Posts tonen met het label Dmitry Golovnin. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Dmitry Golovnin. Alle posts tonen

zaterdag 29 januari 2022

Vera Nemirova met Pique Dame in Wenen (****)

TWO WEEKS TO FLATTEN THE CURVE

Je kan er niet naast kijken. In grote neonletters staat het op de gevel van de Weense Staatsopera gegraveerd: “Offen”. Maar niet voor iedereen. Een avondje opera in Wenen veronderstelt dat je driemaal geprikt bent, een negatieve test voorlegt en een FFP2-masker voorbindt. Dit terwijl de parterre nog niet eens voor de helft is gevuld, zo leren ons de beelden van deze live relay. We durven hopen dat dit de laatste stuiptrekkingen zijn van de door de overheden wereldwijd georganiseerde, buitenproportionele maatregelen ter indijking van wat we vandaag een omicron-verkoudheid noemen. Gelukkig zijn mondkapjes niet te bespeuren in de orkestbak en wordt ook het koor niet gehinderd door afstandsregels. Om de één of de andere reden moet de angstporno gereserveerd blijven voor de bezoeker.

Vera Nemirova’s productie uit 2007 wordt gedragen door een volledig Russische cast. Dat is een geruststellende gedachte. Ze staat garant voor idiomatisch correcte vertolkingen. Het eenheidsdecor van Johannes Leiacker is een grijze betonbouw met hoge vensters en een centrale trap. Het meest lijkt dit nog op een kindertehuis. Russische kinderen lijken nogal verwaarloosd te worden in Nemirova's kijk op het huidige Rusland terwijl de “nouveaux riches” zich laven aan decadente feestjes, inclusief mode- en travestietenshows (het pastorale intermezzo), ook als ze niet aan de goktafels zitten. Wisselende requisieten suggereren een steeds wisselende omgeving.

Onwennig beweegt Hermann zich te midden van dit milieu van gepriviligieerden. Hij is van meetaf aan een duister personage, een loser wiens passionele liefde wel eens geveinsd zou kunnen zijn. Sociale ongelijkheid spreekt uit het kinderdéfilé dat het tweede bedrijf inleidt. Lisa verlaat haar saaie prins nog voor het einde van zijn in Wenen zeer gesmaakte aria “Ya vas lyublyoo”. Ze mist dan ook het fraaie messa di voce aan het eind. De tsarina krijgen we niet te zien maar het maakt de afsluitende scène met het toastende koor er niet minder indrukwekkend op. De Gravin bemerkt haar belager in haar maquillagespiegeltje. Na al die jaren nog eens een vreemde man in haar slaapkamer aan te treffen doet in haar al snel de “Venus van Moskau” ontwaken. Uitnodigend legt ze zich op het bed.

Elena Guseva als Lisa maakt grote indruk door haar engagement. Haar beide monologen zijn intens, het spel steeds geloofwaardig, de vocale afwerking nagenoeg vlekkeloos. Alweer een Russische sopraan dus voor wie een grote internationale carrière lijkt weggelegd. Dmitry Golovnin zingt en speelt Hermann aanvankelijk teveel als een gestoorde gokverslaafde en te weinig als een romantische held. In de stormscène was hij te bleek, maar de aria waarmee hij Lisa versiert was sterk net als het duet met de gravin. Alexey Markov leent zijn gecultiveerde bariton aan Tomski. Helemaal goed. Boris Pinkhasovich kon mij niet helemaal overtuigen in deze korte rol. Ik ben benieuwd hoe hij volgende week zal presteren als de willoze romantische held naast Asmik Grigorian in Robert Carsens Manon Lescaut. Olga Borodina is nog steeds een monumentale verschijning. De stem is nog grotendeels intact en ze zingt de partij met meer klankschoonheid dan we van veel van haar collega’s gewoon zijn.

