet met veel overtuigingskracht. Voor de intiemere momenten als “Der Männer Sippe” of het afscheid van vader en dochter loopt het toneel nog altijd leeg.

De wereld van deze Walküre lijkt bovendien getekend door een permanente burgeroorlog: we zien huisgeesten lijken wassen in de achtergrond van Hundings huis. Dan lijken ze weer op handlangers van Wotan wanneer ze de romantiek aanzwengelen tussen Siegmund en Sieglinde bij het doorgeven van de welkomstdrank, de handen sfeervol toegerust met ledlichtjes. Lijken hangen in de kruin van Hundings esseboom. Lijken zullen het toneel overspoelen als een tsunami tijdens de finale scène van het tweede bedrijf. Dode helden hangen gespietst op speren tijdens de Walkürenritt. In het tweede bedrijf is het legertje knipmessen in livrei de blikvanger. Met een akelige serviliteit voorzien ze het godenkoppel van hun drankjes of ze bieden hun lichaam aan als zitmeubel.

De Walkürenritt werd voorafgegaan door een choreografie van danseressen, ritmisch stampvoetend met de bottines en wild slaand met de haren. Dit paardenballet staat los van het gebeuren en veroorzaakt allerminst opwinding. Dan had Claus Guth, naar wiens voorbeeld deze choreografie van Zenta Haerter wellicht gemodelleerd is, meer te vertellen. Die werd uitgevoerd door de Walküren zelf en was geïntegreerd in het stuk tot en met de eerste scène. De eerste scène is nogal futloos en ongeïnspireerd qua bewegingsregie ook al laten de Walküren de zwepen knallen. Uiteindelijk is deze Walküre vrij conventioneel, het afscheid van vader en dochter al helemaal.

Simon O’Neal als Siegmund is een wat onbeholpen acteur maar weet zich toch telkens weer alleraardigst door de partij te werken. Over een baritonaal timbre beschikt hij niet maar de registerovergangen brengen hem nooit in de problemen. De Wälserufe waren behoorlijk indrukwekkend.

In “Der Männer Sippe” demonstreert Anja Kampe haar geweldige dictie. Alle medeklinkers krijg je te horen, alles mooi gefraseerd zonder overdreven vibrato, af en toe ook met aanzwellende stem en overstromend van enthousiasme. Jammer van de constante overacting die door de camera genadeloos wordt geregistreerd.

Ain Anger heeft zowel de correcte attitude als het mooie zwarte timbre voor Hunding.

John Lundgren zingt Wotan als bariton. Een basbariton is hij net niet. Erger is dat het timbre onaangenaam hard en metalig klinkt. Afgezien van de stemkleur is hier weinig op af te dingen en de voordracht wordt gedragen door een uitstekende dictie.

Van Nina Stemme zouden we kunnen zeggen dat de jeugdigheid verdwenen is, zowel uit haar blik als uit haar stem. Het vibrato heeft de neiging te gaan flakkeren. Je verstaat haast niets van wat ze zingt, medeklinkers zijn haar zaak niet. Boeiend wordt het daardoor nooit. En je merkt dat ze niet op haar gemak is en een rol speelt waarvan ze zichzelf voortdurend moet overtuigen. We zijn benieuwd naar haar Kundry-debuut in Zürich, een rol die vermoedelijk beter bij haar zal passen.

Ekaterina Gubanova zet in op vrouwelijkheid als de perfecte blondine. Als Fricka ontbreekt het haar telkens aan waarachtigheid. Nooit raakt ze de zenuw van dit harpij-achtige personage.

De beste speler van het veld staat in de orkestbak. Hij is ook de beste acteur. Het is mooi om zien hoe Kirill Petrenko zich uitleeft in de orkestbak. De adrenalineboost die hij na elke voorstelling mee naar huis neemt zal hem ongetwijfeld urenlang uit zijn slaap houden. Dynamisch en agogisch was dit helemaal top.

maandag 5 februari 2018

Sidi Larbi Cherkaoui en Damien Jalet met Pelléas et Mélisande in Antwerpen (*****)

Jacques Imbrailo (Pelléas) & Mari Eriksmoen (Mélisande)
© Annemie Augustijns
LA PETITE FILLE AU BORD DE L’EAU

