donderdag 26 februari 2015

IOLANTA / BLUEBEARD'S CASTLE in New York (*****)

Foto: Marty Sohl/Metropolitan Opera

UNLOCK THE DOUBLE DOOR OF THE HORIZON

Dat de componist van Pikovaja Dama een jaar later nog een laatste korte opera schreef, is een goed bewaard geheim want zelden haalt Tsjaikovski's Iolanta de affiche van onze operahuizen. Dat zou een positieve wending kunnen krijgen nu ambassadeurs als superdiva Anna Netrebko en Valery Gergiev zich voor de kar van deze verwaarloosde opera spannen. Liefhebbers van "Yevgeni Onegin" en "Pikovaja Dama" zal dit hartverscheurende sprookje probleemloos weten te bekoren. Tenslotte is de muziek duidelijk superieur aan het 10 jaar jongere Rusalka, dat zich wat mij betreft, geheel onterecht een plaats in de canon heeft weten te veroveren.

Toegegeven, het stuk komt traag op gang. Muzikaal weet het pas echt te overtuigen vanaf de eerste aria van Koning René. Maar daarna laat de componist de teugels niet meer los en schrijft hij muziek die probleemloos kan wedijveren met de beste romantische bladzijden van zijn beide meesterwerken. Voor mij was het een ontdekking. Zelf schijnt de componist gevonden te hebben dat hij zich herhaalde. Je hoort het Philip Glass niet meteen zeggen.

Koning René, die zijn blinde dochter het bewustzijn van haar handicap wil besparen, schermt haar af van de wereld in een bos. Ook al draagt hij een zwart militair kostuum dat heel erg lijkt op een uniform van de SS, de affectie voor zijn overbeschermde dochter is waarachtig. Niemand mag haar vertrouwd maken met het wezen van licht en kleur. Daarop staat de doodstraf. Totdat een tenor met testosteron op overschot haar schuilplaats ontdekt: graaf Vaudemont schendt het verbod en met de hulp van de Moorse arts en magiër Ibn-Hakia en een wederzijds onwankelbaar geloof in de liefde verlost hij haar van de duisternis. Hartverwarmender kan opera niet worden. Wat volgt is een happy end zoals dat nu eenmaal hoort bij een sprookje.

Iolanta zit niet enkel opgesloten in haar blindheid, ze verblijft ook in een kooi. Aan de muur hangen talloze hertegeweien en de kooi is opgenomen in een totaalbeeld waarin we reeën in hun kwetsbaarheid als opgejaagde dieren te zien krijgen. Het is een sinister bos dat ons wordt voorgeschoteld waarin ontwortelde bomen vanuit de toneeltoren naar beneden hangen. Op een tafeltje staat een vaas met rode en witte rozen. Beide attributen zullen de verbindende elementen vormen met Blauwbaards Burcht na de pauze.

De vrolijke finale wordt opgeluisterd met zoeklichten die aan de Nürnbergse dagen van Leni Riefenstahl herinneren. Het allerlaatste beeld is voor Koning René: terwijl iedereen zich verlustigt in de gelukzalige apotheose van het lieto fine, treedt hij triomfantelijk in het licht van een toneelspot. Alsof hij, in zijn nazi-uniform, de regisseur is van licht en duisternis.

Anna Netrebko was haar perfecte zelf in dit voor haar vertrouwde repertoire. Wat valt daar nog aan toe te voegen?

Dit was de allereerste keer dat Piotr Beczala mij volledig wist te overtuigen, als zanger zowel als acteur. Verdwenen was alle houterigheid, verdwenen was de benepenheid in de hoogte. De heroïsche partij van Vaudemont bracht hem nooit in de problemen. Zijn eerste show-off aria beëindigde hij met een ragfijn pianissimo in de kopstem. Meteen begrijp je hoe hij een uitstekende Lohengrin voor Bayreuth zou kunnen worden.

Van de graatmagere Ilya Bannik verwacht je niet anders dan dat hij een maatje te klein zal zijn voor Koning René. Toch kon hij een heel slagvaardige en gecultiveerde bas laten horen.

Elchin Azizov beschikte over te weinig emissie om het spirituele potentieel van de magiër Ibn-Hakia helemaal vrij te maken.
Maar wat een fantastische slavische bariton is Alexei Markov, hier in de rol van Robert? Zo één die je meteen wil horen als Graaf Tomski in Pikovaja Dama. En ja hoor, volgend seizoen staat hij daarmee op de planken in het huis aan het Waterlooplein in Amsterdam.

"Nothing compares to the live experience", zegt live-in-hd hostess Joyce DiDonato tijdens haar promopraatje. Jaja, denk je dan. En wat met al die perscommentaren die kloegen over de substantiële vermindering van het stempotentieel van alle zangers die zich begaven in de akoestisch afgedempte kooi van Iolanta? Tijdens de electronische transmissie viel daar niets van te merken. Elk nadeel heb z'n voordeel, nietwaar ?

Foto : Marty Sohl/Metropolitan Opera

Zowel Iolanta als Blauwbaard vertoeven in duisternis: Iolanta in de duisternis van haar blindheid, Blauwbaard in zijn van alle daglicht verstoken burcht. De koppeling van beide stukken werkte uitstekend en was zondermeer fascinerend.

De door Bartok voorgeschreven proloog tot Blauwbaards Burcht werd behouden en gedeclameerd door een luidsprekerstem in een idiomatisch perfect Hongaars met een heerlijke sarcastische ondertoon. Als in een film noir arriveert Judith in Blauwbaards sombere verblijf in de koplampen van een auto. De transitie van de ene kamer naar de andere is picturaal heel interessant. We zien beide acteurs staan in een liftkooi, een lift die hen zal brengen naar alle verdiepingen van het onderbewuste, voor Judith zal het een "ascenseur à l'échafaud" zijn. Links zien we grote zwartwitbeelden van een bewegende liftkoker of mijnschacht. Mark Grey voegt krakende geluiden toe bij het openen van de deuren die zo vertrouwd klinken als de geluiden in het spookhuis op de foor. Ze drijven de cinematografische sfeer van de voorstelling verder op.

Nadja Michael laat zich van haar meest sensuele kant zien en de camera weet voortdurend mooie plaatjes te schieten. Ze gaat zelfs even uit de kleren wanneer ze na het openen van de derde deur een dampend bad neemt in de weelde van de hertog. De magistrale opening van de vijfde deur geeft een blik op het nachtmerrie-bos met de ontwortelde bomen.

In de finale verdwijnt Judith in het niets samen met de andere vrouwen terwijl de hertog in een necrofiele omhelzing valt met één van zijn vrouwenlijken die hij tracht te begraven.

Mikhail Petrenko, zo vaak teleurstellend in het Wagnervak bij gebrek aan echte gravitas, vindt hier de juiste adem en overtuigende interpretatieve nuances voor Blauwbaard. Hoe de Opéra de Paris deze partij volgend seizoen zal overleven met een bariton als Johannes Martin Kränzle is mij voorlopig een raadsel.

Had Valery Gergiev de opspelende hormonen van het liefdespaar in Iolanta met luidruchtige passie vanuit de orkestbak weten te ondersteunen, Blauwbaards Burcht heeft zelden donkerder of beklemmender geklonken.