Valery Gergiev leidt de Wiener Philharmoniker naar opwindende orkestrale tutti’s in de diverse finales. De fluiten, de clarinetten, de tempelklokken, de tuba (!), zorgen voor cruciale kleuren in het orkest. Ook de pauken komen zeer goed uit de verf met maximaal dramatisch effect.

maandag 11 november 2019

Anselm Weber met Lady Macbeth von Mzensk in Frankfurt (****)

Dmitry Belosselskiy (Boris) & Anja Kampe (Katerina) © Barbara Aumüller
SOCIALISTISCH REALISME EN VIRTUELE REALITEIT

Het Pravda-artikel “Chaos in plaats van muziek” van 28 januari 1936, toegeschreven aan Jozef Stalin, trof Sjostakovitsj’ opera “Lady Macbeth van Mzensk” op het hoogtepunt van zijn internationale carrière. Na vijf maanden kende de opera reeds 36 voorstellingen en het werk vond onmiddellijk zijn weg naar een internationaal publiek. Zelfs in nazi-Duitsland kon je prachtige commentaren lezen zoals deze in de Allgemeine Musikzeitung (Berlijn, 1934): ”Schostakowitsch, ein raffinierter Sowjetler mit harmlosem Jungengesicht und träumerischem Blick, hat das unmögliche fertiggebracht. In seiner Partitur gärt es von demonischen, widerspruchsvollen Trieben. Schostakowitschs Musik brüllt vor Schmerz, faucht vor tierischer Wonne. Sie schreit die niedersten Instinkte wach und erhebt sich andererseits zu frommer Ekstase, ja spiegelt eine geradezu kindliche Einfalt wieder. Man wird erschlagen von der chthonischen Gewalt dieser orchestralen Erschütterungen, von der brutalen Stoβkraft, die von der Artikulation der menschlichen Stimme ausgeht, und kann doch andererseits in einem berückenden Tongarten sich ergehen.”

Het groot aantal opvoeringen in de Sovjetunie zelf bewijst dat het Russische publiek volledig open stond voor de moderniteit van het werk. Ook de eerste officiële reacties waren positief. De nieuwe stijl werd geprezen door hoge functionarissen van het systeem, ondermeer door maarschalk Toechatsjevski, de opperbevelhebber van het Rode leger. In het programmaboekje stond te lezen dat de opera de latente sociale waarheid van de geschiedenis beklemtoonde: immers, met de moord op Boris en Zinovi had Katerina door haar impulsieve optreden twee klassevijanden uitgeschakeld, geheel in de geest van het marxisme. Met andere woorden, in 1934, had Sjostakovitsj nog alle reden om te denken dat zijn opera de doelstellingen van de Sovjet cultuurpolitiek diende.

De componist, die op reis was toen hij kennis nam van het Pravda-artikel, telegrafeerde aan zijn vriend Sollertinski: “Onderneem niets tot ik terug ben!”. Blijkbaar geloofde hij toen nog dat de aanval enkel tegen hem zelf gericht was. Wat echter snel duidelijk werd was dat deze banvloek het doodsvonnis betekende van de gehele Sovjet avantgarde. Vanaf nu heerste de doctrine van het socialistisch realisme. Soms pieker ik mij te pletter over hoe de geplande tetralogie over de Russische vrouw doorheen de geschiedenis, culminerend in het portret van de hedendaagse sovjetheldin, er zou hebben uitgezien indien Stalin de jonge componist had laten begaan.

Het is met een trechtervormige betonnen wand dat scenograaf Kaspar Glarner gestalte geeft aan de dystopische koopmanswereld van de Ismailovs. De wand dient ook als een cyclorama voor videoprojectie en die wordt ingezet telkens Katerina haar eenzaamheid tracht te verdrijven door een virtual reality-bril op te zetten. Telkens ze dat doet zien we hetgeen zij ziet, geprojecteerd op de wanden : bloeiende Japanse kerselaars en later, tijdens het tweede intermezzo, bloedmooie in mekaar morphende beelden van exotische bloemen met een erotische ondertoon (video: Bibi Abel). Een mooie vondst.

Ook ratten trekken een rode draad door het stuk. De Haveloze doet zijn ronde en verzamelt de dierenlijken die aan het gif van Katerina zijn bezweken. Haar expertise op dat vlak komt later nog van pas. Tijdens het eerste intermezzo daalt een scherm naar beneden en zien we de arbeiders uit ondergrondse kelders kruipen en geritmeerd bewegen als ratten. Het is een procédé dat de regisseur niet meer met zoveel overtuigingskracht zal herhalen tijdens de volgende intermezzi. Soms verschijnen de arbeiders in vrijetijdskledij, soms lijken het mijnwerkers in grijze pakken met een lamp op de borst maar naar de aard van het bedrijf van de Ismailovs blijf je raden.

