maandag 31 maart 2014

Calixto Bieito's Lady Macbeth in Antwerpen


RAW LIKE SUSHI

Voor Dmitri Sjostakovitsj, Mitja voor de vrienden, was het lastig ontwaken die ochtend van de 28e januari 1936 toen de Pravda zijn opera Lady Macbeth afbrandde als "chaos in plaats van muziek". Twee dagen voordien had de paranoide kunstidioot Jozef Stalin de voorstelling bezocht en het theater voor het einde verlaten. Vooral het zinnetje " dat dit spel wel eens slecht zou kunnen aflopen" moet hem de daver op het lijf hebben bezorgd. De jonge componist zou nooit meer dezelfde zijn. Met zijn operacarrière was het voorgoed gedaan terwijl hij 2 jaar voordien nog drieste plannen had gesmeed om naar Wagners voorbeeld een tetralogie te produceren rond de positie van de vrouw doorheen de Russische geschiedenis.

Het klimaat van terreur dat Stalin vanaf 1936 installeert ten einde kunstenaars te onderwerpen aan de bindende esthetiek van het socialistisch realisme heeft zijn gelijke niet in de geschiedenis. Als kunstenaar hoefde je niet eens joods te zijn om s'nachts van je bed gelicht te worden. Mijn linkse vrienden wil ik er graag nog aan herinneren dat ook Stalin een genocide van de Russische joden heeft beraamd geheel naar het model van de holocaust, een plan dat door zijn prematuur overlijden niet werd uitgevoerd. Het aantal mensen dat tijdens zijn bewind een onnatuurlijke dood stierf loopt volgens schattingen uiteen tussen 9 en 20 miljoen. In deze context is het een detail maar tegelijk ook een drama dat hij de tetralogie van Sjostakovitsj op zijn geweten heeft.

Reeds zijn eerste opera De Neus was in 1928 al als formalistisch, zeg maar staatsgevaarlijk, gebrandmerkt geworden. Sjostakovitsj hield wel degelijk rekening met die kritiek en dus werd zijn tweede opera, Lady Macbeth, meer realistisch in zijn dramaturgie en werd zijn muzikaal idioom toegankelijker. Meer nog, Sjostakovitsj benadrukte dat het werk niet bedoeld was voor de intellectuele elite maar voor de grote massa.

"Ik leef in de Sovjet-Unie, ben actief werkzaam en reken natuurlijk op arbeiders en boeren als toeschouwers. Indien ik door hen niet begrepen word dan zou men mij moeten deporteren" had hij in januari 1930, kort voor de première van De Neus nog gezegd, toen hij stukken uit De Neus voorspeelde en samen met zijn vriend Ivan Sollertinsky inleidingen gaf over het werk aan een publiek van arbeiders in Leningrad. Sollertinsky meende zelfs: "Ik ben ervan overtuigd dat het begrijpelijk zal zijn voor de toeschouwer van de arbeidersklasse. Het zal daarentegen moeilijk zijn voor de operaliefhebber die de Italiaanse opera gewoon is."

Zulke naïviteit van intellectuelen ten aanzien van het kunstgevoel van de arbeidersklasse in tempore non suspecto van het grote, positieve communistische project, kan hilarisch lijken, het kwam wel vaker voor.

Hoedanook, in 1934 had Sjostakovitsj nog alle reden om te denken dat zijn opera de doelstellingen van de Sovjetcultuurpolitiek diende, zoals Francis Maes in zijn uitstekende bijdragen in het programmaboek van de Vlaamse Opera verduidelijkt. Minder gelukkig ben ik met de manier waarop hij het opneemt voor de ergerlijke morele veroordeling van het werk door zijn mentor, de Amerikaanse musicoloog Richard Taruskin. Zo meent Taruskin : "In zijn tweede opera toont Sjostakovitsj zich een authentiek genie van het genre, volledig in staat om - zoals Verdi, Wagner en Moessorgski - een wereld in tonen te scheppen die op alle vlakken overtuigt. En hij gebruikte zijn ontzagwekkende krachten om een kolossale morele omkering van waarden door te voeren. Dit is misschien wel het meest verderfelijke gebruik dat ooit van muziek werd gemaakt."

Taruskin meent ook dat als er ooit een opera verdiende om te worden verboden, het wel deze was. Dat is een uitspraak die enkel te vatten is binnen het denkkader van de dictator voor wie de kunst niets anders kon zijn als de hoer van het aan gang zijnde maatschappelijk project.
"In hoeverre Taruskins kritiek terecht is, kan pas worden uitgemaakt in de mate waarin de opera zich op het podium kan verdedigen. Het is aan regisseurs en uitvoerders om het publiek te overtuigen.", meent Maes. Daarop wachten is echt nergens voor nodig.

Zoals Taruskin terecht aangeeft is Katerina een echt operapersonage in de traditionele zin. Ze uit zich in lyrische frasen en vertolkt haar gevoelens in een melodische vocale stijl. Haar omgeving daarentegen wordt geportretteerd in de satirische stijl van De Neus. Dat hij dat met opzet deed om haar omgeving te ontmenselijken, lijkt Taruskin te storen. Et alors? Het mag duidelijk zijn dat Sjostakovitsj met zijn adaptatie van het Leskov-origineel en meer nog met zijn muziek hengelt naar onze sympathie voor de tweevoudige moordenares. In zijn ogen was Katerina niet verantwoordelijk voor haar misdaden. Zij waren het gevolg van de verstikkende patriarchale maatschappij waarin zij leefde.

Het is tevens een hymne aan de liefde in zijn puurste vorm. Zo schrijft hij in een brief aan zijn moeder : "Aangenomen dat vandaag een vrouw niet meer van haar man houdt en zich aan een andere man geeft, en zij samen, zonder rekening te houden met de maatschappelijke vooroordelen, openlijk gaan leven, dan is daar niets verkeerds aan. Het is integendeel zelfs goed dat Liefde werkelijk vrij is". Dit is niets anders dan Wagners definitie van liefde.

Tijdens het bruiloftsfeest slaat de angst voor de ontdekking van haar misdaden toe bij Katerina. Met haar schuldgevoel gaat het vervolgens crescendo : in haar finale arioso neemt ze mentaal afscheid van het leven, ze blikt in de pekzwarte golven van het meer en daarbij ook in de peilloze afgrond van zichzelf. De componist heeft met andere woorden een uitgesproken catharsis in de finale scène van het stuk gelegd. Wat is dan het probleem, mijnheer Taruskin?

Bijzonder merkwaardig is dat Sjostakovitsj de behoefte voelt om, na de dood van Stalin, de scherpe kantjes van zijn opera te halen en te reviseren tot "Katerina Izmajlova", de definitieve versie die in 1963 in première gaat, en vanaf dan de enige versie is die hij nog autoriseert.
Toch voeren wij vandaag overal de oerversie op. Maes wijt dit aan de groeiende status die de opera als vanzelf kreeg als anti-Stalinmanifest na de ontmanteling van de Sovjet-Unie.

Wellicht heeft biografe Laurel Fay gelijk wanneer zij schrijft dat : "in het midden van de jaren 1950 Sjostakovitsj, een weduwnaar van middelbare leeftijd en een beschermende vader van twee tieners, een meer zelfbewuste en discrete persoon was dan hij was geweest als twintiger toen hij Lady Macbeth schreef. Het is zeker denkbaar dat hij zelf ietwat verveeld zat met enkele van zijn grovere jeugdige excessen". Het is even goed denkbaar dat hij zijn herwerking weer zou hebben ingeslikt indien hij vertrouwd zou zijn geweest met de hedendaagse zeden in het theater.

Het stond in de sterren geschreven dat Calixto Bieito, ceremoniemeester van de apocalyps en ervaringsdeskundige inzake de behandeling van sex en geweld op het toneel van deze apocalyptische liefdesthriller een verontrustend grote operavond zou bereiden aan de Vlaamse Opera. Met Zimmermanns "Die Soldaten" had hij in Zürich met hetzelfde team nog maar enkele maanden geleden zijn talent laten zegevieren in een gelijkaardige dramatische context. Zat de regie met de Catalaanse sterregisseur in de juiste handen en kon de scenografie zondermeer als bijzonder efficiënt worden bestempeld, ook de casting was uitstekend. Geschraagd door een dijk van een partituur, kon dit niets anders worden als een grote avond in de Vlaamse Opera.

Het decor van Rebecca Ringst, een stalen geraamte met bovenaan een roestige silo verwijst naar een in verval zijnde industriële site. Modder is overal. Te midden van dit labyrint van staal en modder zien we de met neons klinisch verlichte witte ruimte van de echtelijke gevangenis van Katerina, met net daarboven de slaapkamer van schoonvader Boris. Dat het decor de uitstekende mogelijkheid bood om het koor in sommige scènes verticaal op te stellen, lag voor de hand. Het liet ook ogenblikkelijke scènewisselingen toe. Op één na. Voor de scénewisseling naar het strafkamp van Siberië liet Bieito de set minutenlang afbreken op de tonen van een soundscape die gedonder en ijle vrouwenkreten liet horen, tot enkel het naakte skelet van de constructie overbleef. Het maakte de geweldige orchestrale inzet tot het vierde bedrijf nog sterker dan ze al was.

Laat u maar niets wijsmaken door al te brave regisseurs: het thema van deze opera is dat van de sexuele bevrijding van de vrouw. Het libretto staat bol van de verwijzingen naar liefde, sex, impotentie, vruchtbaarheid, strelingen en kussen. Met Ausrine Stundyte en Ladislav Elgr had Bieito twee zangers ter beschikking die zonder schroom met de billen bloot konden gaan en over de beweeglijkheid beschikten om de bijwijlen zeer expliciete sexuele lading van het stuk geloofwaardig over te brengen. Wanneer Katerina zich masturbeert en afkoeling zoekt in de koelkast van haar designkeukentje wordt ze een erg gemakkelijke prooi voor womanizer Sergej die met zijn Brad Pitt torso al snel aan haar deur staat. Steeds vult Katerina haar passie op een zeer vrouwelijke manier in. Dat het koppel van de componist één copulatiestandje krijgt en twee van de regisseur zal niemand verbazen.

Schoonvader Boris is een bruut die zijn door ouderdom falende potentie compenseert met sadisme. Hij drukt zijn schoondochter met het hoofd in de spoelbak van de keuken of hij sleurt een arbeidster als een hond met zijn broeksriem als halsband naar zijn slaapkamer. Gelukkig lust hij paddenstoelen met rattengif.

Zowel het politiekorps als de Pope krijgen de vanzelfsprekende satirische behandeling maar had Bieito hierin niet nog wat verder kunnen gaan?

Bieito laat er geen twijfel over bestaan hoe Katerina opbloeit van de plots onstane vrijheid na de beide moorden maar tijdens haar huwelijksfeest gaat ze, naast de nietsvermoedende Sergej, haast ten onder aan haar angst en schuldgevoel. Lust en schuldgevoel houden mekaar in evenwicht. In haar ultieme arioso weet ze haar mentaal afglijden naar de zelfgekozen dood aangrijpend te vertolken. Kort samengevat : Katerina domineert de gehele voorstelling en dat is precies wat de componist heeft bedoeld.

Dmitri Jurowski koos voor de ongekuiste, pornofonische oerversie compleet met banda die soms tot een oorverdovende effect werd ingezet. In de vele sfeerscheppende bladzijden van de partituur, waarin soms niet meer dan een basclarinet te horen is, kon hij moeiteloos spanning brengen. Hij kon ook bliksemsnel ageren en het groteske, het pariodiërende, het obscene treffen in deze toch nog altijd enigszins filmisch gemonteerde partituur.