Dit New Yorkse debuut van Mariusz Trelinski kon mij probleemloos overtuigen en doet het beste verhopen voor zijn "Tristan und Isolde" in Baden-Baden en New York in 2016.

woensdag 25 februari 2015

AKHNATEN in Antwerpen (***½)


SIC TRANSIT GLORIA MUNDI

Akhnaten is een stuk over de opgang en de neergang van een messiaans visionair, een kunstenaar die tegelijk een machtspoliticus wilde zijn, een Icarus die iets te dicht bij de zon wilde vliegen. Dan denk ik meteen aan de man met het snorretje. Temeer daar de Oostenrijkse cultuurhistoricus Egon Friedell in 1936 schreef: "Achnaton is onze broer, ja bijna onze tijdgenoot". Egyptologe Marleen Reynders bevestigt dat de historische Achnaton een ongewone vorm van controle moet hebben uitgeoefend. Maar in 1984 meende Philip Glass in Achnaton vooral een positief personage te herkennen want hij plaatste hem in één rij met Einstein en Ghandi, twee persoonlijkheden die een grote impact hadden op hun tijd. Met "Einstein on the beach" en Satyagraha vormt Akhnaten sindsdien een trilogie, de eerste drie van zijn 27 opera's die met een flauwe regelmaat van onder het stof worden gehaald.

Het moge duidelijk zijn : hier spreekt geen onvoorwaardelijke fan van repetitieve muziek. Steve Reich kan mij mateloos irriteren, ook op de momenten dat ik visueel afgeleid wordt door de congeniale danspasjes van A.T. Dekeersmaeker en Rosas. Al sinds mijn studententijd vult Terry Riley de soundtrack in van mijn spaarzame zenmomentjes en de muziek van Philip Glass mag ik graag horen als ik met de auto in de file sta. Dat gebeurt wel vaker en dus ken ik de prelude tot Akhnaten als mijn broekzak. Ze bezorgt mij steevast de illusie dat de zaken vooruitgaan en al helemaal wanneer de verteller "Open are the double doors of the horizon; unlocked are its bolts" afsteekt.

Het doel van de minimalistische beweging in de sixties was de hedendaagse avantgarde te redden uit de cerebrale dwangbuis waarin de muziek was beland door het serialisme en door de school van John Cage. Het herhalen van kleine muzikale bouwstenen over een lange tijdsspanne, ondersteund door een regelmatige puls moest de tijd opheffen en de luisteraar in een soort trance storten, die we eerder met buiten-Europese muziek associëren. Anderzijds was deze componeermethode ook radicaal simplistisch en kan ze daardoor ook heel oppervlakkige en uitermate saaie composities opleveren. Zoals altijd is het de kwaliteit van de muzikale ideëen die het verschil maakt, of er nu een twaalftoonsreeks aan de basis ligt van een compositie of een zich langzaam transformerende diatonische cel met een strakke beat.

Elliott Carter ging zover het minimalisme fascistoide te noemen. Louis Andriessen haastte zich om te zeggen dat er niet zoiets als fascistoide muziek bestaat. Hij heeft natuurlijk gelijk maar het is niet zo moeilijk om te begrijpen wat Carter bedoelde. Nog in 2001 zei Carter: "We are surrounded by a world of minimalism. All that junk mail I get every single day repeats; when I look at television I see the same advertisement, and I try to follow the movie that's being shown, but I'm being told about cat food every five minutes. That is minimalism". Daarmee vertolkte hij vooral het standpunt van een muzieksnob. Anders uitgedrukt : het minimalisme is door en door Amerikaans en hield van bij de aanvang de vinger aan de pols van de tijd.

Dertig jaar later kunnen we niet anders dan vaststellen hoe bloedarmoede het werk van Glass in bezit heeft genomen. Zijn meest recente opera "The perfect American", een zeldzame opdracht van Gerard Mortier in Madrid, is kenschetsend voor het doodlopend straatje waarin de repetitieve muziek verzeild is geraakt. De creatieve impuls die uitgaat van de school van Glass is zo miniem dat we de legitieme vraag kunnen stellen : is minimal music dead yet ? Well, it sure smells funny.

Over het Wagnerjaar 2013 zei Glass : "Of course Wagner is a master, but his great work is an obstacle to be overcome by contemporary composers—he sucks the oxygen out of the opera house. Every major company has to have its "Ring," and there's no room or budget left for new work. Of course I say this humorously, and from annoyance, not jealousy: But who can tell how many new operas have failed to be performed because of the Ring? ". Glass heeft hier zeker een punt want de meeste van die Ringen waren niet eens goed. Liever had ik hem horen zeggen dat operaintendanten hun middelen beter niet verspillen aan de opera's van Halevy, Meyerbeer en de dramatisch ondervoede kanarievogelopera's van het belcanto. Om maar te zeggen : er kan niet genoeg gedaan worden om recent en hedendaags werk te ondersteunen.

Akhnaten was een opdracht van de opera van Stuttgart die in 1984 in première ging in een productie van Achim Freyer. Omdat de opera gerenoveerd moest worden werd tijdelijk uitgeweken naar een andere zaal waar de orkestbak zo klein was dat Glass de vioolpartijen schrapte en enkel de altviolen overhield. Het werk kreeg daardoor zijn aparte donkere klank.

De prelude en de aansluitende begrafenis van Amenhotep III is ronduit fantastisch, volstrekt origineel binnen de canon van de opera en gezegend met een unieke theatrale zeggingskracht. Daarna is het vet al van de soep want de kroningsscène klinkt al direct minder geïnspireerd, en wanneer tijdens "Window of appearences" het thema van het koor uit de kroningsscène opnieuw wordt herhaald, begint vermoeidheid definitief toe te slaan. Make no mistake : de ergste vijand van repetitieve muziek is, u raadt het nooit, de herhaling! De tempelscène is minder geslaagd en het daaropvolgende duet is van zo'n harmonische eenvoud dat het al snel te lang duurt. The City/Dance is dan weer heel aardig. De hymne aan de zon is van zo'n kinderlijke eenvoud dat ze onmogelijk het hoogtepunt van het stuk kan zijn. Ook de koorpartij (psalm 104) is zwak. En zo kabbelt de muziek zich een weg naar het einde. Terwijl het een ongeschreven wet is in het theater om in de finale uit te pakken met de beste ideeën, herkauwt Glass voor de epiloog nog eens de thema's van de prelude. Een echte afknapper. Nu heb ik de onhebbelijke gewoonte om een werk waarrin slechts twintig minuten uitstekende muziek te horen is niet als een meesterwerk te beschouwen, zeker niet als dat werk een buitensporige originaliteit claimt door zich radicaal af te wenden van de strikte conventies van het operagenre.

Het scènebeeld van Nigel Lowery is een rudimentair silhouet van een door industrie beheerste sinistere stad, geplaatst tegen een even donkere sterrenhemel. Zijn Egypte van Amenhotep III wordt bevolkt door een eigenaardige fauna: een rat, een vreemd dubbelpersonage als drugsverslaafde/dealer, een prostituee, een drankorgel van een meisje, een dwerg. Tot viermaal toe krijgen we ze te zien met dezelfde act. De herhaling wordt ook scènisch uitgebuit.

Lowery lijkt graag te werken met uitdagende contrasten en probeert daarmee en zekere dialectische spanning op te wekken. Terwijl het scènebeeld hedendaags oogt staat hij Walter van Beirendonck toe om voor zijn kostuumontwerpen af te dalen in de iconografie van het antieke Egypte. Met Geert van Rampelberg als spreker probeert hij tot een spannende dialoog te komen met de rituelen van de scène door hem op te voeren in gesimuleerde live-videofragmenten. De uitwerking daarvan is eerder chaotisch. Zijn declamatie is allerminst ceremonieel terwijl de rest van de partituur dat wel is.