Katerina’s slaapkamer is als een glazen tijdscapsule die met katrollen in en uit de toneeltoren wordt gehesen. Boris bespiedt haar via camerabeelden op zijn mobieltje. De copulatiescène komt heel natuurlijk tot stand en Sergei is echt wel de rokkenjager die hij volgens zijn reputatie zou moeten zijn. Aksinja heeft daar geen twijfel over laten bestaan.
In Boris vermijdt de regisseur de karikatuur, hij geeft hem zelfs een zekere noblesse mee en dat spoort zeer goed met het stijlgevoel waarmee Dmitry Belosselskiy de rol zingt. Na zijn dood leidt een meisje hem naar zijn nieuwe bestaan als geest. Altijd mooi om te zien en te horen is hoe de muziek in twijfelmodus gaat tijdens de finale van het tweede bedrijf, wanneer Katerina, na de moord op Zinovi, zegt “Nu ben je mijn man”, terwijl beiden goed beseffen wat de prijs is geweest om daar te geraken.

Het derde en vierde bedrijf zijn weinig geïnspireerd. Van de act van de Haveloze weet de regisseur niets te maken: Peter Marsh is in de diepte van het toneel zelfs nauwelijks te horen. De politieagenten zijn chips vretende en bier slempende clonen van hun chef. Ook de bruiloftsscène met een Pope die zich hevig begint te interesseren voor damesondergoed, is maar matig interessant.

De oude dwangarbeider is blind en wordt geleid door een schoolmeisje. Hij wordt gezongen door dezelfde zanger die zijn stem gaf aan Boris. Zo verbindt de regisseur de beide rollen. Het koor van de gedetineerden verkneukelt zich uitdrukkelijk in het mentale gevecht tussen Sergei en Katerina. Het cynisme van het patriarchaat waaronder ze geleden hebben nemen ze gewoon over. De laatste stunt van de regisseur is grandioos : hij laat het ingetogen slotkoor, de stem van de vertwijfelde massa, zingen in de zaal, op de parterre. “Onze gedachten zijn vreugdeloos, en de gendarmes meedogenloos”, zingen ze op weg naar Siberië. Onwillekeurig denk je dan aan de woorden die Solomon Volkov jaren later uit de mond van de componist zal optekenen :“Das Warten auf die Exekution ist eines der Themen, die mich mein Leben lang gemartert haben, viele Seiten meiner Musik sprechen davon”.

Dmitry Golovnin (Sergei) & Zanda Svede (Sonjetka) © Barbara Aumüller

Anja Kampe zingt Katerina met hoogdramatische intensiteit en lyrische warmte. Ze geeft de rol meer stem dan Ausrine Stundyte. Het finale arioso over de zwarte meer zingt ze met kapotgemalen brein, gaaf en intens.

Dmitry Golovnin zag ik reeds tweemaal als Agrippa (De Vuurengel), in Antwerpen als Kandaules en Khovansky. Nooit stelde hij mij teleur. Hij heeft een indringende, daadkrachtige tenor en hij is een charismatisch acteur. We kijken uit naar zijn Hermann in Pique Dame later op het seizoen in Brussel.

Evgeny Akimov, een heel ander soort tenor, zingt Zinovi met een mooie projectie.

Dmitry Belosselskiy zingt een fantastische, levensechte Boris. Daarvoor zet hij een prachtig slavisch timbre in. De monoloog waarin hij opschept over zijn vroegere sexuele prestaties en de scène van zijn dood zijn vocale hoogtepunten van de avond. Alles is prachtig gearticuleerd, met veel vrijheid en intelligentie. Zulk stijlgevoel en aristocratische klasse, wil ik zo snel mogelijk bevestigd zien in een andere rol.

Alfred Reiter als de Pope en Iain MacNeil als de politiechef profileren zich onvoldoende naast deze uitstekende Russische zangers.