John Tomlinson kon zijn flakkerend vibrato erg goed in toom houden. Zijn bas had nog voldoende kern en kracht voor deze rol. Zijn rubato verraadde de jarenlange ervaring als podiumbeest. Toch had ik het gevoel dat hij gerust nog iets dieper had kunnen gaan.
Hij mag dan de grootste Wotan van zijn generatie geweest zijn, een goede Hunding heb ik nooit in hem gezien, zoals hij onlangs nog demonstreerde in de Ring van Guy Cassiers. Sir John Tomlinson is teveel een heer van stand, hij heeft het gewoon niet in zich om af te dalen naar de diepste krochten van een gewelddadig en vulgair personage als Boris.

Ausrine Stundyte was indrukwekkender in haar spel dan in haar zingen. De registerovergangen waren niet altijd even fraai. Maar haar engagement was totaal en Bieito kreeg het van haar gedaan om heel diep te gaan. Dat was niemand ontgaan en ze kreeg dan ook de hele zaal recht tijdens het slotapplaus. Een opmerkelijk debuut.
Ladislav Elgr als Sergej moest niet onderdoen. Hij beschikt over een soliede tenor met slavische bijklank. Je ziet hem zo Steva zingen in Jenufa.

Ook de kleinere rollen waren met Andrew Greenan als De Pope en Maxim Mikhailov als de politiecommissaris uitstekend bezet.

Het koor presteerde voortreffelijk o.l.v. de nieuwe koorleider Jan Schweiger en dat vooral in het laatste bedrijf : de spot die de vertwijfelde Katerina van haar medegevangen over zich heen krijgt is één van de vocale en scènische hoogtepunten van de voorstelling.

Na zo'n avond is het pijnlijk om uit de mond van een nuttige idioot als Marcel Vanthilt, onvermoede operafan uit het district Leopoldsburg, in een wervend spotje van de Vlaamse Opera, opera als "romantische tocht naar het verleden" te horen aanprijzen. Als opera iets niet hoort te zijn, dan toch wel dat! Wat op deze avond gelukkig ook bewezen werd. Good job, Mitja! Good job, Calixto!


vrijdag 28 maart 2014

Semperoper Dresden: seizoen 2014-2015



Het is haast niet mogelijk een langgerekte geeuw te onderdrukken bij het lezen van het seizoensprogramma van Dresden. Zeven nieuwe producties staan op stapel waarvan ik er 1 zou willen zien vanwege de bezetting en 1 vanwege de enscenering. Deze laatste - Pelléas et Mélisande - werd nog door Serge Dorny voorbereid, zijn plannen voor "Die Eroberung von Mexico" zijn afgevoerd of verschoven naar volgend seizoen.

Opernwelt trekt openlijk de kaart van Dorny. In plaats van zonnekoning Dorny wil men in Dresden een "Frühstücksdirektor", schrijft Opernwelt, "iemand die in eerste instantie Christian Thielemann op zijn wenken bedient". En : " Muziektheater in de geest van Gerard Mortier zal in de toekomst niet in Dresden te beleven zijn."

1. Janacek - DAS SCHLAUWE FÜCHSLEIN
Regie: Frank Hilbrich / Dir: Tomas Netopil

2. Strauss - ARABELLA
Regie: Florentine Klepper / Dir: Christian Thielemann
Cast : Renée Fleming / Thomas Hampson / Albert Dohmen / Daniel Behle / Hanna-Elisabeth Müller


3. Humperdinck - KÖNIGSKINDER

4. Debussy - PELLEAS ET MELISANDE
Regie: Alex Ollé (La Fura dels Baus) / Dir: Mikko Franck


5. Lucia Ronchetti - MISE EN ABYME/WIEDERSPIEGELUNG
Regie: Axel Köhler / Dir: Felice Venanzoni

6. Weber - DER FREISCHÜTZ
Regie: Axel Köhler / Dir: Christian Thielemann

7. Mozart - LE NOZZE DI FIGARO
Regie: Johannes Erath / Dir: Omer Meir Wellber

woensdag 26 maart 2014

ROH Cinema season 2014-2015



Maandag 27.10.2014
Verdi : I DUE FOSCARI - LIVE
Placido Domingo/ Francesco Meli/ Dir : Antonio Pappano /regie:Thaddeus Strassberger

Woensdag 26 november 2014
Donizetti : L'ELISIR D'AMORE - LIVE
Vittorio Griggolo / Lucy Crowe / Bryn Terfel / Dir: Daniele Rustioni/ Regie: Laurent Pelly

Donderdag 29 januari 2015
Giordano : ANDREA CHENIER - LIVE
Jonas Kaufmann / Eva-Maria Westbroek / Dir: Antonio Pappano /Regie:David McVicar

Dinsdag 24 februari 2015
Wagner : DER FLIEGENDE HOLLANDER -LIVE
Bryn Terfel / Dir : Andris Nelsons /regie: Tim Albary

Woensdag 1 april 2015
Weill: RISE AND FALL OF THE CITY OF MAHAGONNY - LIVE
Anne Sofie von Otter / Willard White / Christine Rice / Dir: Mark Wigglesworth /regie:John Fulljames

Woensdag 10 juni 2015
Puccini : LA BOHEME -LIVE
Anna Netrebko / Joseph Calleja / Dir: Dan Ettinger /Regie: John Copley

Zondag 5 juli 2015
Rossini : GUILLAUME TELL - LIVE
Gerald Finley / John Osborn / Dir: Antonio Pappano /Regie: Damiano Michieletto

Jossi Wielers Siegfried in Stuttgart


Waarom de Staatsoper van Stuttgart deze week enkel het derde deel van haar 14 jaar oude en door de Duitse pers destijds enorm gehypete Ring terug uit de kast haalde, heb ik niet kunnen achterhalen. Leidmotief was er destijds ook al bij en het was uw dienaar niet ontgaan dat Jossie Wielers Siegfried met kop en schouder uitstak boven de rest. Intendant Klaus Zehelein had destijds namelijk het idee gehad de vier delen van de Ring uit handen te geven aan vier regisseurs, een waanzinnig idee dat sindsdien gelukkig weinig navolging heeft gekend. Ondertussen is Jossi Wieler zelf al enkele jaren intendant van het huis aan de Neckar en daarmee heb ik wellicht ook mijn inleidende vraag beantwoord.

Lothar Zagroszek had zijn manschappen destijds erg luid laten spelen. Bij Marc Soustrot was het vorige zondag niet anders. Deels ligt dat aan de geweldige akoestiek van het huis. Pauken klinken hier als donderketels, tuba’s trompen vanuit het plafond, harpen klateren hun zilverdraden door het auditorium. Elk detail is hier te horen met als consequentie dat het orkest altijd aangenaam luid klinkt. Ook zangers ondervinden steun van deze akoestiek en worden zelden weggeblazen, gesteld dat ze een goed gefocusseerde stem bezitten. Luide passages als de prelude tot het derde bedrijf, klinken in dit huis dan ook écht overweldigend. En solistische passages in het orkest ontberen zelden detail en kleur.

Van de vraag of deze Siegfried zich 14 jaar na de première nog zou kunnen handhaven hoefde ik niet meteen wakker te liggen. De natuurlijkheid waarmee Wieler de vis comica van het scherzo van de Ring in een hedendaagse context op het toneel had gebracht, lag immers nog vers in het geheugen.

Anna Viebrock, de geniale decorontwerpster van het verval, had het eerste bedrijf geplaatst tegen een muur met kapotte ramen, een muur van een vervallen fabriek, waar de stroom honderd jaar geleden werd afgesloten. Tegen deze muur heeft Mime zijn optrekje gebouwd. In zijn groezelig keukentje prepareert hij het slot aan het middagmaal voor zijn pleegkind. Terwijl de vanillepuddingdampen zich verspreiden in het auditorium geeft hij zich over aan zijn wanhopige worsteling met Nothung, een aardappelmesje dat hij ritmisch op een zinken afvalemmer laat neerkomen.

In deze kleinburgerlijke idylle is Mime het prototype van de geëmancipeerde man, die zich met zekerheid door alle vrouwen verlaten zal weten, zijn voedsel bereidt aan de hand van het receptenboek van de Boerinnenbond, de vaatdoek opplooit zoals zijn moeder dat deed, en bijgevolg met zekerheid faalt in de opvoeding van zijn uit de kluiten gewassen spruit Siegfried. Deze laatste is de hyperkinetische teenager, een kind als uit een gebroken huwelijk wiens energie zich nooit in goede banen heeft laten leiden door de strenge hand van een vader of een moeder, zich mateloos verveelt en zijn Bart Simpsoniaanse onrust ventileert op alles wat los staat in het huisje van zijn pleegvader.

Wolfgang Ablinger-Sperrhacke zette in op klankschoonheid en zong Mime eerder als een wagneriaans articulerende Tamino dan als een karaktertenor. Dat beviel mij uitstekend.
Daniel Brenna spaarde zich tijdens de Schmiedelieder. Het ontbrak hem toch wel aan power. Eenmaal dit huzarenstukje achter de rug zal hij een niet onaardig rubato ontwikkelen, heelwat scherpe kantjes van zijn personage afwerpen, en meer inzetten op charme en poëzie.

De Wanderer, een decadente gokker, met baseballpet en leren jekker net iets te triviaal aangekleed, dwingt Mime tot een spelletje Russische roulette. Net zoals 14 jaar geleden is het de enige langdradige scène in de voorstelling, dus laten we dat maar op het conto van Wagner zelf schrijven. Markus Marquardt ziet eruit als John Tomlinson maar kan vocaal niet hetzelfde gewicht in de schaal leggen.

Kon het eerste bedrijf mij niet meer echt overtuigen, het tweede en derde bedrijf blijven grandioos. Hoe Wieler het tweede bedrijf, zonder bos en zonder draak, tot één van de spannendste maakt die ik ooit heb gezien, blijft een klein mirakel.

Fafner heeft zich verschanst achter een stevige prikkeldraadomheining. Hier heeft de kettingrokende Alberich postgevat. Met zijn blote voeten dooft hij de peukjes van zijn sigaret. Het Waldweben vormt het muzikale decor voor het ogenblik waarin Siegfried beseft dat er meer moet zijn in het leven. Die inspiratie wordt hem niet aangereikt vanuit de omgevende natuur zoals Wagner het bedoelde maar uit de ontkenning daarvan, uit het negatieve beeld van zijn desolate omgeving. De partituur spreekt op dat moment zoals bekend een andere taal maar dit werkt even goed. Siegfrieds confrontatie met Fafner is de vondst van het tweede bedrijf. “Ich lieg und besitz” klinkt zoveel overtuigender uit de luidspreker van een businesstycoon dan uit de hete muil van een kitscherige draak. Bij het ontwaken van Fafner krijgen we een geblokte persoon te zien zittend op een stoel met de rug naar het auditorium en belicht met een felle, egocentrische spot. Waarop een kortstondig lijf aan lijf gevecht volgt waarbij Fafner de vloek aan Siegfried doorgeeft via zijn met bloed besmeurd T-shirt. Een blind jongetje toont Siegfried de weg naar zijn nieuwe gezellin.

De onvermijdelijke Attila Jun had voldoende emissie als Fafner. Michael Ebbeke als Alberich bezat geen fraai vibrato maar kon bijzonder goed uithalen wanneer het er echt toe deed.