Veel van Debussy’s Wagnerkritiek is door de geschiedenis grondig gerelativeerd. Zo schrijft de componist over Wagners leidmotieftechniek : “O, […] hoe irritant worden die mensen met hun helmen en dierenvellen de vierde avond! Stel je voor, ze verschijnen nooit zonder begeleiding van hun verdomde leidmotief; sommigen zingen het zelfs! Ze lijken een beetje op gekken die je een visitekaartje afgeven en tegelijkertijd de tekst declameren, alsof het een gedicht is!” De Debussy die hier aan het woord is, is de nieuwsgierige bezoeker van Bayreuth. Het is vooral de kunstenaar op zoek naar een eigen stem die zich tracht te emanciperen van de verpletterende invloed van Wagner. Geen mens die zich vandaag zou storen aan deze woorden, 100 jaar nadat ze werden opgeschreven. Het mag ook duidelijk zijn dat de componist van Pelléas een zekere leidmotieftechniek van Wagner heeft overgenomen. De waarheid is : er zit meer Wagner in Debussy’s enige opera dan de auteur zou willen toegeven. Pierre Boulez formuleerde het zo: "Je crois essentiel de rappeler combien cet opéra, que l’on a longtemps brandi comme un manifeste agressif d’antiwagnérisme trouve une de ses sources principales dans Wagner".

Boulez die net zo goed een boon had voor Wagner als voor Debussy waarschuwde trouwens voor een al te verregaande vereenzelviging met Debussy’s artistieke credo: “Debussy’s afkeer van elke toen gangbare theatrale stijl, die hij veelvuldig beleed, bracht zijn weinig scherpzinnige volgelingen ertoe om het drama en de wreedheid te veronachtzamen ten voordele van distinctie, in de zin van goede smaak en van het delicate, die eerder stroken met een modemagazine dan met tragische doeltreffendheid. (...) Het is demoraliserend dat een zogezegde traditie van expressieve bloedarmoede moet doorgaan voor het hoogtepunt van de Franse geest in muziek! De uitdaging bij de uitvoering ligt in het afzien van onnodig heroïsche gebaren en grootsprakerige houdingen, zonder te vervallen in een sfeer van timide en middelmatige reserve.” Al te vaak zien we "Pelléas et Mélisande" als een stuk dat zich verliest in zijn eigen subtiliteiten.

Dat het universum van “Pelléas et Mélisande” een wereld is waarin de personages als blinden rondtasten in een onverklaard en onverklaarbaar bestaan, lijkt elke regisseur van het stuk zowat een vrijbrief te bezorgen voor een “flou artistique” op de scène, meent productiedramaturg Piet de Volder geheel terecht. Anders uitgedrukt : regisseurs van vandaag hebben zowat de plicht het stuk te bevrijden van zijn theatrale vaagheid en het te plaatsen in een naturalistische Ibseneaanse alledaagsheid met het oog op het herstellen van zijn theatrale zinnelijkheid. We denken dan aan Krzysztof Warlikowski in Bochum en Claus Guth in Frankfurt om slechts twee recente voorbeelden te noemen. Dat is niet de weg die het team van Opera Vlaanderen heeft genomen.

Leigh Melrose (Golaud) & Mari Eriksmoen (Mélisande)
© Annemie Augustijns

Waarom is het duistere Allemonde een land geteisterd door hongersnood? Wat is het verleden dat Mélisande met zich meedraagt? Wat is het stilstaande water waar een doodsgeur uit opstijgt in de kerkers van het kasteel? Waarom verbaast Yniold er zich over dat de schapen niet meer blaten? Je komt het in deze enscenering niet te weten. Ze trekt voluit de kaart van het symbolisme maar ze stelt ook iets in de plaats: ze toont hoe een uitgebalanceerde choreografie een voldragen artistiek project kan zijn binnen de muren van een opera. Als Opera Vlaanderen met deze productie iets heeft aangetoond dan wel dat choreografische inmenging een meerwaarde kan betekenen die in staat is de klanken, die de orkestbak ontstijgen, extra vleugels te bezorgen.