Sebastian Weigle voert het orkest dynamisch zeer extreem door de partituur, precies zoals het hoort, van de zoete liefdesmelodieën in de strijkers tot het swingende sarcasme van de banda. De sfeerscheppende delen met de lage houtblazers zijn opgeladen met spanning, de solistische momenten voor cello, fluit, clarinet en basclarinet hebben de vereiste helderheid. De xylofoon trekt als een zilveren golf door het orkest. Het ffff-forte, deze chtonische aardschok die Katerina’s finale arioso inleidt, neemt hij niet zo luid als Ingo Metzmacher in Parijs maar ze mist haar effect niet. De banda is nooit te zien op het toneel, ze speelt vanaf geopende luiken op de beide zijtonelen.

donderdag 13 oktober 2016

Benedict Andrews met L'Ange de Feu in Lyon (*****)

Ausrine Stundyte als Renata
© Jean-Pierre Maurin

MAN TÖTE DIESES WEIB

We schrijven 1927 wanneer Sergej Prokofjev in Parijs de laatste hand legt aan De Vuurengel. Vijf jaar voordien, nog maar pas teruggekeerd van een teleurstellend verblijf in de Verenigde Staten, had hij de eigenlijke compositie van het werk aangevat in de Beierse Alpen. Omdat de opera, naar de gelijknamige roman van Valeri Brjoesov, zich afspeelt in het Duitsland van de 16e eeuw, had hij het nodig gevonden ter plaatse de sfeer op te snuiven.

In de context van zijn tijd ontstaat De Vuurengel dus 2 jaar na de creatie van Wozzeck (1925) en 3 jaar voor de creatie van The Nose (1930). In Rusland is het symbolisme inmiddels over zijn hoogtepunt heen maar De Vuurengel baadt nog steeds in dat klimaat van mystiek en religiositeit, zo typerend voor deze kunststroming uit de vroege 20e eeuw. In 1933 verlaat Prokofjev Parijs om zich voorgoed in de Sovjetunie te vestigen. Het moet zowat de slechtste beslissing van zijn leven zijn geweest. Immers, Prokofjev ziet zichzelf als een apolitiek kunstenaar en is zo naïef te geloven dat de Sovjetautoriteiten hem gerust zullen laten vanwege zijn internationale faam. Tegen 1936 wordt het muzikale establishment gerund door politiekers die kunstenaars enkel dulden als waterdragers voor "the brave new world" van het sovjetsocialisme. Net als Sjostakovitsj moet Prokofjev talloze vernederingen ondergaan. Zelfs het toegankelijke "Oorlog en Vrede" wordt beticht van formalisme. Hij eindigt zijn operacarrière met het "Verhaal van een echte mens" (1948), een hevig patriottisch werk om zijn superieuren te vriend te houden maar zelfs dat wordt van opvoering uitgesloten. Zijn laatste zonde begaat Prokofjev op 5 maart 1953 door te sterven op dezelfde dag als de grote roerganger Stalin. Dat was bijzonder ongepast van de geplaagde componist en zijn overlijden wordt pas 6 dagen later bekend gemaakt.

Met zijn vocaal declamatorische stijl, ergens tussen recitatief en arioso, is de muziek van De Vuurengel stilistisch erg verwant met Lady Macbeth. Ze is minstens zo gewelddadig en kan net zo goed sarcastische ondertonen vrijgeven. Prokofjev zal zijn werk nooit opgevoerd zien en een deel van de muziek zal zijn weg vinden naar de 3e Symfonie. Het zal tot 1991 duren alvorens de originele, ongekuiste versie in Rusland te zien zal zijn in het Marinskii Theater van Sint-Petersburg.

Centraal staat de tomeloze energie van het ongrijpbare personage van Renata. Haar obsessionele verliefdheid op de "vurige engel" Madiel, een trauma uit haar jeugd, ontsteekt in haar een destructieve, irrationele kracht die haar lansknecht Ruprecht aan de rand van de afgrond zal brengen en een gans nonnenklooster tot seksuele extase zal voeren. Het is een bezetenheid die ze deelt met haar operazusters Salome en met Soeur Jeanne des Anges uit "Die Teufel von Loudun". Daarna kan enkel nog het recept van de inquisitie volgen: de brandstapel. Net als Jeanne d'Arc wordt ze verpletterd door een patriarchaal systeem dat geen ruimte laat aan afwijkende noties van spiritualiteit, kennis en wetenschap. Die heeft ze immers gevonden in de zwarte magie en in het occulte en het bezoek aan de filosoof en magiër Agrippa von Nettesheim is één van de sterkste scènes in het werk. Het andere evidente hoogtepunt is het finale bedrijf met zijn onmiskenbare reminiscenties aan Suor Angelica, waarbij in een maalstroom van verwarring het hysterische nonnenkoor de inquisiteur te lijf gaat.

