Posts tonen met het label Mozart. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Mozart. Alle posts tonen

zondag 1 mei 2016

David Bösch met Idomeneo in Antwerpen (*****)


Roberto Saccà als Idomeneo © Annemie Augustijns

KAPITEIN ZONDER KOMPAS

Waarom zouden we onze tijd nog verspillen met de opera seria, een kunstvorm die in de 18e eeuw al gedateerd was ? Gluck vond het nodig om er zijn tanden in te zetten en zijn "reformopera" ging over de tongen tijdens de "querelle des bouffons", een geanimeerde discussie die Mozart meemaakt als hij met zijn moeder in Parijs verblijft. Idomeneo is een hybriede vorm van opera seria en tragédie lyrique en daarom wel eens het hoogtepunt van de reformopera genoemd. Tien jaar geleden zagen we Karl-Ernst Hermann roemloos mislukken met het werk in Salzburg, een bloedloze productie die door een temperamentvolle Anja Harteros moest worden gered. Als Opera Vlaanderen iets heeft aangetoond dan toch wel dat Mozarts "eersteling" kilometers verheven is boven de reformgedrochten van Gluck. Bezoekers van de Ruhrtriennale kunnen dat binnenkort zelf vaststellen want Johan Simons heeft zich Glucks Alceste laten aanpraten door René Jacobs. Wij zullen met veel plezier andere oorden opzoeken in augustus.

Het is fascinerend om te zien hoe Mozart de esthetische grondslagen van de opera seria, waarin Idomeneo toch voor driekwart in verankerd is, onderuit haalt. Daarvoor moet je wachten tot de finale van het tweede bedrijf. Tot zolang heerst de conventie van de opera seria met recitatieven (zowel secco als accampagnato) afgewisseld met aria's. Zeer behoorlijke aria's overigens als "Padre,germani, addio" (Ilia) en "Tutte nel cor vi sento" (Elettra) en het geweldige "Fuor del mar" (Idomeneo). Hier en gedurende het hele derde bedrijf kondigt zich de schepper aan van de Da Ponte opera's. Als de 25-jarige hoforganist van Salzburg met Idomeneo zijn eerste grote operasucces viert in München, bevindt hij zich aan de vooravond van zijn Weense periode. Salzburg heeft hij nog maar net achter zich gelaten samen met het gezeur van zijn vader Leopold. De aartsbisschoppelijk schop onder de kont moet nog volgen. Zijn emancipatie van Leopold Mozart en van Salzburg betekent tegelijk ook zijn artistieke emancipatie. Niet geheel toevallig staat in Idomeneo ook een vader/zoon-relatie centraal.

De ouverture toont ons de voorgeschiedenis via animatie ontsproten aan het brein van een kind. David Bösch herneemt daarmee de kinderkameresthetiek van Elektra van vorig seizoen. Tegen een sterrenhemel plaats hij een hobbelpaard, een teddybeer, een scheepje, een bal. Het is duidelijk dat hij zal pogen een generatieconflict te projecteren op het stuk.

Het spectaculaire aanmeren van Idomeneo en zijn schipbreukelingen, is een scène die hij met even veel effect zal recupereren voor de openingsscène van Der Fliegende Holländer in Frankfurt. Idomeneo is een beetje een getraumatiseerde terugkeerder uit de oorlog. Een mensenleven is hem niet veel meer waard. Het maakt zijn absurde gelofte de eerste sterveling die hij zal ontmoeten te offeren om het vege lijf te redden, een beetje meer geloofwaardig. Jammergenoeg zal het zijn zoon Idamante zijn.

Het slotkoor "Nettuno s'onori" is het scenisch hoogtepunt van het eerste bedrijf. Er wordt een knaap ritueel geofferd aan Neptunus en muziek en dans krijgt een originele invulling: een octopus van papier-mâché daalt uit de toneeltoren. Het is een antiek symbool voor Kreta en een piñata, zo verklapte dramaturg Koen Bollen, die naar Mexicaans gebruik zolang bewerkt wordt met stokken tot hij alle snoep en cadeautjes vrijgeeft.

Roberto Saccà maakt van Idomeneo's centrale aria "Fuor del mar" het hoogtepunt van het tweede bedrijf. Hij speelt met een fles bubbels, verbrijzelt het fluitglas in zijn hand en vergeet niet "non cessa minacciar" te beklemtonen. Dat doet hij tegenover de bloedmooie, naïef ogend videobeelden van Falko Herold die aan Marc Chagall herinneren. Geweldig ook hoe hij, het hele stuk door, zijn vergulde koningskroon alle hoeken van de kamer laat zien.