Voor de laatste scène van het derde bedrijf liet Anna Viebrock de helverlichte, luxe slaapkamer nabouwen uit Stanley Kubricks 2001-A space Odyssey en vindt daarmee via de cinema op een onverwachte manier terug aansluiting met moderne mythologie. Gehuld in een flinterdunne nachtjapon, het hoofd op de kaptafel van haar boudoir gevleid, is de slapende Brünnhilde omringd door de attributen van haar vrouwelijkheid: spiegel, kam, haarlak en krultang. Wanneer hij met besmuikt T-shirt het terrein van de vrouw betreedt beleeft de wildeman zijn cultuurschok. Op de plek waar de man het meest verschilt van de vrouw ontdekt hij haar anders-zijn. Zo leert Siegfried het vrezen, een nieuwe gewaarwording die hem letterlijk de kleerkast injaagt waarop een ontwakingsscène volgt die wellicht nooit voordien zo erotisch op het toneel werd gebracht. Daniel Brenna kan hier zijn charmeoffensief gewoon verder zetten. Christiane Libor is de verrassing van de avond. Ze zingt een voortreffelijke Brünnhilde, loepzuiver van intonatie, met stralende hoogte en een perfect vibrato. Te volgen.

Jossi Wieler van zijn kant is in juli terug aan zet in eigen huis met een nieuwe “Tristan un Isolde”.

zondag 23 maart 2014

Afscheid van Gerard Mortier (2)


Wat onmiddellijk opviel in alle commentaren die her en der verschenen na het verscheiden van Gerard Mortier was dat van al diegenen die Mortier nu de hemel inprijzen blijkbaar nooit iemand een kaartje voor de opera heeft betaald.

Neem nu Paul Goossens. In zijn Paulusbekering anno jaren 80 die hij in De Standaard uitvoerig beschrijft, kan ik moeiteloos mijzelf herkennen. Later kon je dan in Knack lezen hoe hij zich als verslaggever van de Salzburger Festspiele in een handomdraai van wetstraatjournalist tot operakenner had ontpopt. Of beter gezegd tot buikspreker van Mortier want veel culturele bijdragen zijn sindsdien niet meer uit zijn pen gekropen . Zo heeft Mortier veel buiksprekers in het veld gezet, ze van spijs en drank voorzien en van prijzige tickets voor zijn Festspiele. Het zegt iets over zijn communicatievaardigheden, het zegt evenveel over de authenticiteit van al deze getuigenissen.

Walter Zinzen, nog zo'n ingehuurde fan sinds zijn partner in crime Kris Smet een portret van Mortier maakte voor Panorama, maakt het wel erg bont wanneer hij schrijft: ”De leemte die hij achterlaat is veel groter dan die van Jan Hoet. Velen delen de ‘tristesse’ waaraan Tom Lanoye uiting gaf bij zijn overlijden. Maar anderen lachen in hun vuistje. Op het Schoon Verdiep van het Antwerpse stadhuis bleef het oorverdovend stil. Anderen hebben het fatsoen van de lokale burgemeester niet. Ze beschimpen de overledene op de internetfora. Hij die terecht van zichzelf beweerde dat hij meer voor Vlaanderen heeft gedaan dan alle politici bij elkaar, krijgt van de volksdansers, folkloristische vendelzwaaiers en andere gemummifieerde nationalisten het verwijt ‘elitair’ te zijn geweest, want gekant tegen de heilsleer van de N-VA. Eén ding is zeker : Mortier had de juiste vijanden.”

Zinzen moet over een bijzonder talent beschikken om internetfora uit te vlooien. Ik google mij te pletter maar heb niets van die strekking aangetroffen en kan dan ook alleen maar concluderen, zoals hij zelf drommels goed weet, dat kleinheid en benepenheid van geest geen monopolie zijn van rechts.
Trouwens, in de aanloop naar de verkiezingen heeft nog geen enkele politieke partij zich uitgesproken over haar programma voor cultuur, iets waar Jan Goossens zich in De Standaard terecht over bekloeg. Waarom wil Zinzen dan zo ongeneerd voor zijn beurt spreken? Beseft hij wel dat hij een hele bevolkingsgroep, met een warm hart voor kunst én Vlaamse emancipatie, hiermee beledigt ?

Erwin Mortier schreef dan weer : “Hij heeft opera indringend geactualiseerd en gemoderniseerd. Eerst in Brussel, waar hij De Munt tot een instituut op wereldniveau verhief. Maar later ook in Hamburg, Parijs en Madrid.”. Onze eminente auteur zal allicht Salzburg bedoelen i.p.v. Hamburg maar is zulke lapsus nu net niet typisch voor iemand die spreekt zonder kennis van zaken ? Hoeveel opera’s zou Erwin Mortier in zijn leven hebben bezocht, denk ik dan? Maar ondertussen zal hij wel het hele culture veld claimen voor links en de rest van Vlaanderen declasseren als vendelzwaaiers.

Een project waar vendelzwaaiers en andere gemummificeerde nationalisten geheel buiten schot bleven was het fiasco van het Gentse Forum. Moest een nva-minister het Forum hebben afgeschoten je zou nogal wat meemaken. “De droom in zijn geboortestad Gent een grootschalig Forum voor Muziek, Dans en Beeldcutuur te bouwen werd de das omgedaan door Vlaamse kneuterigheid,” zegt Stephan Moens. Daan Bauwens, artistiek directeur van De Bijloke, die er prat op gaat dat Mortier de beste patissier van Parijs liet aanrukken om de verjaardag van zijn dochter te vieren, meent ook dat het project sneuvelde op afgunst, bekrompenheid en eigenbelang. Het laatste waar men mij van kan verdenken is dat ik enige sympathie zou koesteren voor de toenmalige minister van cultuur Bert Anciaux maar was er een andere optie dan het project op een bepaald moment te aborteren? Hoe zou dit cultureel vuurtorenproject een zaal van 2000 zitjes (!) hebben kunnen doen vollopen en jaarlijks 250.000 bezoekers lokken, zonder schade te berokkenen aan het nauwelijks 50 km verderop gelegen Concertgebouw of De Singel? Ondanks de marktonderzoeken van Rik Pinxten heb ik daar nooit in kunnen geloven. Was het Forum niet één van de grootste, aan Wagner gewaagde, utopieën van Mortier ? Alleen buiksprekers die geen verantwoordelijkheid dragen, zien dat niet.

Mortier lag niet wakker van een utopie meer of minder. Het hoeft niet te verbazen dat hij Europa goedgezind was. Enkel kunstenaars hadden Europa een aangezicht gegeven, zo vond de jonge Mortier. Politici hadden afgedaan. Later ging hij dan toch het politieke project Europa omarmen. Redenen om eurosceptisch te zijn, zijn er anders genoeg. Zonder Europa geen frictie tussen Grieken en Duitsers en vandaag allicht geen conflict op de Krim. Is Europa de moeite waard? Daar ben ik nog altijd niet van overtuigd. We weten dat Europa aan elke Belg 502 euro kost maar niet wat het opbrengt, zoals Herman Matthijs deze week voorrekende. Europa moet, wat mij betreft, nog altijd bewijzen dat het in staat is datgene te waarborgen dat het claimt als zijn bestaansrecht namelijk duurzame vrede in de regio. Linkse recepten zijn wel vaker gebaseerd op mistige utopieën, vaak ontberen ze alle realiteitszin. Utopieën zijn razend interessant maar horen thuis in het theater. Ze daar doorleven heeft een heilzaam effect. Wanneer wij dan even later, aangesterkt terug op de straat staan om ons opnieuw in het echte leven te storten, kunnen we er weer een beetje beter tegen. Utopieen maken het schone weer in de kunst, ze falen in de politiek.

“Geld voel ik niet graag, ik vind het zelfs vuil", aldus Mortier aan De Tijd. Hoe wereldvreemd hij wel kon zijn bewees hij toen hij er zich over verwonderde dat een auto gemakkelijk 16.000 euro kostte, geld dat hij niet had, zo voegde hij eraan toe. Dat zei hij nadat hij zich in New York een ontslagregeling had laten betalen van 330.000 $. Linksen en geld: altijd loert hypocrisie om de hoek.

Over het aan gang zijnde democratiseringsproject - opera in de cinema - heeft hij altijd bijzonder smalend gedaan. Voor iemand die zijn hele professionele leven in het theater heeft doorgebracht zonder daar een euro voor te moeten betalen is het misschien een begrijpelijke reactie. Binnen de overlevingsstrategie van opera is het evenwel de belangrijkste ontwikkeling van het laatste decennium, een ontwikkeling waar hij, de grote vernieuwer van het genre, nu eens niets mee te maken had.

zaterdag 22 maart 2014

UGent lauwert Gerard Mortier


Bert Leyns, aanwezig op de uitreiking van het doctoraat honoris causa aan Gerard Mortier, stuurde mij volgende bijdrage:

Tijdens de academische zitting op Dies Natalis (21 maart) 2014, werden zes eredoctoraten uitgereikt, één ervan aan de op 8 maart overleden Gerard Mortier.

In de aula van de UGent waren naast het professorencorps en de rectoren of hun vertegenwoordigers van de andere universiteiten heel wat prominenten aanwezig, o.a. Jan Briers Jr, gouverneur van Oost-Vlaanderen, Karel Vinck, Tony Van Parys, Sas van Rouveroij, Jacques Dubrulle.

In haar welkomstwoord onderstreepte rector professor Anne De Paepe dat de UGent een sterke verbondenheid heeft met al haar docenten, studenten, en afgestudeerden, een verbondenheid die verder gaat dan een contract of een samenwerking en ook daarna voelbaar blijft. Het is precies in die context is dat vandaag aan Gerard Mortier dit eredoctoraat werd uitgereikt.

Na de uitreiking aan de eerste drie genomineerden was er een klein muzikaal intermezzo door het St. George Quintet met Boccherinis musica notturna delle strade di Madrid, op. 30, nr. 6. Na de volgende drie genomineerden speelde het Quintet nog de finale uit het strijkkwintet nr. 2, op. 77, van Dvorak.

Als laatste genomineerde van de tweede groep was het de beurt aan Gerard Mortier. De laudatio werd uitgesproken door professor Daniël Biltereyst van de faculteit politieke en sociale wetenschappen. Hij wees erop dat Gerard Mortier niet alleen een visionair was op operagebied, maar bovendien altijd had getuigd van een enorm sterk maatschappelijk engagement, en dat hij altijd die sterke band met de UGent had gekoesterd, zeker na zijn ontmoeting van professor Jan Briers Sr bij wie hij communicatiewetenschappen studeerde en wiens medewerker hij werd in het Festival van Vlaanderen. Gerard was ook de geëngageerde docent die op vraag van professor Els De Bens gedurende jaren gastcollege gaf op maandagmorgen, onbezoldigd op eigen verzoek. Die lessen in 'Socio-politieke analyse van de podiumkunsten' (een titel die zeker niet van hemzelf kwam) heeft hij gegeven tot in 2007 toen zijn contract met de Opera van Parijs teneinde was. Professor Biltereyst vergeleek Gerard enerzijds met Parsifal, gekenmerkt door een nobel streven naar het allerhoogste, het allerzuiverste, maar anderzijds ook met Poggio Bracciolini, de hoofdfiguur uit Stephen Greenblatts The Swerve, de 15de eeuwse obsessieve boekenjager die erin slaagt om het laatste exemplaar van Lucretius' traktaat De Rerum Natura te redden, en aldus belangrijke ideeën die aan de grondslag liggen van de moderne tijd opnieuw ingang te doen vinden.

Na deze laudatio werd door de rector met de geijkte formule het eredoctoraat postuum uitgereikt onder algemene rechtstaande ovatie. Het was Gerards voormalige assistent aan de Parijse opera, Jan Vandenhouwe, die de bul en het bijbehorende hermelijn in ontvangst nam.

Tijdens de daaropvolgende receptie in het peristilium werden onder een aantal aanwezigen herinneringen aan deze altijd charmante, steeds baanbrekende, vernieuwende, vaak ook controversiële operabezieler opgehaald.

Zelf zou ik Gerard het liefst typeren met de woorden van Wotan uit het tweede bedrijf van Die Walküre:
doch was noch nie sich traf,
danach trachtet mein Sinn.