Erg mooi is het door Frans Masereel geïnspireerde achterdoek tijdens The Family. Het zet het charmante septet met de dochters van Achnaton goed in de verf.

Amir Hosseinpour liet zijn dansers, deels geinspireerd door Indische handgebarendans, evolueren als Fabriaanse faunen.

Dat Walter van Beirendonck de zangers en dansers op hippe plateauzolen en moderne sneakers zou plaatsen kwam niet onverwacht. Het best geslaagd waren de wandelende sarcofagen van het "gouden koor".

Tim Mead liet een gave contratenor horen met een verrassend grote projectie. Kai Rüütel en Mari Moriya hadden niet de minste moeite met de weinig veeleisende partijen van Nefertiti en Queen Tye. Het koor presteerde uitstekend met een ritmisch goed geaccentueerde voordracht.

Titus Engel, momenteel de fraaist geklede operadirigent, nam de prelude wat gezapiger dan we gewoon zijn van de opname van Dennis Russell Davies en uiteraard minder luid dan ik gewoon ben in de file.

Live stream update : Opera Europe Digital Platform

Begin mei 2015 treedt het streamen van opera in een nieuwe fase. Dan zullen 15 Europese operahuizen sommige van hun producties gratis ter beschikking stellen op de website van het Opera Europe Digital Platform.

De 15 operahuizen die hierin het voortouw nemen zijn : Wenen, Brussel, Helsinki, Aix-en-Provence, Lyon, Berlijn (Komische Oper), Stuttgart, Turijn, Riga, Amsterdam, Oslo, Warschau, Madrid, Londen (ROH) en Cardiff.

Momenteel is mij enkel bekend dat het ROH Londen haar nieuwe productie van KROL ROGER in de regie van Kasper Holten ter beschikking zal stellen vanaf 16 mei.

Hoe stream ik naar de huiskamer ?

Das Rheingold op de Ruhrtriennale 2015

Johan Simons, de nieuwe artistieke directeur van de Ruhrtriennale, zal een 4 uur durende versie van Das Rheingold regisseren in de Jahrhunderthalle in Bochum. Voor die gelegenheid zal Wagners partituur worden aangevuld met electronische muziek van Mika Vainio.

Simons legt de nadruk op Wagner de revolutionair en anti-kapitalist en noemt de voorstelling een creatie op de grens van opera, theater, installatie en ritueel.

Dirigent is Teo Currentzis. Bezetting : Wotan - Mika Kares (Bass), Alberich - Leigh Melrose (Bariton), Fricka - Maria Riccarda Wesseling (Mezzosopran), Wellgunde - Dorottya Láng (Mezzosopran), Freia - Agneta Eichenholz (Soprano), Woglinde - Anna Patalong (Soprano), Erda - Jane Henschel (Alto),

donderdag 19 februari 2015

Seizoen 2015-2016 : De Nationale Opera


DNO viert zijn 50-jarig jubileum en Pierre Audi staat nog steeds aan het roer. Hij lijkt wel vastgeroest op het Waterlooplein.

Vier producties weten mijn interesse te wekken :

1. Giuseppe Verdi - IL TROVATORE
Alex Ollé (La Fura) / Maurizio Benini
Carmen Giannattasio, Ekaterina Gubanova, Francesco Meli, Roberto Tagliavini

2. Moesorgsky - CHOVANSJTSJINA
Christof Loy / Ingo Metzmacher
Maxim Aksenov, Kurt Streit, Johannes Martin Kränzle, Orlin Anastassov, Anita Rachvelishvili

3. Saariaho - ONLY THE SOUND REMAINS (wereldpremière)
Peter Sellars / André de Ridder
Philippe Jaroussky, Davone Tines

4. Tsjaikovsky - PIQUE DAME
Stefan Herheim / Mariss Jansons
Misha Didyk, Svetlana Ignatovich, Larissa Diadkova, Alexey Marlov, Vladimir Stoyanov

woensdag 18 februari 2015

Macbeth in de Berlijnse Staatsopera (***½)

Foto : Mara Eggert

NACHT OP EEN KALE BERG

Als Graaf Luna had hij in Salzburg een povere indruk achtergelaten. Stilletjes had ik gehoopt dat Placido Domingo zou afhaken voor zijn Macbeth-debuut (zijn 145 ste!) en vervangen zou worden door een patentere collega als Simon Keenlyside. Maar Simon verkeert momenteel in een stemcrisis en boze tongen beweren dat dat komt omdat hij iemand anders probeert te zijn dan hij werkelijk is, namelijk een Verdi-bariton. Het maakte de prestatie van de 74-jarige stertenor (sommigen schatten hem 5 jaar ouder!) des te bewonderenswaardiger. Na de voorstelling was hij zichtbaar vermoeid en je vraagt je af wat zo iemand drijft om op deze gezegende leeftijd nog naar de gunst van een publiek te dingen. Kent het narcisme van een leven in de spots dan geen grenzen? Een burn-out valt niet meteen te vrezen want Domingo maakt zich op voor nog meer debuten als bariton : Gianni Schicchi en Posa in Don Carlo.

Peter Mussbach maakte een voorstelling zonder decors. Als een grote molshoop staat een kale heuvel midden op het toneel. Menige aria zal van hieruit gepleurd worden. Er zijn twee requisieten: een dolk en een zwaard en er wordt ook wat gegoocheld met licht. De kostuums van de Lady en de witte maskers van de heksen verwijzen vaag naar de Japanse No-traditie. De orkestbak is afgezoomd met een wandelpaadje voor de zangers dat met groot effect zal worden gebruikt door de Lady Macbeth van dienst. Ook de heksen zullen er dankbaar gebruik van maken : in het derde bedrijf omcirkelen ze de orkestbak als de ketel waarin ze hun helse soep brouwen. Ze laten warempel kwalijke dampen uit de orkestbak opstijgen. Daarmee heb ik dan de in scènisch opzicht meest interessante momenten aangestipt want van zodra je Banquo en Macbeth door een mangat in de toneelvloer hebt zien kruipen weet je dat dit een avond zal worden waarbij het theater iedereen in de steek zal laten. De Staatsoper had dus weinig andere keuzes dan in te zetten op de pure zinnelijkheid van het zingen. Dat was evenwel niet voor alle deelnemers weggelegd.

Placido Domingo begon redelijk goed aan zijn partij. Hij kan nog heel heroïsch uit de hoek komen en af en toe krijg je een vermoeden van de zinnelijkheid waarmee hij het Italiaanse repertoire destijds moet hebben gezongen. Mettertijd begint hij naar lucht te happen en tegen "Pietà, rispetto, amore" is de vermoeidheid zodanig ingetreden dat Macbeths woorden "Eppur la vita sento nelle mie fibre inaridita" ("maar ik voel in mijn aderen het leven opdrogen") autobiografisch zijn geworden. Jammergenoeg moet hij ook het vaak gecoupeerde "Mal per me" zingen en dat past vreemd genoeg redelijk goed met zijn gebroken stem. Kortom, dit was een prestatie waarbij bewondering en irritatie mekaar in evenwicht hielden.