Elettra is een beetje geschift en een beetje gothic. In een roes van zinsbegoocheling laat ze zich in een bruidskleed hijsen dat ze zorgvuldig meezeult in een reiskoffer. Ook de Trojanen, vertrekkensklaar en uitgerust met reiskoffers, komen toasten in het aansluitende koor "Placido é il mar".

De hogepriester verschijnt als een zombie. Hij lijkt de incarnatie van Idomeneo's duistere oorlogsschuld en baart daarmee een zeemonster dat de koning vooral in zichzelf herkent. Ondertussen is de scène ingenomen door grote Golgotha kruisen en theelichtjes om de goden te paaien. Maar ook de vlucht in het spirituele biedt geen soelaas.

Het belachelijke lieto fine dat Mozart ongetwijfeld door zijn opdrachtgever in de maag gesplitst kreeg wordt door de regisseur stijlvol opgeblazen. Die prefereert het stuk te laten eindigen in het donkerste pessimisme, een beetje in de trant van Lohengrin : de koning neemt afscheid van het leven en slikt giftabletten, zijn zoon en zijn kersverse bruid storten in bij de aanblik van hun nieuwe verantwoordelijkheid. Ilia's rivale Elettra heeft zich nog maar pas de polsen overgesneden met een bijl, haar aangereikt door de schim van Orestes. Stuurloos staart de massa in de verte. In hun met bloed doordrenkte gewaden zingen ze als contrapunt: "laat de godin van het huwelijk hun eeuwige zielenvrede schenken." De oude generatie heeft gefaald maar de nieuwe, overempathische generatie kan het duidelijk niet aan. Het vergt weinig moeite om daarin het actuele onvermogen van politiek links en het falende Europa van Merkel te herkennen.

Mozartzang op topniveau krijg je in Antwerpen niet te horen maar met deze bijzonder homogene cast komt Opera Vlaanderen wel dicht in de buurt. Ilia moet het hebben van messa di voce, Elettra van dramatische uithalen en spannende coloraturen. Dat hebben we allebei een beetje gemist. Vooral Ana Quintans zorgt voor het mooie weer met haar kristalheldere soubrette. Van haar drie charmante aria's scoort ze het best met "Zeffiretti lusinghieri". Renata Pokupic heeft zich de broekenrol van Idamante goed toegeëigend en met Ilia vormt ze een erg mooi paar. In het borstregister wordt de stem een beetje dun. Serena Farnocchia's voordracht is dynamisch onvoldoende gedifferentieerd. Met haar grote nummer "D'Oreste, d'Aiace" maakt ze desondanks grote indruk.

Roberto Sacca overtuigt meer in dit repertoire dan door zijn halfslachtige pogingen het Wagnervak te veroveren. Als de getormenteerde koning was hij scènisch net zo sterk als de resignerende vader.

Vandaag is het gebruikelijk om de versie van 1781 (München) te spelen. Meestal schrapt men het afsluitende ballet, soms schrapt men Elettra's finale furie-aria. Dat laatste heeft Paul McCreesh gelukkig niet gedaan maar het ballet is integraal geschrapt. Het koor heeft het laatste woord; voor een nabeschouwing over Idamante en Ilia liefdesgeluk laat Bösch geen enkele ruimte.

Make no mistake : Idomeneo behoort tot de canon en met deze herinstudering door Barbora Horakova Joly (oorspronkelijk te zien geweest in Basel in 2013) zou Mozart wellicht "arcicontentissima" geweest zijn.