Bert Leyns

vrijdag 21 maart 2014

Festspielhaus Baden-Baden: seizoen 2014-2015



Niet enkel Udo Jürgens en Peter Kraus staan op het programma van het Festspielhaus maar ook een hele dag gewijd aan Pierre Boulez. Andreas Mölich-Zebhauser durft breed te programmeren en zijn associatie met Simon Rattle en Valery Gergiev staat weer borg voor grote opera-avonden in het Zwarte Woud.
Alles in het vet dus, net zoals de toegangsprijzen.

1. I CAPULETI E I MONTECCHI (V. Bellini). Concertant. Regie: Dir : Karel Mark Chichon, Cast : Elina Garanca, Aleksandra Kurzak, Francesco Meli

2. DER ROSENKAVALIER (R. Strauss). Regie : Brigitte Fassbaender, Dir: Simon Rattle, Cast: Anja Harteros, Peter Rose, Magdalena Kozena, Anna Prohaska

3. LA DAMNATION DE FAUST (H. Berlioz). Concertant. Dir: Simon Rattle, Cast : Joyce Didonato, Charles Castronovo, Ludovic Tézier

4. LA TRAVIATA (G. Verdi). Regie: Rolando Villazon, Dir: Pablo Heras-Casado, Cast: Olga Peretyatko, Atalla Ayan, Ludovic Tézier

5. ORFEO (C. Monteverdi). Regie: Sasha Waltz, Dir: Pablo Heras-Casado (Freiburger Barockorchester), Cast : Georg Nigl, Charlotte Hellekant, Anna Lucia Richter, Douglas Williams

6. PIQUE DAME (P. Tsjaikovski). Nieuwe enscenering van het Mariinsky Theater. Dir : Valery Gergiev

7. LES TROYENS (H.Berlioz). Concertant. Dir: Valery Gergiev. Cast: solisten van het Mariinsky Theater

8. LE NOZZE DI FIGARO (W.A. Mozart). Dir: Yannick Nézet-Séguin. Cast: Bryn Terfel, Diana Damrau, Luca Pisaroni, Christiane Karg, Angela Brower, Anne Sofie von Otter, Rolando Villazon


donderdag 20 maart 2014

De Munt : seizoen 2014-2015



Met zijn avontuurlijke programmatie (waaronder 2 beloftevolle creaties) lijkt Peter de Caluwe in Brussel een nieuwe gooi te willen doen naar de titel "operahuis van het jaar". Het zou hem nog wel eens kunnen lukken gezien het gebrek aan durf dat de norm lijkt in veel van de gevestigde operahuizen.

1. DAPHNE (Richard Strauss). Regie: Guy Joosten. Dir : Lothar Koenigs, Cast: Sally Matthews, Iain Paterson, Birgit Remmert, Eric Cutler, Peter Lohdahl

2. DIE ENTFUHRUNG AUS DEM SERAIL (Mozart). Concertant. Dir: Rene Jacobs,Cast: Robin Johannsen, Mari Eriksmoen, DAniel Behle, Julian Pregardien, Dimitry Ivashchenko, Cornelius Obonya

3. SHELL SHOCK (Nicholas Lens). Regie: Sidi Larbi Cherkaoui, Dir: Koen Kessels Cast: Claron McFadden, Sara Fulgoni, Gerald Thompson + Eastman Dance Company

4. DON GIOVANNI (Mozart). Regie: Krzysztof Warlikowski, Dir: Ludovic Morlot, Cast: Jean-Sebastien Bou, Willard White, Barbara Hannigan, Topi Lehtipuu, Rinat Shaham, Andreas Wolf, Julie Mathevet


5. FIERRABRAS (Schubert). Concertant. Dir: Adam Fischer. Cast: Steven Humes, Juliane Banse, Dietrich Henschel, Kurt STreit

6. TAMERLANO (Haendel). Regie: Pierre Audi. DIr: Christophe Rousset. Cast: Christophe Dumaux, Jeremy Ovenden, Sophie Karthauser, Delphine Galou

7. ALCINA (Haendel). Regie: Pierre Audi. Dir: Christophe rousset. Cast: Sandrine Piau, Maite Beaumont, Varduhi Abrahamyan, Sabina Puertolas, Daniel Behle

8. JACOB LENZ (Wolfgang Rihm). Regie: Andrea Breth. Dir: Franck Ollu. Cast: Georg Nigl, Henry Waddington, John Graham-Hall

9. IL BARBIERE DI SIVIGLIA (Paisiello). Concertant. Dir: Rene Jacobs. Cast: Topi Lehtipuu, Mari Eriksmoen, Pietro Spagnoli, ANdre Schuen, Fulvio Bettini

10. LE VIN HERBE (Frank Martin). Concertant. Dir:Hans-CHristoph Rademann. Cast: Anna Lucia Richter, Stella Doufexis, Marcel Reijans

11. PENTHESILEA (Pascal Dusapin). Regie:Katie Mitchell. Dir: Ludovic Morlot. Cast: Natascha Petrinsky, Marisol Montalvo, Georg Nigl, Roman Trekel, Eve-Maud Hubeaux

12. UN BALLO IN MASCHERA (G. Verdi). Regie: La Fura dels Baus (Alex Olle),Dir: Carlo Rizzi, Cast:Stefano Secco/Riccardo Massi, George Petean/Scott Hendricks, Tamar Iveri/Maria Jose Siri, Marie-Nicole Lemieux, Kathleen Kim


13. RACHMANINOV TROIKA (Rachmaninov). Regie: Kirsten Dehlholm. Dir: Mikhail Tatarnikov

woensdag 19 maart 2014

Keith Warners "Le Roi Arthus" in Straatsburg


VEEL OORLOG, WEINIG TERPENTIJN

Een interessant nevenaspect van het project “Opera in de cinema” is dat het je stimuleert om je eigen relatie met het ijzeren repertoire scherp te stellen. Voor weinig geld kan je zo munitie verzamelen om afscheid te nemen van over het paard getilde meesterwerken. Immers, in dat zogenaamde ijzeren repertoire ligt nogal wat roestig schroot te blinken. Bijvoorbeeld de opera Werther van Jules Massenet. Het is het soort opera dat de betreurde superintendant Gerard Mortier de gordijnen injoeg. Hoe Massenet Goethe tot Courths-Mahler degradeerde is redelijk onuitstaanbaar, een beetje zoals de travestie die Charles Gounod van Faust heeft gemaakt. Nee, dan had collega Hector Berlioz wel wat anders in zijn mars. Vergelijk “O Nature, pleine de grace” met “Nature immense, impénétrable et fière” uit “La Damnation de Faust” en u begrijpt misschien wat ik bedoel. Er is niets in het hele eerste en tweede bedrijf van Werther dat vanuit een innerlijke noodzaak wordt gezongen. Dat verbetert weliswaar in het derde en vierde bedrijf maar ik kan in deze magere partituur - het dronkemansduet van Johann en Schmidt moet zowat het tragische dieptepunt zijn van het gehele lyrische repertoire - geen enkele vonk van genialiteit herkennen. Niettegenstaande Jonas Kaufmann en Sophie Koch, ideaal gecast als Werther en Charlotte, het werk boven zich uit wisten te tillen in de smaakvolle en vakkundig geproduceerde postkaartenromantiek van Richard Eyre en Ron Howell, zal dit voor mij toch een “adieu Werther” worden. Que personne n’ose de me réveiller.

Straatsburg, waar ik de voorstelling meemaakte, bood s'anderendaags de gelegenheid om een ander werk te beleven dat eveneens in de postwagneriaanse nadagen van de hoogromantiek het licht zag. “Le Roi Arthus”, behoort allerminst tot het ijzeren repertoire maar bezit ondanks zijn kwalijke reputatie als meesterwerk van het Franse wagnerepigonisme zoveel kwaliteiten dat het er eerder in thuishoort dan Werther. Vroeger heb ik al eens geopperd dat Bayreuth de morele plicht zou moeten opvatten om het werk in de Wagnertempel op te voeren.

Ernest Chausson ontdekte Wagners muziek in de opera van München en reisde vervolgens naar Bayreuth voor de wereldcreatie van Parsifal in 1882. De indruk die hij daar opdeed was zo overweldigend dat hij zich een jaar later niets mooiers kon voorstellen dan zijn huwelijksreis af te stemmen op een hernieuwde kennismaking met de Bayreuthse Parsifal. Drie jaar later start hij de compositie van “Le Roi Arthus”. Chausson heeft oprecht gepoogd zich te “dewagneriseren”. De moeizaamheid en de vertwijfeling van het proces waarmee hij zich van het “rode spook” van Wagner trachtte te emanciperen is gedocumenteerd in de briefwisseling met Paul Poujaud en Henry Lerolle. “Wagneriaans in de inhoud en in de muziek, is dat niet wat van het goede teveel”, schrijft hij in 1886 aan Poujaud. En “Ik voel mij als een mier die op haar weg een grote rollende steen tegenkomt”. Die rollende steen was Richard Wagner. Componeren in zijn schaduw was hard labeur.

In Duitsland kon men tot 50 jaar na zijn dood niet aan Wagner voorbij. De vele talenten die onder het vaandel van het wagnerisme roemloos ten onder gingen, kan men als immens tragisch bestempelen. Het was geen creatieve noodzaak die hen naar de schrijftafel dwong maar de hypnotische kracht van het overmachtige voorbeeld. In plaats van personages van vlees en bloed bevolkten bloedloze, papieren tijgers hun partituren. Het verwonderlijke is dat het Chausson enigszins is gelukt een eigen weg te vinden naar een weelderige en zinnelijke orkestrale klankwereld (met een prominente rol voor celesta, basclarinet en zelfs contrabasclarinet) waaruit de zwaarmoedigheid van het plompe Duitse wagnerisme is verdwenen.

Er zijn heelwat bijna letterlijke citaten te horen uit “Tristan und Isolde” en “Parsifal” maar ook Franse collega’s passeren de revue. Zo is het eerste liefdesduet even schatplichtig aan Berlioz, met evidente verwijzingen naar “Nuits d’ivresse et d’extase” uit “Les Troyens” als aan Wagners “Tristan und Isolde”. Het slotkoor verwijst dan weer naar de bloemenmeisjes en de Goede Vrijdagmuziek uit “Parsifal”. Het eerste tafereel van het derde bedrijf is gedrenkt in pure Wagnerpathos, zeg maar het tweede bedrijf van Götterdämmerung. Toch blijft dit boeiende muziek en biedt de handeling heel wat mogelijkheden in het theater.

Na de creatie in Brussel in 1903 kon het werk rekenen op een onmiskenbare populariteit. Toen in 1909 een enquête werd gehouden onder het Muntpubliek met de vraag welke opera’s men het vaakst opgevoerd zou willen zien, luidde de Top-4 : “Tristan und Isolde”, “Pelléas et Mélisande”, “Götterdammerung” en …”Le Roi Arthus”. Maar na de Eerste Wereldoorlog verdween het snel uit de belangstelling. Sindsdien rust er een vloek op.

Het was geleden van 2003 dat ik het werk nog had gezien in de Brusselse productie van Matthew Jocelyn, waarbij de vrijwel onbekende Jonas Kaufmann als Lancelot doubleerde. Gek genoeg staat Sophie Koch volgend seizoen geprogrammeerd als Genièvre in de productie van Graham Vick aan de Opéra Bastille.