Liudmyla Monastyrska daarentegen was een regelrechte sensatie. Dat wisten we al sinds haar debuut in Londen onder Antonio Pappano in de regie van Phyllida Lloyd (zie dvd).
In "Vieni, t'affretta" waar ze frequent moet schakelen tussen te registers laat ze lichte problemen horen maar die betekenen niets binnen het geheel van deze temperamentvolle voordracht die qua dramatische power en frasering niets te wensen over laat. Uiteraard was zij de dominerende partner in alle duetten met Domingo. Wanneer ze tijdens "Or tutti surgete" de dienaren van de hel aanroept doet ze een uitstapje in de zaal, een feest voor de voorste parterrerijen. "La luce langue" bouwt ze op vanuit pianissimo. In het brindisi is ze grandioos en in de de slaapwandelscène laat ze horen hoe genuanceerd ze kan zijn in mezza voce modus.

René Pape bevestigde de kwaliteit van zijn Banquo, die hij in New York al had laten horen, met mooie zalvende lijnen in zijn afscheidsaria, maar toch weer met een iets te kleine emissie.

Rolando Villazon heeft na zijn stemcrisis nooit meer de glans terug gevonden die zijn tenor ooit bezat. De stem klinkt nu droog en kleurloos. Hij startte MacDuffs "Ah, la paterna mano" met een zwaar intonatieprobleem en elk moment vreesde je dat zijn stem zou gaan breken. Dit was pijnlijk om mee te maken.

Daniel Barenboim laat het orkest van de Staatsopera een beetje ruw klinken en is net iets te fel geneigd om te overweldigen. Zoals steeds laat hij zijn orkest groeten van op het toneel. Chique.


Seizoen 2015-2016 : Live in HD (New York)



LIVE IN HD gaat haar 10e seizoen in en is inmiddels nauwelijks nog weg te denken uit het operaleven. Drie cinema-hernemingen, waarvan enkel Madame Butterfly de moeite waard is, ontsieren de affiche. James Levine krijgt zijn Otto Schenk Wagner en de Amsterdamse Lulu is reeds in november in de cinema te zien.

1. October 3, 2015 : Verdi's Il Trovatore
David McVicar / Marco Armiliato
Anna Netrebko, Yonghoon Lee, Dmitri Hvorostovsky, Dolora Zajick

2. October 17, 2015 : Verdi's Otello–New Production
Bartlett Sher / Yannick Nézet-Séguin
Aleksandrs Antonenko, Sonya Yoncheva, Željko Lučić

3. October 31, 2015 : Wagner’s Tannhäuser
Otto Schenk / James Levine
Johan Botha, Eva-Maria Westbroek as Elisabeth, Peter Mattei, Michelle DeYoung

4. November 21, 2015 : Berg’s Lulu–New Production
William Kentridge/ James Levine.
Marlis Petersen, Susan Graham, Daniel Brenna, Johan Reuter.

5. January 16, 2016 : Bizet’s Les Pêcheurs de Perles–New Production
Penny Woolcock / Gianandrea Noseda
Diana Damrau, Matthew Polenzani, Mariusz Kwiecien

6. January 30, 2016 : Puccini's Turandot
Franco Zeffirelli / Paolo Carignani
Nina Stemme, Marco Berti

7. March 5, 2016 : Puccini’s Manon Lescaut–New Production
Richard Eyre / Fabio Luisi
Kristine Opolais, Jonas Kaufmann

8. April 2, 2016 : Puccini's Madama Butterfly
Anthony Minghella / Karel Mark Chichon
Kristine Opolais, Roberto Alagna

9. April 16, 2016 : Donizetti's Roberto Devereux—Met Premiere
David McVicar / Maurizio
Benini Sondra Radvanovsky, Matthew Polenzani, Elīna Garanča, Mariusz Kwiecien

10. April 30, 2016 : Strauss's Elektra–New Production
Patrice Chéreau / Esa-Pekka Salonen
Nina Stemme, Waltraud Meier, Adrianne Pieczonka, Eric Owens

Lady Macbeth von Mzensk in Berlijn (****)

Foto : Markus Lieberenz

LICENSE TO KILL

Alom tegenwoordig in deze productie zijn vissen. Dat komt niet als een verrassing wanneer de regisseur van dienst een Noor is. Ole Anders Tandberg plaatst de familie Izmajlov in de onherbergzame woestenij van het hoge noorden. Hun huisje staat op een rotsachtige heuvel, de heuvel zelf mag toertjes draaien op een draaiplateau. Slechts twee gevels ervan staan overeind. Eén na één zullen ze sneuvelen naarmate het stuk vordert. In het vierde bedrijf zal enkel de kale heuvel overblijven. Meestal is het toneel gehuld in mist, nooit breekt de zon door behalve op die momenten wanneer Katerina's geile dromen tijdelijk in vervulling gaan. Dan baadt de scène in een warme gloed. Katerina Izmajlova verveelt zich in haar patriarchale gevangenis. Haar schoonvader Boris is nooit in de weer zonder twee kanjers van kabeljauwen in zijn handen. Vis, een antiek symbool voor sex, duikt voortdurend op in een sexuele context, meestal als substituut voor het glibberige, mannelijke lid. Katerina en Zinovi zullen zelfs een kussengevecht houden met vis. Hier is het goed vissen in troebel water, is de achterliggende gedachte. De politiecommissaris zal dat later op zijn beurt bevestigen.

Tandberg laat de 14 koppige banda, die zich mengt met het orkest op alle beslissende momenten rond sex en dood, ook opdraven op het toneel. Het zijn blonde meisjes in rode plooirokjes. Met hun luidruchtige glimmende koperinstrumenten leveren ze commentaar op de scène, een satirisch contrapunt met het realisme van de toneelhandeling. Echt geslaagd kan ik het niet noemen.

In het politiekantoor staan de politieagenten in ondergoed hun broek te strijken. Af en toe vinden ze het nodig om zich te masturberen. De Noorse pogingen tot humor zijn eerder flauw of belegen, de regie slechts matig geïnspireerd, de maatschappijkritische ondertoon is vrijwel onzichtbaar. Sommige van de beste momenten zijn bewaard voor het koor, zoals de drinkpartij op het huwelijksfeest met zelfgestookte vodka uit 5 liter containers. Het laatste bedrijf, dat strafgevangenen te zien geeft in ondergoed, bewaakt door een Duitse herdershond, gaat scènisch roemloos ten onder naast de diepe tragiek die uit de partituur spreekt.

Wat Sir John Tomlinson presteerde als Boris was grote klasse. Sinds zijn debuut in Antwerpen is hij een flink stuk gegroeid in de rol. Zoals hij die nu zingt en acteert met de stem, is het bijna een masterclass. De welluidendheid van zijn voordracht was zodanig dat de 68-jarige bas dit zeker nog een paar jaar kan volhouden want het past nog net binnen zijn mogelijkheden. Onlangs verklaarde hij aan The Telegraph dat er twee soorten publiek aanwezig zijn in de opera. Het publiek dat hij aantreft bij Lady Macbeth noemt hij “aware, lively and theatrical”. Dit in tegenstelling tot het publiek dat houdt van kanarievogels: “If you do [Bellini’s] La sonnambula, the audience will be rich and it will be an irrational entertainment – these are generalisations of course – but on the whole, it won’t mean much to them. They’ll have dinner afterwards and opera becomes what it used to be in Handel’s time – just some nice music going on in the background.” Good point, John. Daar heb ik niets aan toe te voegen.

Evelyn Herlitzius startte met een erg onaantrekkelijk vibrato dat gaandeweg sterk verbeterde. De partij past beter bij haar stemtype dan Elektra en af en toe deed ze er fraaie dingen mee. Maar waarom krijgen we zo zelden een Russische sopraan te horen in deze rol hetgeen alvast een idiomatisch correcter resultaat zou opleveren ?