Het volgende rendez-vous met David Bösch wordt Die Meistersinger von Nürnberg in München.

zaterdag 17 januari 2015

Don Giovanni in Brussel (via streaming)


GUESS WHO'S COMING TO DINNER (****)

Theaterliefhebbers onder u zullen zich ongetwijfeld nog de magistrale theatermarathons van "De Gebroeders Karamazov" en "De Meester en Margarita" herinneren in de Antwerpse Singel in de regie van Krystian Lupa, een theater dat dreef op filosofische en existentiële reflectie rond figuren in een gedehumaniseerde wereld. Krzysztof Warlikowski is gepokt en gemazeld in die school. Ook bij hem staat of valt de voorstelling bij de gratie van de acteur en Siegmund Freud laat hij steevast toekijken vanuit de coulissen. Dat Gerard Mortier en Peter de Caluwe een even grote fascinatie delen voor de Poolse regisseur heeft mij lange tijd verwonderd. Tot gisteren eigenlijk. Want tot mijn scha en schande moet ik bekennen alle (naar verluidt) geslaagde producties van Warlikowski in Brussel (Medea, Macbeth, Lulu) te hebben gemist terwijl de voorstellingen die ik wel zag (Parsifal, Koning Roger in Parijs) mij slechts fragmentrisch konden overtuigen. Met deze Don Giovanni zetten de Poolse regisseur en zijn team terug de puntjes op de i. Het resultaat is een masterclass in operaregie, die jammergenoeg geëclipseerd wordt door de middelmatige vocale prestaties van zowat alle solisten en het doorgaans kleur- en spanningsloos agerende orkest onder leiding van Ludovic Morlot. Afgaande op het lauwe applaus dat volgde na de registratie van 18 december meende het Brusselse publiek iets anders te hebben gezien.

De Don Giovanni van Lorenzo da Ponte is een libertijn in de zin van Markies de Sade, een vrijgeest voor wie alleen het natuurlijke instinct telt en het persoonlijk nastreven van eigen zinnelijk genot het eigenlijke doel is. Hij is tevens een product van de Verlichting. Tijdens het hoogtepunt van het feestje in het eerste bedrijf, wanneer hij "Viva la liberta!" aanheft, zou een regisseur vandaag gemakkelijk kunnen scoren door covers van Charlie Hebdo te laten aanrukken. Tot zulke anekdotiek laat Warlikowski zich zelden verleiden. Zijn omgang met de iconografie van onze tijd is doorgaans veel subtieler. Laat ik enkel het mooiste voorbeeld in deze productie aanstippen : om haar jaloerse verloofde Masetto te sussen en tegelijk te prikkelen laat hij de erg manipulatieve Zerlina "Vedrai, carino" zingen als een go-go girl, uitgerust met plateauzolen en een koptelefoon om de hals, heupwiegend op een table dance podium in het uitbundige schijnsel van een gele discospot, een scène die door de camera's van Bel Air dankbaar in ontvangst wordt genomen. Met de spanning die hij daarmee creëert tussen een 18e eeuws muzikaal gegeven en de uitgaanscultuur van onze tijd wekt hij een huivering op die recht naar het hart gaat van hedendaagse operaregie.

Maar de kern van Don Giovanni's bestaan draait rond zijn ontembaar libido en de fascinatie die vrouwen daarvoor koesteren. Zowel mannen als vrouwen kunnen zich met het personage identificeren. Aldus ontstaat een mythe. Bij Warlikowski is dat niet anders. Hij laat het 18e-eeuwse gegeven alleen afglijden naar de ziekelijke decadentie van onze tijd. Moest Don Giovanni in de context van het ancien régime wegens zijn bandeloosheid naar de hel, hier gaat hij ten gronde aan zijn eigen onbevredigbare obsessie met sex. In een tijd waarin zelfs priesters wegkomen met het sexueel misbruiken van kinderen kan Don Giovanni niet meer naar de hel worden gestuurd. De ijskoude hand van de stenen gast in de finale nemesis is in de lezing van Warlikowski niets meer als een katalysator voor het onafwendbare proces waarmee hij zichzelf tot zelfmoord drijft. Honderd jaar later zal Richard Wagner daar met Parsifal een antwoord op trachten te formuleren.

Vorig jaar had Kasper Holten in Londen al uitstekende beelden aangeleverd voor Don Giovanni's existentiële eenzaamheid en zijn pathologische beverjacht. Warlikowski doet precies hetzelfde, gaat daarin nog een stapje verder en laat zich daarbij inspireren door de film "Shame" waarin Steve McQueen nooit eerder aangeboorde bronnen van de menselijke drift laat zien met Michael Fassbender als de aan sex verslaafde Brandon in de hoofdrol.