Het mag duidelijk zijn dat “Le Roi Arthus” aan een dringende rehabilitatie toe is maar het team dat Marc Clemeur in Straatsburg samenbracht heeft daar jammergenoeg niets aan kunnen bijdragen. Aangezien het werk niet gebukt gaat onder een verlammende opvoeringstraditie had scenograaf David Fielding probleemloos kunnen kiezen voor een duik in de iconografie van het symbolisme, de natuurlijke habitat van de Arthurlegende. Niemand minder als Fernand Khnopff had zijn talent ten dienste gesteld van de Brusselse première. Maar het Britse team koos voor niets aan de verbeelding overlatende scènes uit de Eerste Wereldoorlog. Daarmee was de poëzie en het mysterie grotendeels uit het werk verdwenen en tot overmaat van ramp had Keith Warner van zijn kant zijn acteurs slechts heel sporadisch tot een geengageerd spel weten te inspireren.

De Ronde Tafel deed dienst als militair hoofdkwartier in oorlogstijd, ze leek net iets teveel op een casino. Het tweede bedrijf moest zich handhaven tussen de obussen van een militair wapendepot hetgeen onmiddellijk herinneringen opriep aan Heiner Müllers Tristan. Bijna lachwekkend was de finale van het tweede bedrijf als tijdens het afsluitende oorlogstumult een grote obus uit de toneeltoren naar beneden daalde. Ook het duet met Merlijn had zijn lachwekkende momenten. In het derde bedrijf stond een container van het Rode Kruis centraal die ook dienst deed als veldhospitaal. Nonnen/verpleegsters in de weer met gewonde soldaten zullen Arthur voor zijn ultieme transfiguratie in een middeleeuws harnas helpen. Net voordien had Genièvre nog krampachtig gestunteld met haar zelfmoord.

Het werk is gedacht in de Wagnertraditie en heeft dan ook stemmen nodig van dat kaliber. Ziedaar een reusachtig bezettingsprobleem want niemand van de professionelen uit het Wagnervak verspilt graag zijn tijd aan een stuk dat nooit wordt gespeeld.

Andrew Schroeder als Arthus articuleerde goed maar had te weinig emissie. Elisabete Matos had Wagneriaans potentieel maar ook een wakkelend vibrato. Ze zong de partij met de stamina van een echte Brünnhilde en blies daarmee in feite het gallische karakter van haar partij op. Andrew Richards als Lancelot lijkt in een stemcrisis te zitten, zijn dictie liet te wensen over en in de hoogte liet de stem hem regelmatig in de steek, iets waarvoor hij redelijk wat boegeroep moest incasseren.
Christophe Montage als Lyonnel kon het tijdens zijn monoloog laten lijken alsof de Frans taal gemaakt was voor de opera. Heel mooi. Nicolas Cavaliers bariton had voldoende kern
voor Merlin en hij kon een goede emissie voorleggen.

Dat Thomas Hampson, Sophie Koch en Roberta Alagna bereid gevonden werden om het werk volgend seizoen in Parijs te verdedigen is voor "Le Roi Arthus" dan weer het beste nieuws in lange tijd. Eens moet die vloek toch worden opgeheven.

maandag 10 maart 2014

Afscheid van Gerard Mortier


RUHE, RUHE, DU TEURE HELD

Het zijn slechte tijden voor kunstpausen. Op amper een week tijd verlieten er twee het toneel. Het is dan grappig om zien hoe de Hugo Campsen en de Yves Desmets van deze wereld er dan als de kippen bij zijn om zich te profileren tot de kunstkenner en operaliefhebber die ze helemaal niet zijn. Na Jan Hoet moest Gerard Mortier nu ook worden geclaimd voor het linkse kamp. Aandoenlijk.

Dat Jan Hoet regelmatig de kluit belazerde, heb ik nergens gelezen. Ik zou niet weten of Jan Hoet echt verstand had van kunst, daarvoor kende ik hem te weinig. Wat ik wel weet is dat mijn broek al snel op mijn enkels lag telkens hij moderne kunst aan het grote publiek wilde verkopen en weer eens verstrikt geraakte in zijn hyperbolen rond één of andere vetstoel van Joseph Beuys. Maar de ene kunstpaus is de andere niet. Je kan van Mortier veel zeggen maar niet dat hij de kluit belazerde. Zijn betoog was steeds rationeel, zijn formuleringen helder en doordacht. Een leven lang hield hij zich consequent aan zijn artistieke credo's. En in tegenstelling tot Hoet, kon hij overtuigen.

Erg spannend waren zijn jaren als jonge tafelspringer, begin jaren 80. In die dagen was ik jazzrecensent bij De Morgen, opera stond redelijk ver van mijn bed. Toch volgde ik zijn demarches op de voet. Mortier deed wilde beloftes ten aanzien van De Munt, die hij van Rika Debacker had gekregen, maar realiseerde alles wat hij beloofde. Dat was op zich reeds heel fascinerend. Met "Die Zauberflöte" van Karl-Ernst Hermann kreeg hij mij over de drempel van De Munt. Zeggen dat het een Aha-erlebnis was zou een understatement zijn. Enkele jaren later zou zijn Wernicke-Ring, die ik weliswaar niet zag, aan de basis liggen van mijn fascinatie voor Wagner. Toen hij vervolgens De Munt verliet om de Salzburger Festspiele te leiden was ik er klaar voor. In Salzburg was hij de juiste man op de juiste plaats. Door Mortier heeft Salzburg altijd een veel grotere aantrekkingskracht op mij gehad als het provinciale Bayreuth. Tussen haakjes : wat Bayreuth nodig heeft is precies een man als Mortier. Daar staan we verder van af dan ooit nu Katharina Wagner haar slag lijkt thuis te halen. Na zijn verdwijnen in Salzburg hebben de Festspiele nooit meer het niveau gehaald van zijn beste jaren en het is te hopen dat Markus Hinterhäuser, zijn medewerker voor hedendaagse muziek, de Festspiele vanaf 2016 terug kan laten aanknopen met het elan van weleer. Hoedanook, neurobiologen hadden in die jaren kunnen vaststellen hoe mijn orbitofrontale cortex oplichtte bij: La Clemenza di Tito (Hermann), Lulu (Peter Mussbach), Boris Godoenov (Wernicke), Der Rosenkavalier (Wernicke), La Damnation de Faust (La Fura dels Baus), Die Zauberflöte (Achim Freyer).

Van Hoet heb ik niets geleerd. Van Mortier heb ik alles geleerd. Toen hij halfweg de jaren 90 een week lang een gastcollege over opera gaf aan de UIA zei hij mij: je zal in 1 week even veel leren als door 10 jaar lang boeken te lezen. Daar was niks van gelogen. Mortier was een schitterend causeur. Omdat het altijd over inhoud ging. Ook in Salzburg hield hij lezingen om zijn artistieke keuzes toe te lichten. Na zo'n lezing was het onmogelijk om de zaal niet te verlaten met een verlichte geest.

Mortier liet regelmatig doorschemeren dat opera wel eens zou kunnen verdwijnen. Het werd hem niet altijd in dank afgenomen. Anderzijds hebben weinigen zoveel gedaan om de levenskracht van het genre te bevorderen. Hij zocht constant naar vernieuwing. Zo liep ik hem eens tegen het lijf in een kleine Brusselse jazzclub waar hij het trio van Henry Threadgill kwam beluisteren. Hij had een projectje opgestart met Threadgill en Dirk Roofthooft, een projectje dat nadien snel doodbloedde. Hij kende niets van jazz maar zulke dingen deed hij deed hij dus wel. Ook zijn geflirt met Nick Cave en David Bowie was pure pose, maar hij probeerde tenminste de grenzen te slechten tussen populaire en elitaire cultuur.

Met Wagner had hij een haat-liefde verhouding, al heb ik de indruk dat het met de jaren sterk verbeterde. Hij was gewoon te links om Wagner volledig in vertrouwen te kunnen nemen. Hij zag er dan ook geen graten in dat Krzysztof Warlikowski zijn privé neurosen losliet op Parsifal, tot grote ergernis van zijn Parijse publiek. Hij had ook een diep respect voor Wieland Wagner. Tijdens lezingen zei hij wel eens dat de naoorlogse opera op drie pijlers rustte: Maria Callas, Walter Felsensein en Wieland Wagner. Wielands Parsifal in Bayreuth behoorde tot zijn grootste belevenissen in het theater.

Steeds ging het mis wanneer hij zijn politieke voorkeuren in zijn werk liet doorwerken. Zijn grootste artistieke flop was ongetwijfeld "Die Fledermaus", een nutteloze provocatie aan het adres van zijn conservatieve Weense publiek. Urenlang kon hij samen met Neuenfels het project verdedigen. Het heeft jaren geduurd voor ik het perverse van zijn demarche heb ingezien.
Hoe hij Bart de Wever tegen al zijn linkse vrienden in meende te moeten verdedigen om dan even later een bocht van 180 graden te maken met vulgaire en kleingeestige tackels, het is niet de fraaiste bladzijde in zijn loopbaan. Een man die op zijn terrein - het artistieke- nooit bereid was om compromissen te sluiten moet een politicus niet verwijten hetzelfde te doen zeker niet als je zelf te laf bent om in de politiek te stappen uit vrees je maagdelijkheid te verliezen. Vlamingen houden van Bart de Wever precies vanwege het hoge Gerard Mortier gehalte dat ze in hem herkennen.

Lees ook zijn laatste boek, dat in geen enkel perscommentaar is opgedoken: "Dramaturgie einer Leidenschaft", zijn artistieke autobiografie. Het verschijnt deze maand bij Metzler. Voor wie Mortier van nabij heeft gevolgd zal het zijn als stappen in een warm bed. Zo schrijft hij ondermeer: "Theater machen bedeutet, die Rputine des Alltäglichen zu durchbrechen, die Akzeptanz wirtschaftlicher, politischer und militärischer Gewalt als Normalität infrage zu stellen, die Gemeinschaft zu sensibilisieren für Fragen des menschlichen Daseins, die sich nicht durch Gesetze regeln lassen, und zu bekräftigen, dass die Welt besser sein kann, als sie ist. Theater machen ist also eine Sendung, ein priesterliches Amt beinahe, ohne darum eine Offenbarungsreligion zu sein. Das Theater ist eine Religion des Menschlichen." Het hadden woorden van Richard Wagner kunnen zijn.

Gerard Mortier zei weleens dat hij tot de 10 beste cultuurmanagers van de wereld behoorde. Dat vraagt een kleine correctie : hij was gewoon de beste.

P.S. "Dramaturgie van een passie " verschijnt in juni nu ook bij De Bezige Bij.

zaterdag 8 maart 2014

OPERNHAUS ZÜRICH : seizoen 2014-2015



Andreas Homoki, die de moed had om zijn seizoen te beginnen met Zimmermanns "Die Soldaten", is voorlopig de enige die een nieuwe Wagner op de affiche durft te zetten.