Maxim Aksenov als Sergej kon net voldoende tenorglans produceren om een geloofwaardige vrouwenverleider te zijn.

Bruggeling Thomas Blondelle moest zijn tenor inzetten voor de ondankbare rol van Zinovi, Katerina's impotente echtgenoot.Ik kan niet zeggen dat hij dat zeer overtuigend deed zodat ik niet meteen moet vrezen voor zijn huwelijk.

Tobias Kehrer als de Pope en Andrew Harris als politiecommissaris zongen hun partij met een verrassend slavisch stijlgevoel. Ik had durven zweren dat het Russen waren.

Dat het toch nog een bevredigende operaavond werd, die de fel begeerde vier sterren van Leidmotief in de wacht wist te slepen, is te danken aan Donald Runnicles, het orkest van de Deutsche Opera en het voortreffelijk presterende koor.
Donald Runnicles alleen al was de verplaatsing waard. De donkere kant van de partituur kwam goed uit de verf, zo bleef het stuk vooral een thriller. De humor was sterker in het orkest dan op de scène. De befaamde pornofonische glissandi van de trombones werden zo dik aangezet dat de zaal half in lachen uitbarstte. Het orkest liet ook horen hoeveel solisten er wel in de orkestbak zitten: cello, basclarinet, clarinet, fagot. Alle muzikale tussenspelen waren overweldigend in dynamiek en brute zeggingskracht. Maar ook de kleinste piccolo of xylofoon kreeg epische allure. Om de haverklap zat je Jozef Stalin te vervloeken voor het breken van de ruggegraat van deze geniale 26 jarige componist. Met dank overigens aan Mstislav Rostropovich die de originele partituur, niet langer geleden dan 1979, naar het westen wist te smokkelen op microfilm, zodat we vandaag niet de versuikerde versie van 1963 moeten uitzitten.

donderdag 12 februari 2015

Katharina Wagner krijgt de bons in Argentinië


DIE VERLORENE EHRE DER KATHARINA

Heeft u het al meegemaakt dat een regisseur de deur gewezen wordt op basis van een artistiek onvoldoende? Het overkwam Katharina Wagner in Buenos Aires. In december zou ze aldaar Parsifal ensceneren maar de nieuwe intendant Dario Lopérfido verkoos om haar te vervangen door de Argentijnse regisseur Marcelo Lombardero : " Ik wilde iets dat artistiek sterker was voor Parsifal. Lombardero heeft in de muziekwereld en de wereld van de regie een hoger niveau bereikt als Katharina Wagner", beweert Loperfido. Als blamage kan dat tellen.

Misnoegdheid over haar laattijdig afzeggen van de Ring in 2012 zal ook wel een rol hebben gespeeld. Ik verwijs daarvoor naar een vroegere post : De Ring van Colon

Wenst u op de hoogte te blijven van de fratsen van Katharina Wagner? Lees Leidmotief!

woensdag 11 februari 2015

Tristan und Isolde in Zürich (****½)

Foto: Suzanne Schwiertz

GESEGNET SEI MATHILDE

Richard Wagners verhouding met de vrouw van zijn Zürichse geldschieter, de zijdehandelaar Otto Wesendonck, is genoegzaam bekend. Minder bekend is dat de geinige zakenman zijn vrouw, die eigenlijk Agnes heette, verplichtte om de naam van zijn eerste vroeg gestorven vrouw, Mathilde, aan te nemen. Regisseur Claus Guth projecteert dit stukje Wagneriaanse autobiografie op het stuk : Tristan is Wagner, Isolde is Mathilde, Koning Marke is Otto, Brangäne is Isolde's tweelingzus en Kurwenal lijkt sterk op Hans von Bülow.

Deze op het eerste zicht intelligente transpositie, die in Zürich een aparte authenticiteit krijgt, verloopt niet zonder slag of stoot maar concentreert zich wel op de driehoeksverhouding die finaal de kern van het stuk uitmaakt. Elke maritieme dimensie verdwijnt. Het is de villa Wesendonck die het scenografisch kader schept voor deze productie. Het draaitoneel dat scenograaf Christian Schmidt daarvoor gebruikt is aanvankelijk verdeeld in drie kamers: Isoldes slaapkamer, een antichambre waar Tristan en Kurwenal wachten en een broeikas met groene vetplanten die de sfeer van "Im Treibhaus" tracht op te roepen, zoals bekend een voorstudie tot "Tristan und Isolde" op een gedicht van Wagners muze. Naargelang de scène wordt de gepaste kamer in ons blikveld gedraaid. Dat ziet er in eerste instantie eerder ouderwets uit.

Tijdens de confrontatie met Isolde legt Tristan zich languit op haar bed. Dat is zinvol omdat hij zich daarmee ook mentaal verplaatst in de scène waarin hij Tantris was en zich als stervende aanbood. Er wordt ook met enige overtuiging gekust na het nuttigen van de liefdesdrank al moet de Zweedse daarvoor op de tenen staan en de rijzige Amerikaan een beetje door de knieën zakken.

Aan het einde van het eerste bedrijf blijf je zitten met de vraag : werkte dit nu beter dan een meer letterlijke lezing van de tekst? Het antwoord is neen en daarom had ik deze trip ook niet gepland. Het waren de perscommentaren uit Londen die mij naar deze voorstelling loodsten. Waren die terecht? Absoluut. Nina Stemme stelde niet teleur, Stephen Gould nog minder. Sterker nog, Guth had een scenografische verrassing in petto.

Met de aanvang van het tweede bedrijf begint de temperatuur meteen te stijgen. Het scenografisch concept begint nu zijn vruchten af te werpen: opnieuw drie kamers, ditmaal voorzien van deuren. Tijdens de draaibeweging kunnen de personages nu via de deuren door de kamers lopen en dat geeft een heel bijzondere dynamiek aan het scènische gebeuren.

Bijvoorbeeld: wanneer Tristan, na Marke's monoloog "Dem Land, das Tristan meint" zingt -en Stephen Gould doet dat voortreffelijk- dan loodst hij zijn Isolde doorheen een kamer met zicht op een pekzwart deurgat langsheen drie brandende kandelaars. De koning en zijn handlangers verdwijnen uit het beeld en Tristans uitnodiging aan Isolde krijgt daardoor een intiem en ritueel karakter. Scènisch is dit pure winst. Guth toonde m.a.w. een mogelijkheid om de scènische inertie van het stuk te dynamiteren en dat werkte bijzonder goed.

Iets vergelijkbaars wordt geprobeerd, met minder effect, tijdens het eerste deel van het duet. We zien dan het koppel dwalen doorheen een receptiekamer die heren in frak en dames in cocktailjurken laat zien. Ze staan erbij als versteend en af en toe komen ze tot leven zonder aandacht te schenken aan het koppel. Het is de fauna van de wereld van de dag, die blind is voor de liefdesnacht van het koppel.

Het liefdesduet "Sink hernieder, Nacht der Liebe" zingt het paar in het fraaie geprojecteerde decor van bewegend gebladerte. Ze eindigen hun liefdesnacht op een 10 meter lange feestdis.

Wanneer Kurwenal het paar verwittigt van de komst van de koning zet de draaicaroussel zich weer in beweging. Het paar vlucht gehaast doorheen de aanpalende kamer om dan in de derde kamer te stoten op de koning en zijn gevolg, gezeten aan een lange tafel als de jury van een familierechtbank. Isolde moet haar plaats innemen naast de koning, Tristan komt oog in oog te staan met Melot. Wanneer de koning zijn monoloog besluit met "Den unerforschlich tief geheimnisvollen Grund, wer macht der Welt ihn kund?", zondert hij zich af in eenzaamheid.