En dus geeft Warlikowski Mozarts ouverture als soundtrack bij een video, gedraaid in zwart-wit, waarin hij een scène laat naspelen uit McQueens film : net als Brandon laat hij zijn aan sex verslaafde Don Giovanni spannend oogcontact houden met een meisje in de metro (dat later Zerlina zal blijken te zijn) en dat eindigt -typisch voor Don Giovanni's- met stomende sex in een hotelkamer. Vanuit de beide zijloges slaan de commandeur, zijn dochter en haar beide minnaars het tafereel gade. En iedereen in dit stuk wordt opgejaagd door opspelende hormonen. Zelfs de commandeur amuseert zich met een jonge blonde vrouw.

Daarvoor had een korte gemimeerde proloog reeds duidelijk gemaakt dat Donna Anna nauwelijks moet onderdoen voor Don Giovanni. Moeiteloos zapt ze van haar ietwat saaie verloofde naar haar meer opwindende minnaar. Vooral geeft ze blijk van een stevige vaderbinding, die maakt dat al haar relaties een kort leven beschoren zijn. Net zoals Kasper Holten maakt Warlikowski al snel duidelijk dat Donna Anna het hele verkrachtingsverhaal uit haar duim zuigt, iets wat voor Da Ponte's tijd een nog groter taboe was maar dat hij subtiel suggereert door Donna Anna een jaar uitstel te laten vragen aan haar verloofde Don Ottavio.

Met haar uitdagende attitude brengt ze haar vader in de problemen waarop deze door Don Giovanni wordt afgeknald, een impulsieve daad die hij meteen lijkt te betreuren.
De actie verlegt zich nu naar een bordeelachtige lounge, compleet met flipperkast en discobal en glimmend chesterfieldmeubilair die ook een dressing herbergt waaruit de Don zijn pakken plukt. Ook de veel te korte broek en de rode lakschoenen.

Jean-Sébastien Bou speelt Don Giovanni met de emotionele leegte van Brandon. Hij lijkt ook sterk op Michael Fassbender en lijkt om die reden te zijn gecast. Vocaal is Bou echter een maatje te klein. Zijn voordracht kan zelden boeien zodat sommige van de meest populaire aria's uit het stuk zoals de champagnenario of de canzonetta "Deh! vieni alla finestra" compleet de mist ingaan. Bou laat zich meedrijven door de vaart der dingen terwijl Mozart muziek schreef voor een libertijn die het heft in eigen handen neemt, voortdurend gedwarsboomd wordt maar met open vizier zijn morele straf tegemoet gaat. Hoe zou die andere Pool, Mariusz Kwicien , of een andere charismatische zanger als Simon Keenlyside of zelfs een macho als Erwin Schrott het door de regisseur gewenste personage invullen? Dat is de vraag waarmee je in deze productie blijft zitten.

Zijn favoriete kindvrouwtje, " la giovin principiante", speelt de onschuld met touwtjespringen. Regelmatig spookt ze door het beeld evenals de commandeur wiens herinnering hem kwelt.

Leporello is als zijn dubbelganger en tijdens de verkleedpartij is hij nauwelijks nog te onderscheiden van zijn meester. De catalogusaria houdt hij eerder ter bevestiging van de reputatie van zijn meester dan voor Donna Elvira die al snel wegvlucht na de monsterlijke onthulling. Andreas Wolf zingt een behoorlijke maar wat bleke Leporello. Rinat Shaham spartelt zich niet zonder moeite door de partij en krijgt haar wakkelend vibrato eigenlijk nooit onder controle. Haar spel is beter.

Een naakte zwarte danseres houdt het libido van de mannelijke toeschouwer op peil met een extatische danceact die tevens het eerste bedrijf prachtig afsluit. Minder geslaagd is de urenlange vermomming van meester en knecht als (ongewilde?) haatbaarden uit het TV-nieuws. Als het feest zijn kookpunt bereikt grijpt Don Giovanni naar een pistool dat hij tegen zijn slaap houdt. Een vrouw op leeftijd neemt hem het pistool liefdevol uit handen na zich eerst van rok en bloes te hebben ontdaan. Een krachtiger beeld van de Don Giovanni-mythe kan je moeilijk bedenken.