NIEUWE PRODUCTIES :

1. LOHENGRIN. Regie : Andreas Homoki, Dir : Simone Young. Cast : Christof Fischesser, Klaus Florian Vogt, Elza van den Heever, Martin Gantner, Petra Lang, Michael Kraus
2. THE TURN OF THE SCREW. Regie : Willy Decker , Dir : Constantin Trinks. Cast : Layla Claire, Liliana Nikiteanu, Pavol Breslik

3. DIE ZAUBERFLÖTE. Regie : Tatjana Gürbaca , Dir : Cornelius Meister
4. JULIETTE (Bohuslav Martinu). Regie : Andreas Homoki, Dir : Fabio Luisi. Cast:Annette Dasch, Joseph Kaiser
5. ROTE LANTERNE (Christian Jost). Regie : Nadja Loschky , Dir : Alain Altinoglu. Cast: Ivana Rusko, Marlis Petersen, Liliana Nikiteanu,Rod Gilfry

6. LA TRAVIATA. Regie : David Hermann, Dir : Marco Armiliato.
7. LA VERITA IN CIMENTO (Vivaldi). Regie : Jan-Philipp Gloger, Dir : Ottavio Dantone
8. I CAPULETI E I MONTECCHI. Regie : Christof Loy , Dir : Fabio Luisi. Cast: Joyce Didonato, Anita Hartig, Benjamin Bernheim

HERNEMINGEN :
1. La Fanciulla del West. Regie : Barrie Kosky, Dir : Marco Armiliato
2. Il Barbiere di Siviglia. Regie : Cesare Lievi, Dir : Enrique Mazzola
3. Il matrimonio segreto. Regie : Cordula Däuper, Dir : Ricardo Minasi
4. Die Frau ohne Schatten. Regie : David Pountney, Dir : Fabio Luisi
5. Luisa Miller. Regie : Damiano Michieletto, Dir : Carlo Rizzi
6. La Cenerentola. Regie : Cesare Lievi, Dir : Giancarlo Andretta
7. Le nozze di Figaro. Regie : Sven-Eric Bechtolf, Dir : Henrik Nanasi

8. Tristan und Isolde. Regie : Claus Guth , Dir : Jiri Belohlavek. Cast: Nina Stemme, Stephen Gould, Michelle Breedt, Matti Salminen, John Lundgren
9. Norma. Regie : Robert Wilson, Dir : Fabio Luisi. Cast : Fabio Sartori,Wenwei Zhang, Maria Agresta, Roxana Constantinescu


10. Il Re Pastore. Regie : Grischa Asagarov, Dir : Christopher Moulds
11. Ariadne auf Naxos. Regie : Claus Guth, Dir : Fabio Luisi

12. Anna Bolena. Regie : Giancarlo del Monaco, Dir : Andriy Yurkevych. Cast: Anna Netrebko, Veronica Simeoni, Luca Pisaroni

13. Lucia di Lammermoor. Regie : Damiano Michieletto , Dir : Nello Santi
14. Fidelio. Regie : Andreas Homoki, Dir : Markus Poschner.
15. Aida. Regie : Tatjana Gürbaca, Dir : Michele Mariotti
16. L'Elisir d'amore. Regie : Grischa Asagaroff, Dir : Giacomo Sagripanti

17. Elektra. Regie : Martin Kusej, Dir : Lothar Koenigs. Cast: Evelyn Herlitzius, Hanna Schwarz, Emily Magee Christof Fischesser

vrijdag 7 maart 2014

Deutsche Oper Berlin: seizoen 2014-2015



De Semperoper in Dresden mag dan in een impasse verkeren, de Deutsche Oper Berlin presteert niet beter. De Deutsche Oper heeft evenwel te kampen met verbouwingen. Het huis zal 6 maanden lang gesloten blijven ter vervanging van nieuwe machinerie in de toneeltoren. Zo zal voor de Oresteia naar een parkeergarage worden uitgeweken.
Slechts 6 nieuwe producties wist Dietmar Schwarz op zijn affiche te krijgen, de rest is veelal opgewarmde kost van good old Götz Friedrich. Donald Runnicles dirigeert bijna alle grote producties.

NIEUWE PRODUCTIES :

1. ORESTEIA (Xenakis). Regie:David Hermann, Dir: Moritz Gnann
2. THE RAPE OF LUCRETIA. Regie: Fiona Shaw, Dir: Nicholas Carter
3. LADY MACBETH VON MZENSK. Regie: Ole Anders Tandberg, Dir:Donald Runnicles. Cast : Evelyn Herlitzius, John Tomlinson, Maxim Aksenov, Nadine Secunde
4. LA RONDINE (Puccini). Regie: Rollando Villazon, Dir: Roberto Rizzi Brignoli
5. ROMEO ET JULIETTE (Berlioz). Regie: Sasha Waltz, Dir:Donald Runnicles. Cast: Thomas Blondelle, Tobias Kehrer, Ronnita Miller
6. FAUST. Regie : Philipp Stölzl, Dir: Marco Armiliato

HERNEMINGEN :

1. Carmen. Regie:Sören Schuhmacher, Dir: Jacques Lacombe
2. L'Elisir d'Amore. Regie : Irina Brook , Dir : Nicholas Carter
3. Lucia di Lammermoor. Regie: Filippo Sanjust, Dir : Ivan Repusic
4. Hänsel und Gretel. Regie: Andreas Homoki, Dir : Donald Runnicles
5. Le nozze di Figaro. Regie: Götz Friedrich, Dir : Nicholas Carter
6. Die Zauberflöte. Regie: Günter Krämer, Dir : Nicholas Carter
7. The love for Three Oranges. Regie: Robert Carsen , Dir : Steven Sloane
8. La Bohème. Regie: Götz Friedrich, Dir : Donald Runnicles
9. Madama Butterfly. Regie: Pier Luigi Samaritani, Dir : Yves Abel
10. La Fanciulla del West. Regie: Vera Nemirova, Dir : Carlo Rizzi
11. Tosca. Regie: Boleslaw Barlog, Dir : Donald Runnicles
12. Turandot. Regie: Lorenzo Fioroni, Dir : Ivan Repusic
13. Il barbiere di Siviglia. Regie: Katharina Thalbach, Dir : William Spaulding
14. Samson et Dalila. Regie: Patrick Kinmoth, Dir : Jacques Lacombe
15. Elektra. Regie: Kirsten Harms, Dir : Donald Runnicles
16. Der Rosenkavalier. Regie: Götz Friedrich, Dir : Donald Runncicles
17. Eugen Onegin. Regie: Götz Friedrich, Dir : Alain Altinoglu
18. Don Carlo. Regie: Marco Arturo Marelli, Dir : Donald Runnicles
19. Falstaff. Regie : Christof Loy ,Dir : Stefan Solyom
20. Nabucco. Regie: Keith Warner, Dir : Paolo Arrivabeni
21. La Traviata. Regie: Götz Friedrich, Dir : Ivan Repusic
22. Lohengrin. Regie: Kasper Holten , Dir : Donald Runnicles. Cast : Roberto Sacca/Klaus Florian Vogt, Anja Harteros/Heidi Melton, John Lundgren, Petra Lang/Waltraud Meier
23. Tannhäuser. Regie: Kirsten Harms, Dir : Axel Kober/Donald Runnicles.

The World of the Ring (dvd)



Was u al een tijdje op zoek naar een spannende documentaire over de Ring? Entertainend en toch met voldoende diepgang? Hij bestaat sinds kort. Eric Schulz draaide hem en DG bracht hem uit als "The world of the Ring", een zes uur durende analyse van De Ring in het gezelschap van Udo Bermbach, Christian Thielemann, Stefan Mikisch, Laurence Dreyfus, Stephan Mösch, Friedrich Dieckmann en Dieter Borchmeyer. Journaliste Elke Heidenreich praat de delen aan mekaar, vertelt de inhoud heel beknopt en interviewt de grote Thielemann. Dat laatste is niet zo'n geslaagd idee want zoals alle dirigenten geplaagd door een superego heeft hij uiteindelijk niets te vertellen. Verder is het aangenaam grasduinen door 15 uren muziek in dit gezelschap.

De zinnigste uitspraken komen van Udo Bermbach. Voor Bermbach is de Ring door en door politiek. Toch doet hij een beetje aan wishful thinking wanneer hij stelt dat Wagner tot op het einde steeds de linkse radicaal is gebleven. Bermbach bevestigt dat Wagners kunst een belangrijke identiteitsstichtende rol vervulde binnen de Duitse cultuur en tot 1945 door een rechtse politieke context werd gerecupereerd.
Luister hoe Bermbach brandhout maakt van het fabeltje dat Wagner antifeminist was. Terecht meent Bermbach dat Wagner één van de eersten was in de 19e eeuw die emancipatorisch dacht over de situatie van de vrouw. We hebben het al eens anders gehoord in belachelijke BBC documentaires. Of luister hoe Wagner de politiek wilde afschaffen en vervangen door zijn kunst en daarin uiteraard totaal mislukte.

Stephan Mösch herinnert ons eraan dat Wagner zich foto's liet opsturen van de zangers en dus in feite de eerste was die aan typecasting deed in de opera. Van hem is ook de uitspraak: de beste zangers zijn diegenen die hun stem als instrument beschouwen en zich in de orkestklank weten in te passen. En ook : wanneer de scène en de muziek zo nauw op mekaar zijn afgestemd dat ze mekaar bevleugelen, wanneer men werkelijk met de ogen meent te horen en met de oren meent te zien dan kan een Wagneropvoering nauwelijks vervelend zijn. Met andere woorden: de meeste voorstellingen zijn dat dus wel.

Zeer goed gekozen fragmenten uit de 3 landmark Ringen van de laatste 35 jaar (Chéreau, Kupfer en La Fura dels Baus) leveren het scènische illustratiemateriaal. Kortere fragmenten uit de oersaaie Bechtolf Ring van Wenen hebben als enige verdienste dat je de grote Thielemann in zijn licht arrogante omgang met orkest en solisten aan het werk kan zien. Uiteraard in één van zijn kleurige polo's van Cricket en Co.

Het knappe aan deze documentaire is dat de orkestfragmenten naadloos overgaan in de piano van Mikisch of omgekeerd. Niet zelden krijg je dezelfde scène te zien in elk van de 3 landmark Ringen. Zo kan je erg goed vergelijken en genadeloos de vinger leggen op de zwakke en de sterke punten van elke productie. Want, laten we wel wezen, de perfecte Ring bestaat nog steeds niet. En dan merk je plots hoe de arme Siegfried Jerusalem als Siegfried constant aan de grenzen van zijn mogelijkheden zit te zingen en zijn vocaal kapitaal langzaam maar zeker naar de verdoemenis helpt. Of hoe Lance Ryan de spannendste Siegfried neerzet van de laatste 35 jaar. Het beste deel is dan ook Siegfried, niet in de laatste plaats omdat de fragmenten van La Fura hier duidelijk superieur zijn. Liefhebbers van Siegfried krijgen ook goede argumenten te horen waarom Siegfried muzikaal het beste deel is van de Ring.

Mikisch duikt met zijn bekende ironiserende causerieën in de partituur, delft allerlei kostbaarheden op en geeft soms te denken. Zoals bijvoorbeeld over de finale in D-Dur, wat de toonaard is van Wotan, en dus alleen maar kan betekenen dat Wotan in zijn opdracht niet heeft gefaald!
Kortom, verplichte kost voor de Wagneriaan in u. Ondertiteling in het Engels en het Duits.

donderdag 6 maart 2014

Bayerische Staatsoper: seizoen 2014-2015



Slechts 6 nieuwe producties worden door Nikolaus Bachler en zijn GMD, de steeds populairder wordende Kirill Petrenko, aangeboden in München. De Ring van Andreas Kriegenburg wordt hernomen, jammergenoeg met Thomas J. Mayer als Wotan. Niet voor mij. Dank u!