Als Siegfried-Brünnhilde in de Ring van Guy Cassiers heb ik Nina Stemme ooit oneerbiedig een gepimpte Pamina genoemd. Dat wil ik op basis van deze live ervaring liever niet herhalen. Met Brünnhilde, een partij waar ze zeer omzichtig mee omspringt, zit ze aan de grenzen van haar mogelijkheden. Overtuigen moet ze mij nog steeds.
Isolde is een partij die door een lyrisch-dramatische sopraan kan gezongen worden. Stemme heeft de stamina en de vereiste emissie voor de rol en haar affiniteit met Wagner staat buiten discussie, dat weten we reeds van bij haar optredens destijds in de Vlaamse Opera. Voor stemfetisjisten is daarmee de kous af. Niet voor mij. Wat ik mis is theaterinstinct, het vermogen om de partij de illumineren met hoogst persoonlijke inzichten en levenservaring. Het is wat een zanger of performer compleet maakt. Daarzonder zou Maria Callas na haar eerste stemcrisis van geen betekenis meer geweest zijn voor de operageschiedenis. Wat ik mis is datgene waarvoor Waltraud Meier onlangs nog in Berlijn op frenetieke bijval kon rekenen, ook al is de stem al lang over het hoogtepunt heen. Stemme is meer een zangeres van het type Birgit Nilsson, die aan stembanden van staal en een paar goede schoenen genoeg had. Stemme geeft zich nochtans uit voor een theaterliefhebster en ze bereidt zich ook voor op haar rollen door te gaan kijken naar producties van de regisseurs waarmee ze werkt. Dat is fundamenteel verschillend qua instelling dan de lompe zangmachines die nog dagelijks op het operatoneel staan. Maar welke regisseur is in staat om het beste te halen uit de inmiddels reeds 51-jarige sopraan? De tijd dringt.

Voor mij scoorde Stephen Gould beter. Tien jaar geleden liet hij al een uitstekende indruk na als Tannhäuser in Parijs. Nadien verloor ik hem uit het oog. In het derde bedrijf kan hij helemaal zijn gang gaan en hij is grandioos. Hij is én de powermachine én de liedzanger, dat is de opwindende combinatie die je moet hebben voor Tristan. Enkele malen liet hij zijn stem zelfs aanzwellen. Ik ken niemand die hem dat allemaal nadoet. Al te vaak hebben we de afgelopen decennia Tristans te horen gekregen met vocale gebreken: Siegfried Jerusalem, Jon Frederic West, Gabriel Sadé, Ian Storey, Clifton Forbis. Telkens lieten ze een fameus brokkenparcours achter wanneer het doek viel over het derde bedrijf. Gould is van een heel andere klasse. Was de lyrische passage "Dem Land, das Tristan meint" al prachtig, "Ich war, wo ich von je gewesen" was dat evenzeer. Ben Heppner kon dat ook maar hij heeft nooit zo dramatisch kunnen uithalen als Gould. Zijn carrière als lyrische heldentenor was trouwens een kort leven beschoren. Gould staat deze zomer ook in Bayreuth. Bezoekers van "Tristan und Isolde" mogen zich dus verheugen op een exceptionele Tristan. Zonder Eva-Maria Westbroek weliswaar, die afzegde, maar met Anja Kampe.

Ook de scenografie kwam hem ter hulp want via de draaicaroussel kon hij dolen door zijn herinneringen : de feestdis waar hij zijn laatste vrijpartij met Isolde beleefde, de slaapkamer van Isolde waar nu zijn moeder op het bed ligt terwijl "die alte Weise" weerklinkt. Het is als de slideshow van Peter Konwitschny maar zonder de banaliteit van de diaprojector. Olivier Py had in Genève (2005) iets gelijkaardigs verzonnen. Zoals verwacht legt Tristan zich te sterven op de feestdis.

Scènisch en vocaal was dit allemaal ijzersterk. De liefdesdood komt daarna een beetje als een anti-climax want Guth laat Isolde neerzijgen op het dode lichaam van de held. De koning doet nog een vergeefse poging met een uitgestoken hand. Kortom, dit was het boeiendste derde bedrijf dat ik ooit al gezien heb.

Matti Salminen is nog een schim van zichzelf. Dat hij desondanks toch nog wist te ontroeren kwam door de herinnering aan zijn grote dagen en niet door de hoorbare breekbaarheid van zijn stem. Die is rauw, laat een lichte heesheid horen en een problematische intonatie. Omdat ik niet voor een Salminen-basher wil doorgaan verwijs ik nog maar eens naar de dvd opname van Jean-Pierre Ponnelle in Bayreuth (1983), inmiddels toch al meer dan 30 jaar geleden. Aan die interpretatie heeft hij nooit één jota veranderd. Dat was ook niet nodig want ze was perfect. Wellicht is het ook de grootste vocale interpretatie uit de geschiedenis want een betere heb ik nooit gehoord. Om één of andere reden heeft de noblesse van de gekwetste koning altijd veel beter bij hem gepast dan booswichten als Hagen. In Zürich kan hij nog steeds rekenen op bijzonder veel bijval. De Finse reus staat daarop te kijken alsof hij het zelf niet kan geloven.

Michele Breedt als Brangäne liet nogal wat instabiliteiten horen, waaronder een slordig vibrato. John Lundgren zong Kurwenal met een zeer diepe bariton, bijna een basbariton. Dat vond ik niet onaangenaam al produceerde hij ook een wat kelig geluid. Dat hij er geen plakkerig, larmoyant noch homo-erotisch personage van maakte in het derde bedrijf kwam als een verademing.

De Philharmonie Zürich is een voortreffelijk operaorkest. John Fiore, de muziekdirecteur van Oslo, kon zijn manschappen gepaste temporelaties afdwingen en een gedifferentieerde dynamiek ontlokken, alsof hij er elke dag voor stond.

dinsdag 10 februari 2015

Jenufa in Stuttgart (****)

Foto: A.T. Schaefer

DE ENGEL VAN DE METAMORFOSE

Omdat regisseur David Alden het met intendant Albrecht Puhlmann niet kon vinden moest Calixto Bieito deze productie anno 2007 in minder dan drie weken klaarstomen en de door Alden voorziene decors de zijne noemen. Dit haastwerk bepaalt in grote mate de twee pijnpunten van deze productie: de scenografie is niet bijzonder effectief en over de psychologische motivatie van de personages is onvoldoende nagedacht. Desondanks blijft deze productie heel goed overeind.

Een kerktoren valt nergens te bespeuren. Alle religieuze symboliek is afwezig. De dorpsmolen is verdwenen uit het straatbeeld en vervangen door een verloederde textielfabriek. Het scènebeeld dat aldus ontstaat situeert de handeling in één of andere post-communistische Oost-europese staat. Met enige verbeelding kan je er een achterlijk Oost-europees dorp in zien, waar de eer nog een rol speelt en door een onwettig kind in gevaar zou kunnen worden gebracht. Een hoop lompen liggen op het midden van het toneel. Iedereen kan er zich op zijn manier in afreageren.

Jenufa is de blonde vamp van het dorp. Daar is ze zich zeer goed van bewust en Bieito maakt erg duidelijk hoezeer ze op Laca neerkijkt. Voortdurend daagt ze hem uit. Dat hij uit frustratie het mes in haar appelrode wagen zet wordt daardoor erg plausibel. Het maakt haar persoonlijk rijpingsproces naar de vergevingsgezinde engel van het derde bedrijf extra ontroerend, zij het enigszins utopisch.