Grandioos wat een podiumdier als Barbara Hannigan allemaal tot stand weet te brengen. Haar faciale expressie kent geen grenzen. Tot tweemaal toe zal ze zich, met de katachtige lenigheid haar eigen, in de armen smijten van haar verloofde. Die verloofde ontlokt haar ook alle coloraturen van "Non mi dir, bell' idol mio" door haar oraal te bevredigen. Nooit zal u deze aria nog kunnen beluisteren zonder aan deze scène te denken. Hannigan kan hier ook tijdelijk vocaal schitteren. Want een Donna Anna is zij geenszins. Daarvoor ontbreken haar het volume en de evidente spinto mogelijkheden. Dat zij zich deze rol heeft laten aanpraten heeft ongetwijfeld alles te maken met Warlikowski. Tussendoor ambieert ze ook nog een carrière als dirigent.

Don Ottavio is geen watje en laat zich niet zomaar overtuigen door de overredingskracht van "Or sai chi l'onore" ook al moet hij dat met zijn hoofd tegen haar broekje aanhoren. Dat spoort niet volledig met de tekst van "Dalla sua pace" die daarop volgt maar hij laat zijn frustratie dan ook doorlopen tijdens de aria. Topi Letipuu, een man met behoorlijk wat Mozartervaring, lijkt af te stevenen op een stevige stemcrisis. Kon "Dalla sua pace" nog redelijk bekoren, zijn tweede showstopper "Il mio Tesoro" was bijna pijnlijk om aan te horen. Laat staan dat hij een "messa di voce" zou laten horen.

Hoe erotiek verweven is met onze eetcultuur krijgen we te zien in de laatste scène die door Peter Greeneway lijkt te zijn geïnspireerd. Als een sterrenchef hanteert hij het mes waarmee hij een klomp rosbief te lijf gaat, hetzelfde mes waarmee hij zichzelf de keel zal oversnijden. Zelden heeft "Vivan le femmine! Viva il buon vino! Sostegno e gloria d'umanità!" zo overtuigend geklonken.

Het moraliserende slotsextet, dat Mozart heeft moeten toevoegen om door de censuur te komen, wordt door Warlikowski netjes behouden. Met dit verschil dat hij het opvoert na het slotapplaus. Daardoor komt de akelige stilte na het verdwijnen van de Don te vervallen en komt het sextet extra uit de verf. Ook dat is een uitstekende vondst. Tijdens de slotmaten jaagt Donna Anna haar verloofde een kogel door het hoofd om vervolgens terug in de armen van papa Commanditore te sluipen.

Jean-Luc Ballestra als Masetto was uitstekend. Julie Mathevet als Zerlina was verrukkelijk, zowel qua spel als qua zang.
Whillard White is geen bas en miste bijgevolg de gravitas voor een echte commandeur.

Conclusie: vijf sterren voor regie en scène, 3 sterren voor zang en muziek, dat geeft een gemiddelde van vier. Soms wordt een eindoordeel bepaald door pure rekenkunde.

Nog te zien op de website van De Munt tot 27 januari :
Don Giovanni

16/18 december 2014

zondag 19 oktober 2014

Le Nozze di Figaro in New York (via Kinepolis) (***½)

CET OBSCUR OBJET DU DESIR

Een geslaagde enscenering van Le Nozze di Figaro staat of valt met de kwaliteit van de zang én het spel van de acteurs. Was David Mcvicar in Londen niet de laatste geweest die Mozarts "folle journée" in een wervelende show had weten te gieten en daarmee de legendarische Giorgio Strehler had weten te overklassen? De Met verzamelde een homogene cast en een kundige acteursregisseur maar kon zich slechts met moeite aan deze productie meten.

Richard Eyre verplaatst de handeling naar de jaren 1930, een meer recente en meer herkenbare breuklijn in de geschiedenis dan de Franse Revolutie maar offert daardoor ook grotendeels de sociale relevantie van het stuk op. Het klassebewustzijn vormt immers een wezenlijk onderdeel van de intrige. Gelukkig zoomt Eyre in op de sexuele obsessies van zijn personages want allen kampen ze met opspelende hormonen.

Een halfnaakt kamermeisje vrolijkt de ouverture op. Ze wringt zich snel in haar beha, achternagezeten door de graaf in een rode kamerjas. Scenograaf Rob Howell legt meteen zijn kaarten op tafel want nog tijdens de ouverture krijgen we een inkijk in het hoofd van de personages. Alle kamers staan immers op een draaibühne: Antonio mijmert tussen de bloemen van zijn tuin, de gravin ligt depressief te bed, Figaro monstert zijn nieuwe slaapkamer, de dienstmaagden houden de boel draaiende.