NIEUWE PRODUCTIES :
1. DIE SACHE MAKROPULOS. Regie:Arpad Schilling. Dir: Tomas Hanus. Cast: Nadja Michael, Pavel Cernoch, John Lundgren
2. MANON LESCAUT. Regie:Hans Neuenfels. Dir: Alain Altinoglu. Cast: Jonas Kaufmann, Anna Netrebko
3. LUCIA DI LAMMERMOOR. Regie: Barbara Wysocka. Dir: Kirill Petrenko. Cast : Diana Damrau, Pavol Breslik, Fabio Maria Capitanucci
4. LULU. Regie: Dmitri Tcherniakov. Dir: Kirill Petrenko. Cast: Marlis Petersen, Daniela SIndram, Rachael Wilson, Rainer Trost, Bo Skovhus

5. PELLEAS ET MELISANDE. Regie: Christiane Pohle, Dir: Constantinos Carydis
6. ARABELLA. Regie:Andreas Dresen Dir:Philippe Jordan. Cast : Kurt Rydl, Doris Soffel, Anja Harteros, Hanna-Elisabeth Müller, Thomas J. Mayer, Joseph Kaiser

HERNEMINGEN :
1. Norma. Regie : Jürgen Rose, Dir : Paolo Carignani
2. Carmen. Regie : Lina Wertmüller , Dir:Omer Meir Wellber
3. L'Elisir d'amore. Regie : David Bösch, Dir: Asher Fisch
4. Roberto Devereux. Regie : Christoph Loy, Dir: Friedrich Haider
5. Hänsel und Gretel. Regie: Richard Jones, Dir: Tomas Hanus
6. L'Orfeo. Regie: David Bösch, Dir:Christopher Moulds
7. La clemenza di Tito. Regie: Jan Bosse, Dir: Oksana Lyniv
8. Cosi Fan Tutte. Regie : Dieter Dorn , Dir: Jérémie Rhorer
9. Don Giovanni. Regie : Stephan Kimmig, Dir: Constantinos Carydis
10. Die Entführung aus dem Serail. Regie : Martin Duncan, Dir: Constantin Trinks
11. Le Nozze di Figaro. Regie: Dieter Dorn, Dir : Ivor Bolton
12. Die Zauberflöte. Regie: August Everding, Dir: Dan Ettinger
13. Les contes d'Hoffmann. Regie: Richard Jones, Dir: Constantin Trinks
14. La Bohème. Regie: Otto Schenk, Dir: Dan Ettinger
15. Madama Butterfly. Regie: Wolf Busse, Dir:Stefano Ranzani

16. Tosca. Regie: Luc Bondy, Dir:Asher Fisch. Cast: Anja Harteros, Marcello Giordani, Thomas Hampson

17. Le Cenerentola. Regie: Jean-Pierre Ponelle, Dir: Antonello Allemandi
18. Guillaume Tell. Regie: Antu Romero Nunes, Dir: Dan Ettinger
19. Il Turco in Italia. Regie: Christof Loy, Dir:Paolo Arrivabeni

20. Elektra. Regie: Herbert Wernicke, Dir: Asher Fisch. Cast: Waltraud Meier, Evelyn Herlitzius, Riccarda Merbeth, Günther Groissböck

21. Die Frau ohne Schatten. Regie: Krzysztof Warlikowski, Dir: Kirill Petrenko. Cast: Robert Dean Smith, Ricarda Merbeth,Deborah Polaski, Wolfgang Koch, Elena Pankratova


22. Die Schweigsame Frau. Regie: Barrie Kosky, Dir: Pedro Halffter

23. Eugen Onegin. Regie: Krzysztof Warlikowski, Dir: Dan Ettinger. Cast : Kristine Opolais, Marius Kwiecien, Günther Groissböck, Alexey Dolgov

24. Falstaff. Regie:Eike Gramss, Dir:Asher Fisch
25. La forza del destino. Regie: Martin Kusej, Dir: Asher Fisch
26. Don Carlo. Regie: Jürgen Rose, Dir: Asher Fisch
27. Nabucco. Regie: Yannis Kokkos, Dir:Paolo Carignani
28. Rigoletto. Regie: Arpad Schilling, Dir: Stefano Ranzani
29. Simon Boccanegra. Regie: Dmitri Tcherniakov, Dir:Bertrand de Billy
30. La Traviata. Regie: Günter Krämer, Dir: Oksana Lyniv
31. Il Trovatore. Regie: Olivier Py, Dir: Paolo Carignani

32. Der Ring des Nibelungen. Regie: Andreas Kriegenburg, Dir:Kirill Petrenko. Cast : Stephen Gould, Petra Lang, Hans-Peter König, Catherine Naglestadt, Stuart Skelton, Günther Groissböck, Anja Kampe, Evelyn Herlitzius, Thomas J. Mayer

33. Tristan und Isolde. Regie: Peter Konwitschny , Dir : Philippe Jordan. Cast: Peter Seiffert, Waltraud Meier, René Pape

34. Die Soldaten. Regie: Andreas Kriegenburg, Dir : Kirill Petrenko. Cast: Barbara Hannigan, Michael Nagy, Hanna Schwarz, Christoph Stephinger

woensdag 5 maart 2014

Parsifal bij NTGent


De première van Parsifal (door Peter Verhelst en Christophe Homberger) in NTgent nadert. Volg de repetities hier.

De soap van Dresden: Dorny versus Thielemann


Geformuleerd in zelden geziene krasse bewoordingen moest Serge Dorny onlangs uit de media vernemen dat hij als intendant van de Semperoper in Dresden niet langer voldeed en met onmiddellijke ingang zijn bureau diende op te ruimen aan de Elbe. Dorny, aangeworven met de bedoeling om het al decennia in winterslaap verkerende operahuis van Dresden terug op te krikken tot de Champions League, had al zijn krediet verspeeld. Er volgde een welles-nietes spelletje tussen cultuurminister Sabine von Schorlemer en Dorny. Eén ding werd al snel duidelijk : het probleem lag bij Christian Thielemann en de Staatskapelle.

Dorny, die opera, ballet en de Staatskapelle onder zijn beheer kreeg, bleek in de praktijk over de Staatskapelle weinig of niets te zeggen te hebben, iets waarvan hij naar eigen zeggen niet op de hoogte was. Over de bevoegdheden van Thielemann was al die tijd mist gespoten. Blijkt dat de Staatskapelle een staat is binnen de staat en dat Thielemann zijn usurpatorische bevoegdheden, na zijn vorige debacle in München, in zijn contract had laten betonneren. Of zoals Die Welt het uitdrukte : "Es darf einfach keinen Gott geben neben Thielemann". Dat Schorlemer dit conflictpotentieel niet van bij de aanvang heeft weten in te schatten, spreekt niet voor haar IQ. Het afhandelen van deze zaak zegt al evenveel over haar EQ.

Op de persconferentie vorige week toonde Thielemann, die altijd bijzonder veel moeite moet doen om niet arrogant over te komen, zich verbolgen over het feit dat Dorny zijn Ring-projekt had teruggefloten. Stel je voor zeg, een Wevelgemse musicoloog die de grote Thielemann een Ringcyclus uit handen neemt. Wat een onbeschaamdheid! De grote Thielemann vertelt er niet bij op welke basis die afwijzing gebeurde. Waren er al verregaande artistieke engagementen of dacht Dorny zijn ambitie in eerste instantie te moeten realiseren via het minder voor de hand liggende repertoire dan De Ring? Hoedanook, als we zien welke gedrochten door het filter van Thielemann op de scène geraken (Parsifal-Salzburg, De Ring van Wenen), dan weet je snel aan welke kant te gaan staan. Van Dorny staan er nu twee producties in de steigers: Rihms "Die Eroberung von Mexico" (met Vladimir Jurowski) en Pelléas et Melisande door La Fura dels Baus. Beide zou ik alvast graag willen zien.

Rest de vraag : welke intendant van naam en faam zal na dit debacle nog geïnteresseerd zijn om het schoothondje van Thielemann te spelen ? En heeft Thielemann zijn kansen op de opvolging van Simon Rattle bij de Berliner Philharmoniker nu niet ernstig gehypothekeerd, wetende welk slijmspoor van conflicten (Nürnberg, Berlijn, München) hij ondertussen achter zich laat? Feit is dat in de Duitse perscommentaren het vooral Thielemann en Von Schorlemer zijn die de boter moeten eten. Dorny van zijn kant overweegt juridische stappen.

dinsdag 4 maart 2014

Opéra de Paris : seizoen 2014-2015



TELEURSTELLINGEN:
Geen enkel werk van de 20e eeuw haalt de affiche van Nicolas Joels laatste seizoen. Daar kan geen excuus voor zijn, het is een regelrechte schande. Van al zijn slechte seizoenen moet dit zowat zijn slechtste zijn. Adieux, monsieur Joel!

NIEUWE PRODUCTIES:
1. Chausson : Le Roi Arthus. Graham Vick(regie), Philippe Jordan(dir). Cast: Thomas Hampson, Roberto Alagna, Sophie Koch
2. Mozart : L'enlèvement au serail. Zabou Breitman(regie), Philippe Jordan(dir)
3. Puccini : Tosca. Pierre Audi(regie), Daniel Oren(dir)
4. Massenet : Le Cid. Charles Roubaud(regie), Michel Plasson(dir)
5. Cilea : Adriana Lecouvreur. David McVicar(regie), Daniel Oren(dir)
6. Rossini: Le barbier de Séville. Damiano Michieletto(regie), Carlo Montanaro(dir)


HERNEMINGEN:
1. Mozart : Don Giovanni. Michael Haneke(regie), Alain Altinoglu(dir). Cast: Erwin Schrott, Tatiana Lisnic, Stefan Pop, Marie_adeline Henry, Adrian Sampetrian.
2. La Traviata. Benoit Jacquot(regie), Dan Ettinger(dir)
3. Hänsel und Gretel. Marianne Clément(regie), Yves Abel(dir)
4. La Bohème. Jonathan Miller(regie), Mark Elder(dir)
5. Ariane à Naxos. Laurent Pelly(regie), Michael Schönwandt(dir)
6. Pelléas et Mélisande. Robert Wilson(regie), Philippe Jordan(dir)
7. Faust. Jean-Louis Martinoty(regie), Michel Plasson(dir)
8. Rusalka. Robert Carsen(regie), Jakub Hrusa(dir)
9. La Flûte enchantée. Robert Carsen(regie), Constantin Trinks(dir)
10. Alceste. Sébastien Rouland(regie), Marc Minkowski(dir)

Vergeet de 20e eeuw niet !



Van Ludo Pieters ontving ik volgende bijdrage :

In zijn bijdrage over het seizoen 2014 - 2015 van Met Opera Live in HD geeft Jos Hermans een terechte kritiek op de programmering, meer bepaald op de hernemingen van oninteressante producties en grijs gespeelde opera's terwijl meesterwerken uit de twintigste eeuw worden genegeerd. In een breder kader gesteld is dat een fenomeen dat zich vaker voordoet in de programmering van operahuizen. Steeds opnieuw verschijnt op hun kalender de zoveelste 'Carmen', de zoveelste 'La Bohème', de zoveelste 'La Traviata', terwijl er een schat aan weinig of nooit opgevoerde opera's uit de twintigste eeuw te ontdekken valt. Niet Richard Strauss, wiens opera's qua ontstaansperiode bijna volledig in de twintigste eeuw vallen, maar die vanuit muzikaal standpunt beschouwd een componist uit de negentiende eeuw blijft. Idem voor Puccini. Het is misschien precies door hun verankering in de negentiende eeuw dat deze componisten zo vaak op het programma staan.

Anderzijds hebben een aantal opera's uit de 'echte' twintigste eeuw volkomen terecht een vaste plaats verworven in het repertoire. 'Bluebeard's Castle' van Bartòk, 'Le dialogue des Carmélites' van Poulenc, 'Peter Grimes' en stilaan ook 'Billy Budd' van Benjamin Britten, 'Wozzeck' en 'Lulu' van Alban Berg, de opera's van Leos Janacek, 'Pelléas et Mélisande' van Debussy, 'Lady Macbeth of Mtensk' van Dmitri Sjostakovitsj om er enkele te noemen.
Anderzijds zou ik graag tussen dat lijstje de volgende opera's zien prijken. Het is een persoonlijke, dus per definitie arbitraire keuze maar het zijn opera's die mij weten te fascineren en waarvan ik meen en hoop dat ze voor een 'zoekende' operaliefhebber een waardevolle ontdekking kunnen betekenen.