De kosteres is niet de gebruikelijke kwezelachtige weduwe. Ze draagt geen moreel pantser, enkel een grijs mannenpak. In leeftijd verschilt ze nauwelijks van haar pleegkind, hetgeen zeer goed mogelijk is. Zo wordt ze een personage dat Jenufa's stress op zichzelf projecteert. We weten dat ze veel tekort is gekomen in de liefde en mogelijk is zij door haar kinderloosheid als vrouw gefrustreerd. In de nabespreking met het publiek (uniek in Stuttgart !) vertelde Angela Denoke dat ze door het kleine leeftijdsverschil ongegeneerd kan inzetten op erotiek om Steva te verleiden tot een huwelijk met Jenufa. Mij lijkt het juist sterker indien een vrouw met een grotere maturiteit zulke vergeefse poging onderneemt.

"Es gibt noch immer Frauen, die ihre Kinder umbringen, permanent liest man von solchen Fällen. Heute führen natürlich andere Beweggründe zu solchen Taten, aber die Frage, die man sich stellt, bleibt auch im 21. Jahrhundert die gleiche: was hat diese Frau so weit gebracht? ", zegt Denoke. Dat had ik zelf ook wel graag geweten maar een afdoend antwoord hierop wordt door de regie niet geleverd. Met haar blote vuisten slaat ze het kind de hersens in, een ijzingwekkend moment dat mijn buurvrouw de blik deed afwenden.

Voor Angela Denoke is de kosteres een debuut en omdat de stem nog steeds in prima conditie verkeert hoeft ze de partij niet te zingen als een versleten sopraan. Het vibrato is nog steeds rimpelloos en ze beschikt over een goed gefocusseerde stem waarmee ze het gevecht met het orkest best aankan. Ooit wilde Bayreuth een Brünnhilde van haar maken. Dat zal ze wellicht nooit worden maar dat ze tot een intelligente en veelgelaagde Kundry in staat is, heeft ze in Londen en Wenen ondertussen bewezen. Last but not least is ze het type zangeres dat Gerard Mortier kon verleiden. Daarmee is alles gezegd.

De intensiteit waarmee ze de kosteres speelt doet denken aan Anja Silja. Aan het einde van het tweede bedrijf, wanneer ze in het geluid van de wind de engel des doods ontwaart, begint ze, overmand door schuld, obsessief de tafel schoon te vegen waarop ze het kind vermoordde. Het leverde een bloedstollende finale op voor het tweede bedrijf; Janaceks snijdende drieklanken deden de rest.

Het tweede en het derde bedrijf gaan in mekaar over zonder rustpauze. Terwijl de hallucinatie van de kosteres minutenlang wordt verdergezet met het geluid van huilende babys maakt de fabriek zich klaar voor een nieuwe werkdag. Tientallen tafels met naaimachines worden aangevoerd, een onverwachte setting voor de voorbereiding van een huwelijk.
Het kinderlijkje bewaart de kosteres onder haar rok. Met deze erotische toeeigening van het dode kind lijkt ze de ongewenste geboorte te willen terugdraaien. Wanneer ze het kind verliest komt haar schanddaad aan het licht.

Bieito laat deze Jenufa eindigen met een geforceerde catharsis : de pasgehuwden gooien lompen naar mekaar en bescheuren zich van het lachen.

Pavel Cernoch als Laca is een voortreffelijk acteur. Hij blinkt uit in karaktervolle, lyrische tenorpartijen. Als Tsjech, afkomstig uit Brno, is hij bovendien goed geplaatst om Janaceks spraakmelodieën correct te articuleren. Van de beide halfbroers levert hij het beste spel. Steva heeft enkel de stem om ons en Jenufa voor zich in te nemen. Daarvoor moet hij voldoende goud in de keel hebben en een minimum aan spinto mogelijkheden ten behoeve van de korte maar intense lyriek van zijn liefdesverklaring in het eerste bedrijf. Gergely Nemeti heeft dat niet en speelt een tamelijk onzekere macho. Mijn voorbeeld als Steva blijft Mark Baker in de dvd-opname van Glyndebourne (1989).

De kleine rol van Jano wordt scenisch en vocaal uitstekend ingevuld door Yuko Kakuta, voortreffelijk getypeerd als streetwise kid en stoorzender met obligate averechtse pet op het hoofd.

Rebecca von Lipinski maakte over de hele lijn een goede beurt als Jenufa en zong vooral een gaaf en ontroerend gebed.

Sylvain Cambreling laat zijn orkest weer luid musiceren. In de akoestisch voordelige ruimte van het Staatstheater levert dit een orchestrale lezing op met veel detail, kleur, betoverende solistische momenten van de altviool en formidabele climaxen. Dat gaat een beetje ten koste van de zangers want de scène biedt meestal weinig steun en is meestal open tot aan de naakte wanden van de toneeltoren.
Stuttgart speelt de versie van Brno. Die zou ondermeer expressiever klinken in het koper dan de Praagse bewerking van Karel Kovarevic. Ik telde drie trombones, 1 tuba en 4 hoorns. Wie het Staatstheater een beetje kent weet hoe overweldigend de kopers hier klinken in de zaal. Zelfs de xylofoonklanken dwarrelen hier als sneeuwvlokken uit het plafond.

donderdag 5 februari 2015

Tristan und Isolde opent seizoen 2016-2017
aan de Metropolitan


De Poolse regisseur Mariusz Trelinski, momenteel aan het werk in New York met de double bill Iolanta/Bluebeard's castle, zal de nieuwe productie van "Tristan und Isolde" voor zijn rekening nemen en daarmee het seizoen 2016-2017 openen aan de Metropolitan. Met Stuart Skelton, Nina Stemme en René Pape in de hoofdrollen en Sir Simon Rattle op de bok. Allicht te zien in de cinema.

Daarvoor zal de productie eerst in première gaan in Baden-Baden in maart 2016.

Seizoen 2015-2016 : Opéra de Paris


Alsof de zon doorheen het wolkendek breekt na een felle regenbui, zo oogt het eerste seizoensprogramma van de nieuwe intendant Stéphane Lissner. Hij heeft er 2 jaar in alle sereniteit aan kunnen werken, zo zegt hij zelf. En het is er aan te merken want ik wil graag elke première in mijn programma opnemen : er zijn weer werken uit de 20e eeuw, er zijn weer sterren en er zijn weer interessante regisseurs te beleven. Parijs heeft weer een opera. Oordeel zelf.

1. MOSES UND ARON
Philippe Jordan / Romeo Castellucci
Thomas Johannes Mayer, John Graham-Hall

2. LE CHATEAU DE BARBE-BLEUE / LA VOIX HUMAINE
Esa-Pekka Salonen / Krzysztof Warlikowski
Johannes Martin Kränzle/Ekaterina Gubanova
Barbara Hannigan (La voix Humaine)

3. LA DAMNATION DE FAUST
Philippe Jordan/Alvis Hermanis
Jonas Kaufmann/Bryan Hymel, SOphie Koch, Bryn Terfel

4. IL TROVATORE
Daniele Callegari/Alex Ollé
Ludovic Tézier, Anna Netrebko, Marcelo Alvarez/Fabio Sartori, Roberto Tagliavini

5. DIE MEISTERSINGER VON NÜRNBERG
Philippe Jordan/Stefan Herheimer
Gerald Finley, Bo Skovhus, Brandon Javanovich, Julia Kleiter, Paul Scheinester
Hier is de vraag : hoe zal Gerald Finley zich met zijn iets te kleine stem kunnen handhaven in de akoestische ramp die de
Bastille is?