De acht dansers van Ballet Vlaanderen die Sidi Larbi Cherkaoui en Damien Jalet inschakelen proberen niet alleen het onzichtbare zichtbaar te maken. Wanneer ze dat doen zijn ze illustratief maar nooit redondant. Als gemaskerde faunen verhevigen ze dan de energieën en verborgen emoties van de solisten. Ze bevolken ook de interludia, soms slechts met één enkele solodanser zoals de grandioze Matt Foley in het tweede tussenspel. Soms is er minutenlang een kosmische dreun te horen als soundscape, soms gaat de bewegingstaal in de richting van Butoh-dans. Dan lijkt de choreografie mij vooral de signatuur te dragen van Damien Jalet. Met hun blote torso’s en geprononceerde musculatuur lijken de dansers dan op buitelende sculpturen van Rodin. En zo krijg je in deze productie ook de aangespoelde lijken te zien en de drie oude mannen in de grot aan de rand van de zee. Elastieke draden vangen de solisten als in een web van spinrag. Of ze simuleren Mélisandes lange haar tijdens de torenscène of de vernederingsscène. Ondersteund door dansers in Atlas-pose krijgt Yniolds gouden bal de allure van een wereldbol, van waaraf de knaap zijn wereld kan overschouwen.

Het was Marina Abramovic, grootmoeder van de performancekunst, die de onverklaarbare wereld van Allemonde scenografisch stuurde in de richting van een hedendaags kosmisch symbolisme. Dat levert doorgaans bloedmooie beelden op. In de zwarte bolvormige ruimte, door Urs Schönebaum met grijze tinten sfeervol uitgelicht en bedoeld als de binnenkant van een oog, kan je ook de naoorlogse graalstempels uit Bayreuth herkennen. De enige objecten zijn gigantische kristallen die als ruwe ongeslepen diamanten het toneelbeeld beheersen als totems en fallische objecten.

Op een circulair projectievlak is kosmische ruis te zien, de beweging van planeten of de pupil van een oog. Marco Brambilla’s videokunst, deels afkomstig van beelden van de NASA, dist herinneringen op aan Terrence Malick en “The tree of life”. Mélisande kreeg van Iris van Herpen een knappe doorkijkjurk in het vierde bedrijf. En zagen we haar niet lopen op kristallen stiletto’s?

Mari Eriksmoen (Mélisande)
© Annemie Augustijns

De cast die Opera Vlaanderen zich had uitgezocht was echt top, met stuk voor stuk goed projecterende stemmen. Mari Eriksmoen was een prachtige Mélisande. Ze kon iets meer laten horen dan de soubretterollen die ze meestal zingt en haar dictie was uitstekend.

De Pelléas van Jacques Imbrailo, van wie we slechts zijn Glyndebournse Billy Budd kennen, was mooi gedeclameerd, met warme bariton en dynamisch boeiend gedifferentieerd. In het vierde bedrijf geraakte hij stilaan vermoeid.

Leigh Melrose herhaalde zijn sensationeel debuut als Golaud op de Ruhrtriennale. Net als in Bochum was hij voor het volle pond geloofwaardig als de "eeuwige jager". De zwarte rijlaarzen stonden hem als gegoten en opnieuw speelt hij Golaud als “down to earth”, brutaal en bezitterig in zijn aanspraken op Mélisandes liefde. Elke syllabe articuleert hij vanuit een innerlijke noodzaak en met een geweldig gevoel voor dynamische differentiatie en beheersing. De holle retoriek, die Debussy zo verafschuwde in de Italiaanse opera, is hier nergens te bespeuren. Alle scènes met Golaud zijn hoogtepunten.

Arkel krijgt van de regisseurs weinig profiel maar Matthew Best weet de rol prachtig te declameren met een vanzelfsprekende autoriteit en een mooi bastimbre. Susan MacLean is geen contra-alt maar stelde desondanks niet teleur in de kleine rol van Geneviève. Enkel jammer dat Opera Vlaanderen geen knaap wist te vinden voor Yniold, hier vertolkt door Anat Edri. Een knapenstem geeft een heel ander cachet aan deze bladzijden.

Alejo Pérez onderwierp het orkest niet aan een kille analytische stijl maar haalde een maximum aan poëzie uit de partituur zonder in de maalstroom van romantisch zwelgende klanken terecht te komen. En dat klinkt ook vaak erg wagneriaans, meer bepaald de Wagner van Parsifal. Een Parsifal met dit team zou ik met veel interesse tegemoet zien.