1. 'Oedipe' van George Enescu : een ronduit fantastische opera. Dramatisch, muzikaal enorm origineel. Echt een dijk van een opera die iedereen die de complexiteit van 'Electra' of 'Wozzeck' kan verteren bijna verplicht zou moeten beluisteren. Een absolute 'must' voor elke operafanaat.

2. 'Ariane et Barbe - Bleue' van Paul Dukas naar het boek van Maurice Maeterlinck. Deze opera verdient m.i. evenveel aandacht en waardering als de 'Pelléas' van Debussy. De orkestratie van Dukas is verbluffend mooi. De zware vocale eisen die worden gesteld aan het hoofdpersonage Ariane staan misschien een frequente programmering in de weg. De rol vergt een Franstalige Brünnhilde, maar als een zangeres over dat soort stem beschikt wordt ze in gans wereld gevraagd om........inderdaad, het platgespeelde repertoire te vertolken.

3. 'Guercoeur' van Alberic Magnard. Een filosofische opera die ik jaren geleden haast gelijktijdig heb ontdekt samen met de al even schitterende 'Le Roi Arthus' van Ernest Chausson. Die laatste duikt tegenwoordig hier en daar op, maar blijft toch eerder een zeldzaamheid. 'Arthus' ligt nochtans gemakkelijk in het oor. Het is een met de Franse zon overgoten 'Tristan.' Ondanks de evidente gelijkenissen met 'Tristan' blijft 'Arthus' m.i. toch een origineel werk en is het geen echt epigonenwerk. 'Guercoeur' van Magnard is op dat vlak wel origineler. Zowel qua thema als qua muziek. Het is trouwens een klein mirakel dat de partituur van deze opera nog bestaat. In 1914 is ze, evenals Magnard zelf, in de brand gebleven nadat de Duitsers Magnard's huis hadden in brand gestoken. Het is Guy Ropartz die op basis van de pianoversie en uit geheugen de opera terug heeft gereconstrueerd. Zowel Ropartz, Magnard, Duparc als Chausson waren gek op Wagner en dat hoor je aan hun muziek. Het geeft een beeld hoe kolossaal die invloed van Wagner is geweest. Componisten die echt origineel wilden zijn deden dat niet om iets origineels te schrijven, maar als reactie, om iets te schrijven dat niks met Wagner te maken had en dan was het bij wijze van spreken automatisch origineel. Wagner moet bijna als een soort gigantische kooi aangevoeld zijn geweest, waarbinnen andere componisten konden rondlopen, maar waar ze niet uit konden ontsnappen. Stravinsky is daar misschien het beste in gelukt.

4. 'Fennimore und Gerda' van Frederick Delius. Ik durf toegeven dat ik schaamteloos kan genieten van de muziek van Delius. Schaamteloos omdat het muziek is die soms op het randje van de kitsch balanceert. Het eerste contact met de muziek van Delius was jaren geleden met een TV - uitzending van zijn Engelstalige opera 'A village Romeo and Juliet'. Een ondraaglijk romantische verfilming met acteurs die de rollen speelden en niet de echte zangers, met uitzondering van de hele jonge Thomas Hampson als de 'Zwarte vedelaar'. De muziek sprak mij desondanks meteen aan en blijkt bij frequente beluistering ook niet zo eenvoudig te zijn dan dat ze op het eerste zicht lijkt. Delius slaagt er met zijn 'Fennimore und Gerda' een opera te schrijven die gek genoeg op de keper beschouwd over niks gaat, maar die muzikaal gesproken toch enorm te appreciëren valt.

De zoektocht in het muziekrepertoire van de twintigste eeuw is een fascinerende en boeiende bezigheid die inspanning vergt van de luisteraar. 'Lear' van Aribert Reimann staat al vele jaren in mijn CD - kast. Elk jaar onderneem ik een poging en elk jaar opnieuw moet ik passen. Maar opgeven wil eigenlijk niet omdat ik denk: het zal wel aan mij liggen. De opera's 'Peter Grimes' en 'Billy Budd' van Benjamin Britten behoren tot mijn favorieten in het ganse operarepertoire maar ik moet bekennen dat ik niet onverdeeld enthousiast ben over zijn 'Gloriana', 'The rape of Lucretia', 'The turn of the Screw' en 'Owen Wingrave' en dat ik zijn 'Death in Venice' ronduit 'extremely boring' vind. Hoe schitterend Visconti de novelle van Thomas Mann weet te vatten in zijn film, hoe vervelend is Brittens operaversie.

Het feit dat de 'tand des tijds' het kaf nog niet van het koren heeft gescheiden betekent dat er op de zoektocht naar boeiende opera's uit de twintigste eeuw per definitie teleurstellingen te verwerken vallen. Dertig jaar geleden had ik het genoegen om in Siena een gesprek te hebben met de Duitse componist Karlheinz Stockhausen. Hij vertelde met aanstekelijk enthousiasme over de opvoering van zijn 'Donnerstag aus Licht' dewelke die avond in het Teatro Dei Rinnovati ging plaatsvinden. Afgaande op de passionele, bezielende uitleg van Stockhausen, kreeg ik de indruk dat mij die avond het grootste meesterwerk sinds 'Der Ring des Nibelungen' te beurt zou vallen. Helaas het werd met afstand de allergrootste muzikale ontgoocheling tot nog toe in mijn leven.

Maar laat die historie de operaliefhebber niet afschrikken en hem vooral niet weerhouden om voor een keertje 'Salome' en 'Turandot' links te laten liggen en op zoek te gaan naar de verborgen meesterwerken uit de twintigste eeuw.

Ludo Pieters

Sven-Erich Bechtolfs Don Carlo in Zürich


DANCING IN THE DARK

Het was een beetje een afknapper om enkele dagen na Kasper Holtens sprankelende “Don Giovanni” de “Don Carlo” van Zürich mee te maken. Terwijl de Londense scenografie de productie constant had weten te bevleugelen konden Rolf Glittenbergs pekzwarte, in Goya gedrenkte beelden nauwelijks meer betekenen dan illustraties bij de verstarde acteursregie waarvoor regisseur Sven-Eric Bechtolf opzettelijk had gekozen. Bechtolf had het niet onaardige idee gehad om het Spaanse hof voor te stellen als gekooid door de religieuze tirannie van de inquisitie. Hij greep dit echter aan als alibi om zijn acteurs nauwelijks te laten bewegen en échte fysieke aanrakingen zo goed als uit te sluiten. Het had een aardige dramatische spanning kunnen veroorzaken tussen het Fontainebleau-bedrijf en de rest van het stuk maar om één of andere reden had men in Zürich gekozen om deze productie uit 2012 te hernemen in de Milanese versie van 4 bedrijven terwijl het 2 jaar voordien nog in de superieure versie van Modena op de planken had gestaan.

Glittenberg had voor elk tafereel een apart scènebeeld bedacht. Een oversized vanitas-doodshoofd en het vergulde skelet van Carlo Quinto beheersen de eerste scène. Het is een beeld dat, heel logisch ook, in de laatste scène zal worden herhaald. Drie cipressen en enkele stoelen volstaan voor het tweede tafereel. De hofdames staan er als geketend bij. Wanneer de boel een beetje te vrolijk dreigt te worden zien we hoe een monnik ingrijpt. Een vormeloze matrix van grote witte kruisen die mekaar lijken te ondersteunen, beheersen de scène tijdens het autodafe. Een schilderij van De Gekruisigde overspant de confrontatie van Filippo en de Inquisitore. Een meterslang traliehekwerk verhoogt de claustrofobie tijdens de kerkerscène. Het volk is gereduceerd tot monniken, zwijgzaam en vaak onherkenbaar gehuld in hun hoodies. Dit alles spaarzaam uitgelicht in een vaak beklemmende sfeer.

De veelvuldige scènewisselingen brachten de handeling tot stilstand net als al de meeste grote nummers die door het publiek op een ouderwetse manier met applaus werden gehonoreerd. Of had het publiek meteen door dat dit niet meer dan een aangekleed concert zou worden?

Her meest geslaagd was nog de autodafe. Het koor en het ensemble klonk hier op zijn best en scenisch had men zich enige vrijheid gepermitteerd: geen ketters werden opgevoerd tijdens de daartoe voorziene muziek maar Elisabetta, Posa en Don Carlo, net zo goed allemaal slachtoffers van de inquisitie, toch? Het suggestieve spel met rook en vuur aan het eind was fraai uitgewerkt. Maar welke ensenering van Don Carlo zal ooit eens de gruwel van de ketterverbrandingen enigszins tastbaar maken ? Vergeleken met de historische realiteit blijft het altijd bij lammetjespap. Zo lezen we in het programmaboek dat wie, in het aangezicht van de dood, zijn ketterij herriep gewoonlijk van het privilegie kon genieten eerst te worden gewurgd en dan pas te worden verbrand. Dat met religieuze fanatiekelingen niet te spotten valt, het kan niet genoeg in de verf worden gezet.

Voor René Pape, Lianna Haroutounian, Michael Volle en Veronica Simeoni ging het om roldebuten in Zürich. Enkel Fabio Sartori had als Don Carlo reeds op het toneel gestaan bij de première, destijds geflankeerd door Anja Harteros, de regerende keizerin onder de Verdi-sopranen. Visueel gehandicapt door zijn aparte gestalte heeft Sartori het ongeluk door de schepper bedacht te zijn met een potige tenor. Dat is zoveel als een levenslange veroordeling tot de verkeerde rollen. Een duet met Harteros lijkt dan al snel op een remake van "La Belle et la Bête". Enige compensatiedwang maakte zich van hem meester zodat hij de partij wat ging oversturen als een echte heldentenor. Don Carlo heeft dat niet nodig maar het publiek was er hem dankbaar voor.

Voor René Pape moet Filippo een droomrol zijn. Waardig schrijden over het toneel lijkt zijn grootste bekommernis te zijn als acteur. Het was een tijdje geleden dat ik hem nog live aan het werk hoorde en het viel mij nu op dat de ambitus van zijn basbariton toch wel beperkt is in de laagte en dat is in deze rol toch wel een nadeel. Hij nuanceerde goed en maakte tenminste niet de fout om in stereotiepe operagebaren te vervallen maar een verschroeiende Filippo zoals Ferrucio Furlanetto die in zijn beste dagen neerzette, werd het niet. Matti Salminen, die nooit een sterke Filippo is geweest, kon hij probleemloos overklassen.

Veronica Simeoni leek mij geen echte mezzo. Haar prestatie zat te paard tussen mezzo en sopraan : ze overtuigde meer in de coloraturen van het “Chanson du voile” als in de dramatische uithalen van “O Don fatale”.

Lianna Haroutounian spaarde het beste van zichzelf voor “Tu che le vanita” waarin ze, ondanks een problematische dictie, heel fraaie dingen liet horen. Ze moet het stellen zonder het charisma van Harteros. Maar was de koele perfectie waarmee Harteros in Salzburg in dezelfde aria had uitgepakt eigenlijk ook niet naast de kwestie? Alsof ze de passie reeds helemaal had bedwongen terwijl Verdi's muziek toch iets anders laat horen? Het kan één van de flaters van Peter Stein geweest zijn.

Na zijn teleurstellende Hans Sachs in Salzburg lijkt Michael Volle met Verdi zijn tweede adem te hebben gevonden. Dat was reeds duidelijk tijdens de live relay van de Londense “Les Vêpres Siciliennes”. Ook hier leverde hij het meest doorleefde personage af. Hij nuanceert goed, zingt niet zo fraai als Thomas Hampson maar heeft de grotere stem. Dat komt goed van pas in het heethoofdenduet met de koning. Zijn sterfscène was ook overtuigend. Volle leek in zijn eentje te revolteren tegen de opgelegde regieloosheid.

Voor de Zürcher GMD Fabio Luisi was dit wellicht een routineklus. En inderdaad, zo klonk het ook.