De Vuurengel is niet in de laatste plaats fascinerend omdat het allerlei cruciale vragen onbeantwoord laat, vragen zoals : ziet Renata haar vuurengel Madiel écht of hallucineert ze alleen maar ? Alleen al omwille van zijn dramatische vitaliteit is het een werk dat zijn plaats verdient in het repertoire en de hernieuwde belangstelling voor het werk van de laatste jaren is in dat opzicht zeer bemoedigend. Of zoals collega en fan van het eerste uur Nikolaj Mjaskovsky het formuleerde: "Het leven is de moeite waard zolang er iemand is die zulke muziek schrijft".

Benedict Andrews heeft op het eerste zicht gekozen voor een eenvoudige scenografische oplossing: een draaitoneel met snel verplaatsbare wanden (decors: Johannes Schütz). De efficiëntie van dit draaitoneel haalt het snel van de aanvankelijke sjofele indruk die het maakt. Het scènebeeld kan daardoor voortdurend in beweging zijn en het stuk volgens een dwingend crescendo naar zijn finale stuwen ondanks enkele dramaturgisch vertragende scènes zoals de herbergscène met Faust en Méphistophélès.

Figuranten bevolken het toneel als replica's van de beide hoofdpersonages. Ze illustreren de handeling en sjouwen met de decorstukken. Met de voortdurende aanwezigheid van jonge meisjes wijst de regisseur erop hoezeer Renata achtervolgd wordt door haar traumatische jeugdherinneringen.

Agrippa von Nettesheim neemt plaats in een occulte kring van theelichtjes. Ondanks de eenvoud is het een sterke scène, ook muzikaal. Het fraai uitgelichte tableau vivant van de door erotische gevoelens overmande nonnen was grandioos en het echte hoogtepunt van het stuk. Na haar veroordeling stort Renata benzine over zich heen, een pyrotechnisch kunstje met een verlossende steekvlam doet de rest.

Geen enkele zwakke schakel viel te noteren in deze bijzonder homogene cast. Door de zeer fysieke omgang met al haar rollen is Ausrine Stundyte een klasse apart, het prototype van een nieuw soort zangeres/actrice. Voor een stuk als De Vurige Engel is dat een zegen. Ze speelt Renata niet enkel met de convulsies van een bezetene maar ook met de totale overgave die we van haar gewend zijn geraakt. Met passende blonde pruik, rose babydoll en cardigan kan ze haar fascinatie op de mannen in haar omgeving voluit laten spelen. Ondanks de aartsmoeilijke partij had ze het vibrato goed onder controle.

Laurent Naouri beschikt weliswaar niet over een slavisch timbre maar met zijn volle, kernachtige bariton en doorleefde vertolking weet hij voortdurend te begeesteren.

Vasily Efimov zong een uitstekende Jakob Glock, Dmitry Golovnin een uitstekende Méphistophélès en vooral Agrippa von Nettesheim. De waarzegster was in goede handen bij Mairam Sokolova als goedkoop hoertje op naaldhakken. Inquisiteur Almas Svilpa moest aanvankelijk wat op adem komen om zijn bas met voldoende autoriteit te laten klinken.

Kazushi Ono laat de gewelddadigheid in deze partituur voluit spelen. Toch wordt niemand van de solisten weggedrukt in het klankbeeld. De markante kleuren in het orkest komen vaak van de fagotten en de tuba. De beide tussenspelen zijn sterk en stijgen heel tastbaar uit de orkestbak op. Het werk, gespeeld zonder pauze, verslapt nooit en beleeft in de handen van Ono een mooi en dwingend crescendo.

Het volgende rendez-vous met De Vuurengel is gepland in Zürich (mei 2017), opnieuw met Ausrine Stundyte in de hoofdrol. Stundyte is volgend seizoen opnieuw te zien bij Opera Vlaanderen in "Das Wunder der Heliane" en als Carlotta in "Die Gezeichneten" in Berlijn.