6. IOLANTA /CASSE-NOISETTE
Alain Altinoglu / Dmitri Tcherniakov / Sidi Larbi Cherkaoui
Alexander Tsymbalyuk, Sonya Yoncheva

7. RIGOLETTO
Nicola Luisotti/Claus Guth
Michael Fabiano/Francesco Demuro, Olga Peretyatko/Irina Lungu, Quinn Kelsey/Franco Vassallo, Rafal Siwek/Andrea Mastroni

8. LEAR (Aribert Reimann)
Fabio Luisi/Calixto Bieito
Bo Skovhus, Gidon Saks, Riccarda Merbeth, Erika Sunnegardh, Annette Dasch

maandag 2 februari 2015

Der Fliegende Holländer in Zürich op dvd (****)


"Durch Gewitter und Meer vom Mohrenstrand, hab' dir was mitgebracht", zingt de Steuermann bij de aanvang van het eerste bedrijf. Het zal dit "Mohrenstrand" geweest zijn dat Andreas Homoki op het idee gebracht heeft om Afrika te betrekken als één van de kapstokken in het concept van deze Fliegende Holländer, zijn eerste regie als intendant van de opera van Zürich. Zo zien we de gewetenloze zakenman Daland als de eigenaar van een grote rederij die schepen laat uitvaren naar Afrika, ook naar Kaap de Goede Hoop waar de Vliegende Hollander al eens uithangt. Aan de centrale wand in zijn hoofdkwartier hangt een grote kaart van het Afrikaans continent met al de havens die bediend worden. Zijn mannelijk personeel bestaat uit ouderwets besnorde en gebrilde klerken. Het vrouwenkoor zijn gebrilde secretaressen in witte blouses. De spinnewielen zijn gemuteerd tot ouderwetse typemachines. Daland heeft ook de beschikking over een persoonlijke dienaar, een Afrikaan in wit livrei en met een grappig fez-hoedje. Communicatie met de schepen gebeurt per telefoon en per telex. Daaruit kunnen we afleiden dat we ons ergens in de jaren 1920 bevinden. Een schip krijgen we in deze productie niet te zien behalve op een videowand die de op hol geslagen verbeelding van Senta aanschouwelijk maakt.

De "Schauerromantik" die door het stuk woelt komt in deze productie goed uit de verf. De sfeer op het toneel schakelt tussen realiteit en droom. Niet de hallucinaties van Senta triggeren de droomscènes maar de horror van het dramatische gegeven (de aankomst van het schip van de Hollander in het eerste bedrijf en het ontwaken van het spookschip in het derde bedrijf ). Wanneer dat gebeurt verandert het licht in gothisch blauw en verstart het koor in een fascinerende pantomime. Andreas Homoki zit met zijn bewegingsregie de muziek heel dicht op de hielen. En dat loont zich vooral bij het koor, dat zeer gedifferentieerd ageert, grappig uit de hoek komt, en in feite het boeiendste personage wordt van het stuk. Ook de tijd durft al eens te ontsporen wanneer de wijzers van de wandklok een loopje nemen op het tempo van de muziek.

De centrale wand kan 360° draaien waardoor een bevreemdende dynamiek ontstaat en dat toelaat dat het koor en de solisten op een spannende manier kunnen opkomen en afgaan. De Hollander verschijnt vanuit het niets en op een bepaald moment zie je hem, door gebruik van een dubbelganger, rechts van het podium verdwijnen om onmiddelijk links terug te verschijnen.

Het koor van de dronken matrozen culmineert in het pesten van Dalands dienaar waarna deze transformeert in een halfnaakte Afrikaanse krijger. Matrozen zijgen dood neer, geraakt door Afrikaanse pijlen. De kaart van Afrika vat vuur en de hele sequentie van het ontwaakte spookschip lijkt op een weerwraak van het door Daland gekoloniseerde Afrika.

Zürich speelt de versie van 1843 zonder het "verlossingseinde" dat Wagner pas in 1860 zal produceren na "Tristan und Isolde" te hebben voltooid. Met het jachtgeweer van Erik schiet Senta zichzelf door de mond. Van de Hollander geen spoor meer. Dan valt het doek. Elke catharsis blijft uit.

Voor Bryn Terfel kreeg deze productie een opmerkelijke autobiografische bijklank. Uitgerekend in de periode van deze opname liet zijn echtgenote en moeder van zijn kinderen haar Vliegende Hollander in de steek voor een 20 jaar jongere Erik die nog bij zijn moeder inwoont.

Terfel zingt de monoloog van de Hollander als een 24 karaats Wotan. Welke basbariton kan "Niemals der Tod" met zoveel aplomb in het auditorium gooien? Zijn dictie is voortreffelijk en zijn zin voor nuancering en dynamiek indrukwekkend. Alleen Dietrich Fischer-Dieskau, die geenszins over de vocale mogelijkheden van de Welshman beschikte, kon de partij van de Hollander injecteren met een fraaiere frasering en met de nuancering van een liedzanger.

Anja Kampe moet voor de krachtpatser uit Wales nauwelijks onderdoen. Ze zingt de ballade zonder enige vocale instabiliteit en tot grote consternatie van haar verloofde Erik, kleedt zich half uit in de finale van haar lied. Haar obsessie voor de Hollander is pure lust. Ze doet dat met zoveel overtuiging en zoveel sympathieke faciale expressie, dat je haar pathologische obsessie geen seconde kwalijk neemt. Haar duet met Terfel is dan ook een vocaal hoogtepunt.

Dat Matti Salminens stem aan diggelen ligt dat wisten we al sinds zijn Gurnemanz in Keulen. Deze opname dateert van 3 maanden voordien. Het is pijnlijk om deze in al haar voegen krakende stem te horen tijdens zijn aanvangsaria, maar nadien verbetert zijn voordracht tot een acceptabel niveau.

Marco Jentzsch's geknepen tenor kampt wat met hoogtevrees en intonatieproblemen. In zijn Tirools jagerspak is hij een geknipte figuur om de afgewezen minnaar te spelen. Nadat Senta haar intenties ten aanzien van de Hollander heeft duidelijk gemaakt krijgt de stakker de hoon van het gehele mannenkoor over zich heen.

Liliana Nikiteanu belichaamt het morele superego van Mary met verve.

Alain Altinoglu houdt zijn manschappen van de Philharmonie Zürich stevig in zijn greep van de eerste tot de laatste maat. De scène is prachtig uitgelicht voor het uitstekende camerawerk van Nele Münchmeier.

Koele minnaars van Der Fliegende Holländer, zoals ik, kunnen zich dankzij deze productie opnieuw verzoenen met het oudste stuk uit de Wagnercanon. Bryn Terfel zal opnieuw te beleven zijn in de nieuwe productie van Tim Albery die op 24 februari live vanuit het Royal Opera House te bekijken valt in Utopolis.


zondag 1 februari 2015

De Ring van Achim Freyer op dvd



Bij Arthaus Musik verschijnt op 9 maart de kleurrijke en magische Ring van Achim Freyer. Jammergenoeg enkel op dvd en niet op blu ray.

Lees hier de Leidmotief recensie van Das Rheingold.

Bekijk de trailer :


Die Walküre is live te bekijken in Mannheim op 26 april en 25 mei.