Het scènische hoogtepunt is het herkenningssextet "Riconoci in quest amplesso" waarna James Levine tracteert met een prachtige marcia, bekroond met een flashfoto van alle deelnemers aan de dubbele bruiloft.

Merkwaardig genoeg was de partij van Figaro vergeven aan een bas. Ildar Abdrazakov liet de partij dan ook klinken alsof ze geschreven was voor een basbariton. Mij beviel het wel. Ondanks zijn forse gestalte was zijn spel heel fysiek en beheersd, zijn timing perfect. Het meest kon hij boeien met "Aprite un po' quegli occhi" terwijl hij een zoeklicht richtte op alle mannen in de zaal die zich door ontrouwe vrouwen in de luren laten leggen.

Na zijn voortreffelijke uitstappen in het Wagnervak was het een beetje ontluisterend om Peter Mattei terug mee te maken in zijn natuurlijke biotoop. Zijn portret van de graaf was doorleefd maar weinig gedifferentieerd en uiterst gewelddadig. De deur tot de kamer waar Cherubino zich verbergt gaat hij te lijf met een bijl als in een slashermovie. Die gewelddadigheid houdt hij vol tot op het einde en omdat hij de toeschouwer nauwelijks voor zich weet in te nemen, is zijn knieval "O contessa perdona" eerder ongeloofwaardig. Dat de gravin hem vervolgens meteen om de hals vliegt zal ze zich twee weken later ongetwijfeld weer berouwen.

Als moreel voorbeeld maakt hij ook school want de wispelturige puber Cherubino is een graaf in de maak. Je gelooft hem wanneer hij in de finale scène klaagt dat de graaf dingen mag doen die hem verboden zijn. Niet toevallig draagt hij op dat moment hetzelfde pak als de graaf.Isabel Leonard heeft een geschikte jongensachtige look maar zingt niet altijd intonatiezuiver. Haar spel is uitstekend vooral tijdens de verkleedpartij. Ying Fang was een uitstekende Barbarina.

Marlis Petersen heeft al het komisch talent voor de rol van Susanna maar klinkt iets te schraal. Haar zingen is technisch volkomen, vaak met weinig vibrato uitgevoerd maar echte zinnelijkheid bereikt ze nooit. Het echte Mozart affect ontbreekt en zo kan ze dan ook nauwelijks ontroeren in haar finale aria "Deh vieni, non tardar, o gioia bella".

Ook Amanda Majeski als de gravin laat weinig dynamische schakeringen toe en al helemaal geen poging tot "messa di voci".

Geniet James Levine in New York het aura van een pater familias, in mijn ogen is hij vooral wereldberoemd om zijn getreuzel dat zogenaamd spannend zou moeten zijn. Dit keer was hij goed op dreef, soms vond ik hem zelfs te snel, zoals in "Porgi amor" dat toch een beetje als een lamento hoort te klinken.

vrijdag 14 februari 2014

Kasper Holtens Don Giovanni in Londen


GONE WITH THE WIND

Hevige wind boven het Britse eiland dreigde de live transmissie vanuit Londen te verstoren, zo liet Bryn Terfel, gastheer van dienst in ROH Covent Garden, ons woensdagavond op voorhand weten. Toen ik om kwart over acht een smsje uit het vaderland ontving met de teleurstellende boodschap dat de relay in cinema Utopolis was geannuleerd, was ik enigszins verbaasd. In Stuttgart, waar ik de voorstelling bijwoonde, verliep immers alles vlekkeloos. Er was zelfs geen enkele microcoupure te horen in de klank. Hadden de weergoden het dramma giocoso naar Duitsland geblazen?

Kasper Holten had zijn team dit keer versterkt met de geweldige scenografe Es Devlin en met niemand minder als Luke Hall, videokunstenaar en verantwoordelijk voor de shows van U2 en de London Olympics van 2012. De samenwerking resulteerde in een scenografisch innovatieve voorstelling die niet alleen mooi tred hield met Kasper Holtens onalledaagse lezing van het stuk maar deze ook constant bevleugelde. Ook de casting was vrijwel perfect zodat er sprake kon zijn van een grote opera-avond in Londen. Anders uitgedrukt : bravo, bravo, archibravo!

Es Devlin had een om zijn as roterende kubus ter beschikking gesteld, een Escher-achtig palazzo van 2 verdiepingen hoog met talloze trappen en deuren. Het gebouw werd op zijn beurt opgeleukt met de videobeelden van Hall, meestal niet meer dan abstracte decoratieve kleurvlakken; soms verschenen er honderden vrouwennamen uit Leporello’s catalogus. Het meest leek het op de videokunst van William Kentridge. Het bijzondere daaraan was dat het lijnenspel van de video zo goed als nooit te zien was op de kostuums van de acteurs, hetgeen ik deels kan verklaren door de volgspot waarin zij opereerden. Sterker nog, tijdens de veelvuldige rotaties van het palazzo draaide het daarop geprojecteerde beeld gewoon mee, een huzarenstukje waarvan ik nog steeds niet begrijp hoe ze het voor mekaar hebben gekregen en dat, gezien de mogelijkheden, wellicht school zal maken. Overigens werd het videowapen met smaak en in een gepaste dosering aangewend; het stuurde de voorstelling nooit in de richting van visuele overkill; integendeel, het gaf de handeling vaart en wist de muziek regelmatig te ondersteunen. Tijdens het scenografische hoogtepunt van de avond, Don Giovanni’s champagnearia, werd Mariusz Kwiecien omkaderd door een duizelingwekkende psychedelische maalstroom van videobeelden. Erg goed en heel erg in tune met de bedoelingen van Holten om van Don Giovanni het centrale personage te maken.

Hadden de vrouwen last van opspelende hormonen? Voor Holten is niemand van hen onschuldig. Ook Donna Anna niet. Haar eerste ontmoeting met de (ongemaskerde) Don geniet haar volledige instemming. Hier geen sprake van verkrachting. Ze speldt Don Ottavio dan ook een en ander op de mouw en houdt dat geruime tijd vol. Terwijl deze zijn “Dalla sua pace” aanheft gaat ze stiekem van bil met de Don. Het komt dan ook niet meer als een verrassing wanneer ze aan Don Ottavio later een jaar uitstel vraagt. Zerlina houdt van stoute spelletjes en scheurt haar kleren om een verkrachting te suggereren. Donna Elvira blijft hondstrouw. Zo heeft Holten het stuk heel sterk geconcentreerd op het personage van de Don. Zijn mythisch aura als vrouwenverleider komt er versterkt uit, tegelijk legt Holten facetten van zijn pathologie bloot. Zo zien we beelden van zijn existentiële eenzaamheid. En het spook van de Commendatore dwaalt af en toe door het huis als een voorafschaduwing van de finale nemesis. Die finale werd stevig ingekleurd door de onaardse bas van Alexander Tsymbalyuk, één van de meest overtuigende Commendatores die ik ooit heb gehoord.

De coda waarin de slachtoffers, na Don Giovanni’s hellevaart, hun toekomst onder ogen zien, werd gecoupeerd. De Don zelf werd niet verteerd door vlammen maar staarde met een onbestemde blik in het auditorium als verwikkeld in een ultieme existentiële confrontatie met zichzelf. De eenzaamheid als hel? Sterk.

Was het eerste bedrijf vocaal in orde, in het tweede bedrijf legden alle zangers de lat nog een beetje hoger. Mariusz Kwiecien beschikt over alle talenten voor een perfecte Don. Hij heeft de looks, de beweeglijkheid, het acteertalent, de gave voor nuancering en een warm getimbreerde, krachtige bariton. Het was een fantastisch en doorleefd portret dat hij afleverde, door de camera bijzonder fraai in beeld gebracht. Wie doet beter? Benieuwd of hij ook zal doorgroeien naar het Wagnervak.

Malin Byström reeg de dramatische hoogtepunten aan mekaar. Alex Esposito liet een clowneske Leporello horen. Zijn catalogusaria was van beton. Antonio Poli zong Don Ottavio met iets meer italianita dan gebruikelijk en met alle vereiste dynamische schakeringen. Niettegenstaande een wat aarzelend messa di voce kreeg hij het publiek moeiteloos op zijn hand, meer nog in “Il mio tesoro” dan in “Dalla sua pace”. Veronique Gens was weer eens de ervaren Donna Elvira van dienst. Elizabeth Watts, geen echte soubrette, zong Zerlina met iets teveel stem.

Nicola Luisetti, die zelf ook de continuo partij voor zijn rekening nam, zette van meetaf aan in op een heel gezwind tempo in en bleef dat volhouden tot het einde. Thank God he did.